In deze zaak heeft eiser, die studiefinanciering ontving, op 2 augustus 2022 een verzoek ingediend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) om over te stappen naar de terugbetalingsregels die gelden vanaf 2018, met een aflossingsperiode van 35 jaar. Dit verzoek werd op 15 augustus 2022 door DUO afgewezen, en na een bestreden besluit op 7 oktober 2022 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak op 4 april 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van DUO aanwezig waren.
De rechtbank heeft beoordeeld of eiser onder het nieuwe stelsel valt, dat in werking is getreden op 1 september 2015. DUO stelde dat eiser geen studiefinanciering in de vorm van een basisbeurs heeft ontvangen onder het nieuwe stelsel, omdat hij tijdens zijn bacheloropleiding al gebruik had gemaakt van de prestatiebeurs. Eiser betoogde echter dat hij met zijn masteropleiding een nieuwe studie is begonnen en daarom onder het nieuwe stelsel valt.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet in aanmerking komt voor de overstap naar de nieuwe terugbetalingsregels. Eiser had gedurende zijn bacheloropleiding een volledige basisbeurs ontvangen en voldeed niet aan de voorwaarden om over te stappen naar de nieuwe regels. De rechtbank oordeelde dat de wetgeving duidelijk was en dat de verschillende regels voor studenten uit verschillende stelsels gerechtvaardigd zijn. Eiser's beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat er geen concrete toezeggingen waren gedaan door DUO die aan eiser's verwachtingen konden worden gekoppeld.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en het griffierecht niet terugkreeg. De uitspraak werd gedaan door rechter P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier S. Sari, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2023.