ECLI:NL:RBMNE:2023:2321

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/867
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake herbeoordeling kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 17 mei 2023, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag op 11 mei 2021, maar de Belastingdienst heeft niet tijdig beslist. Eiseres heeft op 3 mei 2022 verweerder in gebreke gesteld, waarna zij op 27 februari 2023 beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank draagt verweerder op om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen, met een uiterste datum van 1 juli 2024. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt een vergoeding van € 418,50 voor de proceskosten en het betaalde griffierecht van € 50,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/867

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Yüksel),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [A] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 11 mei 2021 om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 21 maart 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Bij brief van 3 mei 2022, ontvangen door verweerder op 10 mei 2022, is verweerder in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 27 februari 2023, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [4] In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. [5]
6. Op 14 april 2023 [6] heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank uitspraak gedaan over de termijn waarop verweerder alsnog een besluit bekend moet maken in dit soort zaken. In deze uitspraak heeft de rechtbank uiteen gezet dat zij voortaan als uitgangspunt hanteert dat verweerder een nadere beslistermijn krijgt tot 1 juli 2024. In deze zaak ziet de rechtbank geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. Zij verwijst naar de uitspraak van 14 april 2023 voor de daaraan ten grondslag liggende overwegingen.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. [7] Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Proceskosten en griffierecht
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 1 juli 2024 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. D. van Grootel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.