ECLI:NL:RBMNE:2023:2328

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
1628989021
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afdreiging, poging tot afdreiging, computervredebreuk en identiteitsmisbruik met naaktfoto's en video's

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afdreiging, poging tot afdreiging, computervredebreuk en identiteitsmisbruik. De verdachte, geboren in 2001, heeft zich schuldig gemaakt aan het dreigen met de openbaring van seksueel getinte foto- en video-opnamen van meerdere slachtoffers, waarbij hij hen heeft gedwongen deze opnamen te maken en te versturen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is geëist voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers, waaronder minderjarigen, en de langdurige gevolgen die deze feiten voor hen hebben gehad. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het binnendringen in Snapchat-accounts van slachtoffers en het gebruik van de identiteit van een ander voor zijn eigen gewin. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/289890-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.P.L. ter Laak en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.S.S. Overes, advocaat te Almere, alsmede hetgeen mr. J.M. Bekooij namens benadeelde partij [slachtoffer 1] , en benadeelde partij [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair
op meerdere tijdstippen in de periode van 19 augustus 2021 tot en met 24 augustus 2021 in Zeewolde, Breda, Rotterdam en Castricum, door bedreiging met smaad(schrift) en/of openbaring van een geheim op het internet, Instagram en in een Telegram Messenger groep, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het maken en versturen van seksueel getinte foto- en video opnamen van zichzelf en de inloggegevens van hun Snapchataccounts;
feit 1 subsidiair
in dezelfde periode en op dezelfde locaties hen hierdoor heeft gedwongen;
feit 1 meer subsidiair
in dezelfde periode en op dezelfde locaties hen door (bedreiging met) geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen hen heeft gedwongen;
feit 2 primair
op meerdere tijdstippen in de periode van 30 juni 2021 tot en met 4 oktober 2021 in Utrecht, Raalte, Rotterdam, Breda, Gouda en Acquoy heeft geprobeerd [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] te dwingen om seksueel getinte foto- en video opnamen van zichzelf te maken en te versturen, door bedreiging met smaad(schrift) en/of openbaring van een geheim op het internet, Instagram en in een Telegram Messenger groep, en dit foto- en videomateriaal door te sturen naar bekenden van hen;
feit 2 subsidiair
in dezelfde periode en op dezelfde locaties heeft geprobeerd om hen hierdoor te dwingen;
feit 2 meer subsidiair
in dezelfde periode en op dezelfde locaties heeft geprobeerd om hen door (bedreiging met) geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen hen te dwingen;
feit 3
op meerdere tijdstippen in de periode van 24 juli 2020 tot en met 2 november 2021 in Zeewolde, Raalte, Breda, Castricum, Soest en Gouda in de Snapchataccounts van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 5] is binnengedrongen met behulp van valse sleutels;
feit 4
op meerdere tijdstippen in de periode van 14 juni 2020 tot en met 23 augustus 2021 in Breda identiteitsfraude heeft gepleegd door wederrechtelijk gebruik te maken van de naam en foto’s van [slachtoffer 10] voor meerdere social media accounts.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 primair en het onder 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 en 2 zowel primair als subsidiair
tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 en 2 meer subsidiair tenlastegelegde en het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen t.a.v. het onder 1 en 2 tenlastegelegde
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de feiten bekend. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
t.a.v. feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 mei 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 22 augustus 2021, genummerd PL0900-2021268850-2, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beide werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 57 tot en met 59;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 8 november 2021, genummerd PL0900-2021268850-10, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de klacht van [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 223;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 24 augustus 2021, genummerd PL1100-2021176252-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , werkzaam bij de politie eenheid Noord-Holland, houdende een verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] , doorgenummerde pagina 239 tot en met 241;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 9 november 2021, genummerd PL1100-2021176252-5, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , werkzaam bij de politie eenheid Noord-Holland, houdende de klacht van [slachtoffer 3] , doorgenummerde pagina 243.
