ECLI:NL:RBMNE:2023:2315

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/297 en UTR 23/302
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaren van 5 augustus 2022 tegen de definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in deze enkelvoudige kamer. Eiseres heeft twee keer beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, en de rechtbank heeft besloten deze beroepen gezamenlijk te behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift ontvankelijk is, omdat verweerder in gebreke is gesteld en twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling.

De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog een besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres, en dat dit binnen twee weken na de uitspraak moet gebeuren. De rechtbank heeft verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank heeft deze vastgesteld op € 1.442,-, omdat de dwangsomtermijn inmiddels volledig is volgelopen. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, en dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 100,- moet worden vergoed.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/297 en UTR 23/302

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. W. Kort),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder(gemachtigde: mr. [A]).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaren van 5 augustus 2022 tegen de definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag.
Op 8 februari 2023 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. De rechtbank stelt vast dat eiseres twee keer beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. De rechtbank zal de beroepen gezamenlijk behandelen.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres heeft nagelaten de gronden van bezwaar aan te vullen en dat er daarom geen besluit op bezwaar kan en mag worden genomen. De ingebrekestelling is volgens hem prematuur en het beroep tegen het niet tijdig beslissen is om die reden niet-ontvankelijk.
5. Omdat verweerder bij het ontbreken van gronden het bezwaar na een verzuimherstel niet-ontvankelijk kan verklaren, volgt de rechtbank verweerder niet in zijn standpunt dat hij door toedoen van eiseres niet in staat is een besluit te nemen. Verweerder heeft niet tijdig op het bezwaar beslist en omdat twee weken zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is gesteld, is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht ingediend en ontvankelijk.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
6. Omdat verweerder nog geen besluit op bezwaar heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [4] In bijzondere gevallen kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen. [5]
7. Op 14 april 2023 [6] heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank uitspraak gedaan over de termijn waarop verweerder alsnog een besluit bekend moet maken in dit soort zaken. In deze uitspraak heeft de rechtbank uiteen gezet dat zij voortaan als uitgangspunt hanteert dat verweerder een nadere beslistermijn krijgt tot 1 juli 2024. In deze zaak ziet de rechtbank geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. Zij verwijst naar de uitspraak van 14 april 2023 voor de daaraan ten grondslag liggende overwegingen.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Bestuurlijke dwangsom
9. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [7]
10. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat hij geen dwangsom verschuldigd is, omdat hij geen beslissing kan nemen omdat de gronden van bezwaar nog niet zijn aangevuld. Hiervoor is al overwogen dat de rechtbank verweerder hierin niet volgt. De rechtbank stelt daarom op grond van artikel 8:55c van de Awb de dwangsom vast. Omdat de dwangsomtermijn inmiddels volledig is volgelopen, wordt de hoogte vastgesteld op het maximumbedrag van € 1.442,-. Volgens eiseres heeft zij recht op twee dwangsommen, omdat zij twee bezwaarschriften heeft ingediend. De rechtbank volgt dit niet. In dit geval zijn de bezwaarschriften tegen de beschikkingen van 7 juli 2022 gelijktijdig gedaan en hangen voorts inhoudelijk met elkaar samen. Een redelijke toepassing van artikel 4:17 van de Awb brengt met zich mee dat slechts één dwangsom wordt verbeurd. Eiseres heeft één aanvraag ingediend voor een herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. Dat verweerder naar aanleiding daarvan twee afzonderlijke besluiten heeft genomen, doet aan deze samenhang niet af.
Proceskosten en griffierecht
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 1 juli 2024 alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 100,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7.Artikelen 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.