Beoordeling door de voorzieningenrechter
1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
2. Volgens verzoekers hebben zij spoedeisend belang bij deze procedure omdat zij terug willen naar hun woning. Verzoekers hebben in de voorgaande periode zelf gezorgd voor alternatieve huisvesting, maar zij hebben te horen gekregen dat zij binnenkort die woning dienen te verlaten omdat er voor hen geen plek meer is. Dat betekent dat verzoekers en hun minderjarige kind op straat komen te staan.
3. De voorzieningenrechter overweegt dat bij een woningsluiting spoedeisend belang veelal een gegeven is. Verzoekers hebben toegelicht dat zij - met hun minderjarige kind - in de afgelopen periode van hot naar her zijn gegaan en iedere keer bij anderen onderdak hebben moeten vinden. Ter zitting hebben verzoekers te kennen gegeven dat zij die avond hun huidige verblijfplaats moeten verlaten en zij nog niet weten waar zij terecht kunnen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers, gezien de aard van het besluit en hetgeen aangevoerd is, een spoedeisend belang.
4. Op 6 juli 2022 heeft de burgemeester de woning van verzoekers gesloten voor de duur van tien dagen vanwege een ernstige geweldsdreiging, die mede is gericht aan hun adres. Deze geweldsdreiging houdt verband met het feit dat er een partij verdovende middelen is ontvreemd (ripdeal) en de criminelen die partij terug willen. De burgemeester heeft op 25 juli en 4 augustus 2022 opnieuw noodbevelen uitgevaardigd en bepaald dat de woning steeds aaneengesloten voor een bepaalde periode gesloten blijft. De burgemeester heeft zich daarbij gebaseerd op informatie uit de bestuurlijke rapportages van de politie Eenheid Midden-Nederland van 6 juli, 10 juli, 20 juli en 29 juli 2023.
5. Omdat het contact tussen verzoekers en de burgemeester goed was, zijn er vervolgens (informele) afspraken gemaakt dat verzoekers niet terugkeren naar de woning zolang de dreiging actueel en onverminderd hoog is. De afspraken zijn vastgelegd in de brief van 31 augustus 2022.
6. Verzoekers hebben echter inmiddels bij de burgemeester aangegeven dat de situatie onhoudbaar begint te worden. Verzoekers willen terugkeren naar de woning per 28 februari 2023. Volgens verzoekers is dit mogelijk omdat zij van de politie hebben vernomen dat de eerder genoemde dreiging niet (meer) op hen persoonlijk ziet.
7. Vanwege het feit dat verzoekers hebben aangegeven terug te willen in hun woning heeft de burgemeester om een nieuwe bestuurlijke rapportage verzocht. Deze heeft de burgemeester op 27 januari 2023 ontvangen. Uit deze bestuurlijke rapportage volgt volgens de burgemeester dat de grote en actuele dreiging met extreem geweld in de richting van de woning en verzoekers niet is afgenomen. Vanwege de voorgeschiedenis en het feit dat de dreiging met extreem geweld nog steeds aan de orde is, heeft de burgemeester met het bestreden besluit de woning gesloten van 28 februari 2023 tot en met 28 maart 2023.
8. Verzoekers voeren - samengevat - aan dat de burgemeester geen gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet omdat er geen sprake is van een ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden. In het bestreden besluit is onvoldoende onderbouwd en gemotiveerd dat nog steeds sprake is van een actuele dreiging die de sluiting van de woning rechtvaardigt.
9. Door de burgemeester worden steeds dezelfde (oude) feiten en omstandigheden genoemd, terwijl het laatste noodbevel dateert van meer dan 6 maanden geleden, en het laatste incident heeft plaatsgevonden in Hoef en Haag op 29 juli 2022. De burgemeester heeft onvoldoende rekening gehouden met de ontwikkelingen die zich sinds 29 juli 2022 hebben voorgedaan. Verzoekers wijzen erop dat na de berichten van 4 en 5 juli 2022 op geen enkele wijze meer bedreigingen jegens verzoekers en/of hun woning zijn geuit, dat een groot aantal verdachten zijn aangehouden en vastzitten, en dat de rechercheur van het desbetreffende onderzoeksteam aan verzoekers te kennen heeft gegeven dat de genoemde dreiging niet (meer) ziet op verzoekers persoonlijk, maar dat er sprake is van een ‘algemene dreiging’ die geenszins concreet is jegens verzoekers. Verzoekers verwijzen verder naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 oktober 2022.