t.a.v. feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 mei 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 27 juli 2021, genummerd PL0600-2021345423-3, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , werkzaam bij de politie eenheid Oost-Nederland, houdende een verklaring van aangeefster [slachtoffer 4] , doorgenummerde pagina 182 tot en met 184;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 27 juli 2021, genummerd PL0600-2021345423-4, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , werkzaam bij de politie eenheid Oost-Nederland, houdende de klacht van [slachtoffer 4] , doorgenummerde pagina 191;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 31 augustus 2021, genummerd PL1500-2021253873-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] , werkzaam bij de politie eenheid Den Haag, houdende een verklaring van aangeefster [slachtoffer 5] , doorgenummerde pagina’s 214 en 215;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 4 november 2021, genummerd PL1500-2021253873-3, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] , werkzaam bij de politie eenheid Den Haag, houdende de klacht van [slachtoffer 5] , doorgenummerde pagina 335;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 23 september 2021, genummerd PL1700-2021289920-5, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] , beide werkzaam bij de politie eenheid Rotterdam, houdende een verklaring van aangeefster [aangeefster 1] namens haar dochter [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 192 tot en met 195;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 6 november 2021, genummerd PL1700-2021289920-7, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 12] , werkzaam bij de politie eenheid Rotterdam, houdende de klacht van aangeefster [aangeefster 1] , doorgenummerde pagina 344;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 6 november 2021, genummerd 2111061100.G, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 13] , beide werkzaam bij de politie eenheid Rotterdam, houdende een verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 346 tot en met 354;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 25 augustus 2021, genummerd PL1100-2021177280-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 14] , werkzaam bij de politie eenheid Noord-Holland, houdende een verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] , doorgenummerde pagina 198 tot en met 200;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 9 november 2021, genummerd PL1100-2021177280-3, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 15] , werkzaam bij de politie eenheid Noord-Holland, houdende de klacht van [slachtoffer 6] , doorgenummerde pagina 427;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 7 oktober 2021, genummerd PL0900-2021319499-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 16] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van aangeefster [slachtoffer 7] , doorgenummerde pagina 247 tot en met 250;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 10 oktober 2021, genummerd PL0900-2021319499-3, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 17] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de klacht van [slachtoffer 7] , doorgenummerde pagina 252;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 2 oktober 2021, genummerd PL0900-2021313961-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 18] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van aangeefster [slachtoffer 8] , doorgenummerde pagina’s 287 en 288.
Bewijsoverwegingen t.a.v. het onder 1 en 2 tenlastegelegde
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat wegens het ontbreken van enige economische waarde, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk heeft gehad om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. De rechtbank verwerpt dit verweer om de navolgende redenen. Uit de bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aangeefsters heeft benaderd met het aanbod om tegen betaling te chatten met een man en naaktfoto- en video’s van zichzelf toe te sturen. Aangeefsters hebben dit aanbod aanvaard en hebben verdachte de door hem verzochte foto’s en video’s toegestuurd. Deze foto’s en video’s vertegenwoordigen reeds daarmee een economische waarde, namelijk de prijs waarover overeenstemming was bereikt. Dat verdachte nooit van plan is geweest om daadwerkelijk voor de toestuurde foto’s en video’s te betalen en dat niet heeft gedaan, waarmee sprake is van bedrog, maakt niet dat de foto’s en video’s geen economische waarde zouden vertegenwoordigen. In tegendeel, door niet voor de foto’s en video’s te betalen is verdachte in feite ongerechtvaardigd verrijkt. Maar bovendien hebben deze foto’s en video’s wederrechtelijk voordeel voor verdachte opgeleverd, doordat verdachte met deze foto’s en video’s aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van inloggegevens van social media accounts en nog meer foto’s en video’s, en hij dat bij de andere aangeefsters heeft geprobeerd. Vanuit de social media accounts van aangeefsters benaderde verdachte, uit naam van zijn slachtoffers, dan weer andere vrouwen. Uit naam van deze verschillende vrouwen probeerde verdachte via social media andere vrouwen ervan te overtuigen om op het aanbod van de persoon die zich [slachtoffer 10] noemde, om tegen betaling met hem te chatten en seksueel getinte afbeeldingen van zichzelf toe te sturen, in te gaan.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich meermaals schuldig heeft gemaakt aan afdreiging en pogingen daartoe.
4.3.2
Bewijsmiddelen t.a.v. het onder 3 tenlastegelegde
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 mei 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van 23 augustus 2021, genummerd MD2R021102-6, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 19] en [verbalisant 20] , beide werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 61 tot en met 64;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 27 juli 2021, genummerd PL0600-2021345423-3, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , werkzaam bij de politie eenheid Oost-Nederland, houdende een verklaring van aangeefster [slachtoffer 4] , doorgenummerde pagina’s 183 en 184;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 24 augustus 2021, genummerd PL1100-2021176252-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , werkzaam bij de politie eenheid Noord-Holland, houdende een verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] , doorgenummerde pagina’s 240 en 241;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 7 november 2021, genummerd PL0900-2021353213-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 21] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van aangeefster [aangeefster 2] namens haar dochter [slachtoffer 9] , doorgenummerde pagina 231;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 9 november 2021, genummerd MD2R021102-114, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 21] en [verbalisant 22] , beide werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 9] , doorgenummerde pagina’s 227 tot en met 229;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 31 augustus 2021, genummerd PL1500-2021253873-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] , werkzaam bij de politie eenheid Den Haag, houdende een verklaring van aangeefster [slachtoffer 5] , doorgenummerde pagina 215;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 november 2021, genummerd MD2R021102-107, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 23] werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 173 tot en met 180.
4.3.3
Bewijsmiddelen t.a.v. het onder 4 tenlastegelegde
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 mei 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 14 december 2020, genummerd PL2000-2020242994-3, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 24] , werkzaam bij de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, houdende een verklaring van aangever [slachtoffer 10] , doorgenummerde pagina’s 309 en 310.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op meerdere tijdstippen in de periode van 19 augustus 2021 tot en met 24 augustus 2021 te Zeewolde, Breda, Rotterdam en Castricum, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] telkens heeft gedwongen tot het maken en versturen van seksueel getinte foto- en video opnamen van zichzelf en de inloggegevens van een Snapchataccounts, die geheel aan deze [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] toebehoorden, met dat oogmerk meerdere (Whatsapp)berichten heeft gestuurd naar voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] waarin hij dreigde om publiekelijk te openbaren de eerder door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van zichzelf gemaakte seksueel getinte foto- en video opnamen op het internet en deze op Instagram, en in een Telegram Messenger groep te zetten;
feit 2 primair
op meerdere tijdstippen in de periode van 30 juni 2021 tot en met 4 oktober 2021 in Utrecht, Raalte, Rotterdam, Breda, Gouda, Acquoy en elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] telkens te dwingen tot het maken en versturen van seksueel getinte foto- en/of video opnamen van zichzelf, die geheel aan deze [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] toebehoorden, met dat oogmerk meerdere (Whatsapp)berichten heeft gestuurd naar voornoemde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] waarin hij dreigde om publiekelijk te openbaren de eerder door voornoemde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] van zichzelf gemaakte seksueel getinte foto- en video opnamen op het internet en op Instagram, in een Telegram Messenger groep te zetten en ze aan bekenden van voornoemde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] te sturen, terwijl de uitvoering van dat door verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
op meerdere tijdstippen in de periode van 24 juli 2020 tot en met 2 november 2021 te Zeewolde, Raalte, Breda, Castricum, Soest en Gouda telkens opzettelijk en wederrechtelijk in de Snapchataccounts toebehorende aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 5] is binnengedrongen met behulp van meerdere valse sleutels, door
- het dreigen om seksueel getinte foto- en video opnamen van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 5] te openbaren, de gebruikersnaam en het bijbehorende wachtwoord van voornoemde Snapchataccounts te verkrijgen en
- vervolgens zich onbevoegd de toegang te verschaffen tot de Snapchataccounts van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 5] , telkens met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stond;
feit 4
op meerdere tijdstippen in de periode van 14 juni 2020 tot en met 23 augustus 2021 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, te weten de naam en meerdere foto’s van [slachtoffer 10] door die naam en foto’s te verstrekken ten behoeve van het gebruiken van meerdere social media accounts (te weten van Snapchat en Instagram) met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van die [slachtoffer 10] te misbruiken, uit welk gebruik enig nadeel kon ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
afdreiging;
feit 2 primair
poging tot afdreiging;
feit 3
computervredebreuk;
feit 4
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is de rechtbank geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend en gelet hierop gevorderd om verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 197 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling en contactverboden met alle slachtoffers, met uitzondering van [slachtoffer 10] . De officier van justitie heeft gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte een taakstraf op te leggen van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring heeft de raadsvrouw bepleit om verdachte een gevangenisstraf op te leggen, die gelijk is aan de duur van zijn voorarrest, en daarnaast een taakstraf en een voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen een behandelverplichting, reclasseringstoezicht en contactverboden als bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afdreigingen en pogingen daartoe van meerdere slachtoffers, door zich voor te doen als [slachtoffer 10] en hen in ruil voor naaktfoto’s en -video’s behoorlijke geldbedragen te bieden, terwijl hij niet van plan was hier daadwerkelijk voor te betalen. Hij heeft met dit doel een nepaccount aangemaakt op naam van [slachtoffer 10] . Vervolgens probeerde hij de vrouwen ervan te overtuigen/over te halen om op het aanbod van [slachtoffer 10] in te gaan, door hen via weer andere social media accounts, op naam van andere vrouwen, zoals [Gebruikersnaam 1] en [Gebruikersnaam 2] , te benaderen en– zogenaamd – hun positieve ervaringen met die [slachtoffer 10] met hen te delen. Zodra de slachtoffers op het aanbod ingingen en naaktfoto’s en -video’s van zichzelf stuurden, werden zij niet betaald, maar begon verdachte uit naam van [slachtoffer 10] te dreigen dat hij de afbeeldingen zou openbaren, als zij niet hun inlogcodes zouden afstaan en nog meer afbeeldingen zouden toesturen. Als [slachtoffer 10] werd verdachte daarbij steeds dwingender en drong hij hun social media accounts binnen met de buitgemaakte inlogcodes. Uit naam van onder andere [Gebruikersnaam 1] bracht verdachte de slachtoffers daarna weer in contact met zichzelf, want hij zou de slachtoffers wel kunnen helpen, door het account van [slachtoffer 10] te hacken. De slachtoffers moesten dan wel hun inlogcodes afstaan aan hem, verdachte, als zij door hem geholpen wilden worden. De slachtoffers raakten zo meer en meer verstrikt in het web van echte - en nepaccounts dat verdachte om hen had gespannen en de angst dat verdachte hun foto’s en video’s zou openbaren, heeft hen tot wanhoop gedreven. Verdachte is op deze manier vrouwen op social media blijven benaderen, zelfs nadat hij door de politie in december 2020 er op was aangesproken dat hij een meisje had benaderd voor naaktfoto’s. Ook nadat de ouders van de minderjarige [slachtoffer 1] verdachte meldden dat zij naar de politie zouden stappen, bleef verdachte proberen om hun dochter af te dreigen. Verdachte is pas gestopt toen hij door de politie werd aangehouden.
Verdachte heeft met zijn handelen op zeer grove wijze het vertrouwen van zijn slachtoffers misbruikt en hen opzettelijk in een zeer kwetsbare positie gebracht. Verdachte wist dat hij de slachtoffers in het nauw dreef en heeft verklaard dat hij telkens wilde onderzoekenhoe ver de slachtoffers zouden gaan. Verdachte heeft een gemeen spel met hen gespeeld, dat niet getuigt van enig respect voor deze vrouwen. Dit soort feiten hebben langdurige en veelal ernstige gevolgen, vooral voor minderjarigen die nog in een seksuele ontwikkelingsfase verkeren, zoals ook blijkt uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen. Slachtoffers slapen slecht, hebben nachtmerries, voelen zich vernederd en hebben zelfs zelfmoordgedachten (gehad). Slachtoffers zijn nog altijd bang dat verdachte hun foto’s en video’s op enig moment zal openbaren. Dat er veel meer slachtoffers zijn gemaakt dan dat er aangevers zijn, blijkt uit de hoeveelheid foto’s en video’s die onder hem zijn aangetroffen en het feit dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij wel van 50 tot 100 meiden naaktfoto’s heeft ontvangen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de verschillende adviezen die over verdachte zijn uitgebracht. Uit de Pro Justitia rapportage van 16 februari 2022 blijkt dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsdynamiek die geclassificeerd kan worden als een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Ten aanzien van de sociale kant en de onlinewereld laat verdachte fors grensoverschrijdend gedrag zien. Over de seksuele grensoverschrijdende component heeft verdachte geen openheid van zaken gegeven, waardoor het een
black boxis gebleven. Het geweten van verdachte is zowel cognitief als affectief gestoord, waardoor het advies is om het bewezenverklaarde vanwege de doorwerking van de stoornis in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Een intensieve gestructureerde (dag)behandeling met veel aandacht voor de preventie van recidive wordt als noodzakelijk gezien. Tevens wordt geadviseerd middels een forensische poliklinische dagbehandeling vanuit [Instelling] (of een soortgelijke zorginstelling) te werken aan de gestelde doelen voor verdachte, waarbij na verloop van tijd kan worden overgestapt op ambulante poliklinische behandeling. Naast het intensieve toezicht op de eerdergenoemde forensische (dag)behandeling wordt geadviseerd om tevens toezicht te houden op de gegevensdragers van betrokkene en zijn online contacten en activiteiten.
Uit het voortgangsverslag van [Instelling] van 20 april 2023 volgt dat verdachte de seksuele anamnese heeft afgerond en begonnen is aan de delictanalyse en systeemtaxatie. De bevindingen hierover zijn niet met de rechtbank gedeeld. De gestelde behandeldoelen zijn volgens het verslag nog niet aan bod gekomen, maar verdachte werkt mee aan de behandeling en zet zich hiervoor in. Verdachte is opvallend reflectief, maar er lijken soms wat blinde vlekken in zijn leven voor hem te zijn. Verdachte staat ervoor open om dit, en de invloed die zijn thuissituatie op de ontwikkeling van zijn emoties en gedrag heeft (gehad), te laten onderzoeken.
Het voortgangsverslag van de Reclassering Nederland van 1 mei 2023 vermeldt dat volgens [Instelling] bij een jongen van 20 nog niet kan worden gesteld dat sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. [Instelling] acht het mogelijk dat verdachte beschadigd is geraakt door de opvoeding en dat zijn ontwikkeling hierdoor achterloopt. Het NIFP gaf aan dat er een dagbehandeling nodig is om betrokkene op een juiste wijze te kunnen behandeling, maar volgens [Instelling] verloopt de behandeling goed en is een poliklinische behandeling afdoende.
Op basis van deze rapporten ziet de rechtbank weliswaar aanleiding voor het bestaan van psychische problematiek bij verdachte, maar de enkele vaststelling hiervan is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat verdachte in de bewezen verklaarde periodes in zijn keuzes als gevolg hiervan werd beperkt en daardoor verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Gelet op het voornoemde zal de rechtbank het advies, om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, niet overnemen.
Uit het advies van Reclassering Nederland van 25 februari 2022 volgt dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde instabiliteit ervaarde op de leefgebieden van dagbesteding, sociaal netwerk en relatie met partner, familie en gezin. Deze factoren worden als risico verhogend gezien. Van kleins af aan heeft verdachte een moeizame relatie met zijn ouders. Hij nam thuis amper deel aan het gezinsgebeuren en trok zich voornamelijk terug op zijn slaapkamer. Zijn psychosociaal functioneren schijnt in hoofdzakelijk verband te staan met het bewezenverklaarde en kan daardoor tevens als risico verhogende factor worden gezien. De persoonlijkheids- en gewetensontwikkeling van verdachte is mede door de opvoeding scheef gegroeid. Er wordt geadviseerd om het volwassenstrafrecht toe te passen, nu er geen noodzaak tot pedagogische beïnvloeding is, en om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke staf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
Daarnaast volgt uit het voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 1 mei 2023 dat het toezicht van verdachte goed verloopt en dat hij meewerkt aan de behandeling van [Instelling] . Hij werkt fulltime in de IT, heeft een relatie en wil graag zelfstandig gaan wonen. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld en kan volgens de reclassering worden verminderd met ambulante behandeling vanuit [Instelling] en reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 23 maart 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Ter terechtzitting van 3 mei 2023 heeft verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden verklaard dat hij is gestopt met zijn HBO studie, maar van plan is om een andere HBO studie op te pakken. Hij probeert zoveel mogelijk te werken waardoor hij zich niet meer verveelt, en heeft verklaard zich enigszins te hebben gedistantieerd van social media.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de vaststelling van de duur van deze straf houdt de rechtbank rekening met het aantal slachtoffers, de jeugdige leeftijd van sommigen van hen en de lange duur van het handelen van verdachte en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. Dat verdachte is doorgegaan met afdreigen na het gesprek met de politie in december 2020 en na de waarschuwing van de ouders van één van de slachtoffers en feitelijk pas is gestopt na ingrijpen van de politie, weegt zeer strafverzwarend mee.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en omdat de rechtbank oordeelt dat de feiten volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een hogere vrijheidsbenemende straf dan door de officier van justitie is gevorderd, nu gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Op basis van de voornoemde reclasseringsadviezen is de rechtbank van oordeel dat verdachte gebaat is bij het geschetste kader van reclasseringstoezicht met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte contactverboden met alle slachtoffers, met uitzondering van [slachtoffer 10] , worden opgelegd. De rechtbank zal deze voorwaarden verbinden aan een voorwaardelijk strafdeel.
Concluderend acht de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 55.009,72. Dit bedrag bestaat uit € 9,72 aan materiële schade, € 5.000,- aan immateriële schade en € 50.000,- aan toekomstige materiële en immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.998,-. Dit bedrag bestaat uit € 998,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. Voorts vordert zij een bedrag van € 116,- aan proceskosten.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.800,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade ten gevolge van de aan verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe te wijzen, tot een bedrag van € 5.009,72, bestaande uit € 5.000,- aan immateriële schade en € 9,72 aan proceskosten, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente. Voor het overige heeft de officier van justitie gevorderd om benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Ten aanzien van benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft de officier van justitie gevorderd om de vorderingen geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Subsidiair heeft de raadsvrouw het volgende bepleit.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot vergoeding van toekomstige schade. De raadsvrouw heeft verzocht om de immateriële schadepost te matigen. De raadsvrouw heeft verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam en gesteld dat er in de onderhavige zaak maximaal sprake kan zijn van categorie 1 van de tabel, die door de rechtbank Rotterdam in deze uitspraak is opgemaakt. [1]
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de raadsvrouw betwist dat sprake is van een causaal verband en dat de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. Meer subsidiair heeft zij verzocht aansluiting te zoeken bij de voornoemde categorie 1 van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw verzocht om de materiële schade af te wijzen wegens onvoldoende onderbouwing en de immateriële schade te matigen overeenkomstig de voornoemde tabel van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] heeft de raadsvrouw verzocht om aansluiting te zoeken bij de eerste uitspraak die in de onderbouwing van de vordering wordt genoemd, dat resulteert in een toewijzing van € 1.300,- aan immateriële schade.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde immateriële schade dat bij de vaststelling van het toe te wijzen bedrag is gelet op de bewezen verklaarde periodes en de gevolgen van de bewezen verklaarde feiten voor de benadeelde partijen. Immers hebben sommige benadeelde partijen ten gevolge van het handelen van verdachte professionele hulpverlening gehad. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partijen voldoende hebben onderbouwd dat zij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade hebben geleden, hetgeen onvoldoende gemotiveerd is betwist. In zoverre komen zij daarom allemaal in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. Indien er bij één van de benadeelde partijen reeds hulpverlening aan de orde was, leidt dit niet tot een ander oordeel. De reactie van een slachtoffer, dat wordt teweeggebracht door een eigen persoonlijke predispositie, komt niet voor hun rekening. De rechtbank oordeelt in het onderhavige geval dat dit aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank stelt de vergoeding wegens de door benadeelde partijen geleden immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van (ten minste) € 2.500,-.
[slachtoffer 1]
Namens [slachtoffer 1] is voldoende gesteld en onderbouwd dat de exacte omvang van de geleden immateriële schade niet vaststaat, omdat mevrouw [slachtoffer 1] nog altijd psychische klachten ervaart waarvoor zij ook nog wordt behandeld. Daarom oordeelt de rechtbank dat de vergoeding wegens immateriële schade ten minste € 2.500,- bedraagt, zodat dit bedrag toewijsbaar is en zij voor het meerdere in haar vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter, nu de beoordeling van toekomstige schade in dit stadium een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
De rechtbank veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 9,72 wegens parkeerkosten bij een bezoek aan de advocaat; zulke kosten betreffen de voorbereiding van de procedure en komen daarom niet voor toewijzing als materiële schade in aanmerking.
De rechtbank legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 2.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling.
De rechtbank bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
[slachtoffer 2]
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.500,-, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
Tegenover de gemotiveerde betwisting namens verdachte heeft [slachtoffer 2] onvoldoende onderbouwd dat zij als gevolg van het bewezenverklaarde materiële schade heeft geleden ter hoogte van € 998,-. Aanhouding van de procedure ten einde haar in de gelegenheid te stellen haar vordering op dit punt nader te onderbouwen, levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting op van het strafproces. De rechtbank verklaart de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk in dit deel vanhaar vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af.
De rechtbank veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 116,-.
De rechtbank legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 2.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling.
De rechtbank bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
[slachtoffer 3]
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.500,-, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde af.
De rechtbank veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 2.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling.
De rechtbank bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
[slachtoffer 4]
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het door haar gevorderde bedrag van € 1.800,-, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade; de rechtbank kan niet meer toewijzen dan is geëist.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 1.800,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 28 dagen gijzeling.
De rechtbank bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 138ab, 231b en 318 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden nietzal worden ten uitvoer gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich direct na beëindiging van zijn detentie zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Langendijk 34, 4819 EW te Breda en zich zal blijven melden zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van GGZ Breburg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de volgende personen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht:
o
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2006;
o
[slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2003;
o
[slachtoffer 8] , geboren op [geboortedatum 4] 2003;
o
[slachtoffer 6] , geboren op [geboortedatum 5] 2002;
o
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 6] 2002;
o
[slachtoffer 7] , geboren op [geboortedatum 7] 2001;
o
[slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum 8] 2001;
o
[slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 9] 2001;
o
[slachtoffer 9] , geboren op [geboortedatum 10] 2007.
de rechtbank gaat er van uit dat het Openbaar Ministerie de verder voor het toezicht benodigde persoonsgegevens aan de toezichthouder zal verstrekken.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van de voorwaarde betreffende de contactverboden. De politie wordt belast met het toezicht op de laatstgenoemde voorwaarde;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.500,-, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde toekomstige schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 9,72;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 2.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.500,-, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 116,-;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 2.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.500,-, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 2.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 1.800,-, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 1.800,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 28 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. M.C. Danel en E.G. de Jong , rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 mei 2023.
Mr. Danel en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 augustus 2021 tot en met 24 augustus 2021 te Zeewolde en/of Breda en/of Rotterdam en/of Castricum, en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van enig goed, dat geheel of ten dele aan deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] toebehoorde, te weten tot het maken en/of versturen van seksueel getinte foto- en/of video opnamen van zichzelf en/of de inloggegevens van een Snapchataccount, met dat oogmerk een of meer (whatsapp)berichten heeft gestuurd/afgeleverd bij voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] waarin hij, verdachte, dreigde -zakelijk weergegeven - om publiekelijk en/of valselijk te openbaren de eerder door [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van zichzelf gemaakte seksueel getinte foto- en/of video opname(n) op het internet en/of op Instagram en/of in een Telegram Messenger groep te zetten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 augustus 2021 tot en met 24 augustus 2021 te Zeewolde en/of Breda en/of Rotterdam en/of Castricum, en/of elders in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , door bedreiging met smaad en/of smaadschrift gericht tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten het maken en/of toesturen van seksueel getinte foto- en/of video opnamen van zichzelf en/of de inloggegevens van een Snapchataccount door te dreigen om seksueel
getinte foto- en/of video opnamen van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , op het internet en/of op Instagram en/of in een Telegram Messenger groep te zetten;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 augustus 2021 tot en met 24 augustus 2021 te Zeewolde en/of Breda en/of Rotterdam en/of Castricum en/of elders in Nederland, een ander, te weten mevrouw [slachtoffer 2] en/of mevrouw [slachtoffer 3] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het maken en/of toesturen van seksueel getinte foto- en/of video opnamen van zichzelf en/of de inloggegevens van een Snapchataccount door te dreigen om seksueel getinte foto- en/of video opnamen van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op het internet en/of op Instagram en/of in een Telegram Messenger groep te zetten;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2021 tot en met 4 oktober 2021 te Utrecht en/of Raalte en/of Rotterdam en/of Breda en/of Gouda en/of Acquoy, en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] (telkens) te dwingen tot de afgifte van enig goed, dat geheel of ten dele aan deze [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] toebehoorde, te weten tot het maken en/of versturen van seksueel getinte foto- en/of video opnamen van zichzelf, met dat oogmerk een of meer (whatsapp)berichten heeft gestuurd/afgeleverd bij voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] waarin hij, verdachte, dreigde - zakelijk weergegeven - om publiekelijk en/of valselijk te openbaren de eerder door voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] van zichzelf gemaakte seksueel getinte foto- en/of video opnamen op het internet en/of op Instagram en/of in een Telegram Messenger groep te zetten en/of ze aan bekenden van voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] te sturen, terwijl de
uitvoering van dat door verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2021 tot en met 4 oktober 2021 te Utrecht en/of Raalte en/of Rotterdam en/of Breda en/of Gouda en/of Acquoy, en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] door bedreiging met smaad en/of smaadschrift gericht tegen die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten het maken en/of toesturen van seksueel getinte foto- en/of video opnamen van zichzelf, door te dreigen de seksueel getinte foto- en/of video opnamen van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] op het internet en/of op Instagram en/of in een Telegram
Messenger groep te zetten en/of ze aan bekenden van voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] te sturen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2021 tot en met 4 oktober 2021 te Raalte en/of Rotterdam en/of Breda en/of Gouda en/of Acquoy en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten (slachtoffers onder feit 2) door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het maken en/of toesturen van seksueel getinte foto- en/of video opnamen van zichzelf en/of de inloggegevens van een Snapchataccount door te dreigen om seksueel getinte foto- en/of video opnamen van die (slachtoffers onder feit 2) op het internet en/of op Instagram en/of in een Telegram Messenger groep te zetten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 juli 2020 tot en met 2 november 2021 te Zeewolde en/of Raalte en/of Breda en/of Castricum en/of Soest en/of Gouda, en/of elders in Nederland, meermalen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in (een gedeelte van) een geautomatiseerde werken, te weten een server en/of een computersysteem bevattende de/het Snapchataccount(s) toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 5] , of in een deel daarvan, is binnengedrongen en/of door een technische ingreep en/of met behulp van één of meer valse sleutel(s), door
- al dan niet door middel van het dreigen om seksueel getinte foto- en/of video opnamen van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 5] te openbaren, de gebruikersnaam en/of het (bijbehorende) wachtwoord van voornoemd(e) Snapchataccount(s) te achterhalen/verkrijgen en/of
- ( vervolgens) zich onbevoegd de toegang te verschaffen tot de/het Snapchataccount(s) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 5] en/of zich de toegang te verschaffen tot dat/die Snapchataccount(s) (telkens) met een ander doel dan waarvoor hem, verdachte, die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stond;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 juni 2020 tot en met 23 augustus 2021 te Breda en/of elders in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens van een ander, te weten de naam en/of een of meerdere foto’s van [slachtoffer 10] door die naam en/of foto’s te verstrekken ten behoeve van het gebruiken van een of meerdere social media accounts (te weten een social media account van Snapchat en/of Instagram) met het oogmerk om zijn, verdachtes, identiteit te verhelen en/of de identiteit van die [slachtoffer 10] te verhelen of misbruiken, uit welk gebruik enig nadeel kon ontstaan.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RBROT:2022:237, uitspraak van 18 januari 2022.