10. Verzoekers voeren verder aan dat het bestreden besluit niet voldoet aan het subsidiariteit vereiste. Uit het bestreden besluit volgt niet waarom het sluiten van de woning noodzakelijk is en niet kan worden volstaan met minder ingrijpende maatregelen, bijvoorbeeld 24-uurs cameratoezicht en surveillance van de politie. In andere betrokken gemeenten zijn de sluitingen van de woningen inmiddels ongedaan gemaakt en hebben er geen explosies (meer) plaatsgevonden.
11. Verzoekers voeren tot slot aan dat ook niet is voldaan aan het vereiste van proportionaliteit. De belangen van verzoekers en hun kind zijn onvoldoende meegewogen. De vaste lasten (waaronder de hypotheeklasten) van de woning lopen door, verzoekers hebben elders verblijf moeten regelen en zij hebben hun ondernemingen niet of nauwelijks kunnen voortzetten. Zij komen daarom steeds meer financieel aan de grond te zitten. De burgemeester heeft hen geen alternatieve woonruimte aangeboden. Verder verhuizen verzoekers al ruim 7 maanden van hot naar her met een jong kind. Bij de belangenafweging dient ook rekening te worden gehouden met de psychische en lichamelijke gesteldheid van hun kind. Het minderjarige kind kan niet naar de peuterspeelzaal in de buurt van de woning. Verzoekers merken dat hun kind, door het missen van de peuterspeelzaal en de sociale contacten, achteruit gaat in de ontwikkeling. Tot slot hebben verzoekers te horen gekregen dat zij niet langer kunnen verblijven waar zij nu zijn, waardoor ze op staat komen te staan.
12. Op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester, in geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.
13. Op het punt van de “ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden” heeft de burgemeester beoordelingsruimte. De rechter moet daarom beoordelen of de burgemeester, op het moment dat hij het noodbevel uitvaardigde, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Bij deze toetsing moet worden uitgegaan van de informatie die de burgemeester op dat moment ter beschikking kon staan.
14. Als met een noodbevel een woning wordt gesloten, dan wordt daarmee het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de bewoners beperkt. Dat is aanvaardbaar met het oog op de positieve verplichting die de staat heeft om geschikte stappen te nemen om het recht op leven van individuen binnen zijn rechtsmacht te beschermen. Daarbij geldt als voorwaarde dat het noodbevel aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit voldoet. Bij subsidiariteit gaat het om de vraag of er minder verstrekkende middelen voorhanden zijn. Bij proportionaliteit gaat het om de vraag of het noodbevel niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is.
Geheimhoudingsverzoek, bestuurlijke rapportages en overzichtsdocument
15. Op 6, 10, 21 en 29 juli, 25 augustus, 3 oktober 2022 en 27 januari 2023 is de burgemeester middels bestuurlijke rapportages specifiek ten aanzien van de woning van verzoekers geïnformeerd over de vraag of sprake is van een dreiging met extreem geweld vanuit het criminele circuit.
16. De burgemeester heeft op 2 maart 2023 de stukken overgelegd die betrekking hebben op de zaak, waaronder voornoemde bestuurlijke rapportages en een bestuurlijke rapportage ten aanzien van een andere woning. De burgemeester heeft voor een deel van de stukken verzocht om beperkte kennisname als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toe te passen, te weten:
- Bestuurlijke rapportage [adres] [woonplaats] – 29-07-2022;
- Bestuurlijke rapportage [adres] [woonplaats] – 03-10-2022;
- Bestuurlijke rapportage [adres] [woonplaats] – 10-08-2022.
18. De rechtbank heeft bij beslissing van 15 maart 2023 dat verzoek deels toegewezen. De burgemeester heeft de onderdelen van deze bestuurlijke rapportages waarvoor zij geheimhouding wenst, aangepast conform deze beslissing van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens bij beslissing van 21 maart 2023 het geheimhoudingsverzoek ten aanzien van deze bestuurlijke rapportages geheel toegewezen. Ter zitting hebben verzoekers de voorzieningenrechter toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om kennis te nemen van de bestuurlijke rapportages. De voorzieningenrechter heeft vervolgens kennisgenomen van de ongelakte versies van de bestuurlijke rapportages.
19. Daarnaast heeft de burgemeester op 16 maart 2023 een overzicht van de stand van zaken in de bij het conflict betrokken gemeenten (het overzicht) overgelegd. De burgemeester heeft daarbij voor wat betreft dit gehele overzicht verzocht om beperkte kennisname. De rechtbank heeft bij beslissing van 21 maart 2023 dat verzoek toegewezen. Verzoekers hebben echter geen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb. Dit betekent dat de voorzieningenrechter geen kennis kan nemen van het overzicht.
20. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) zijn de gevolgen van een weigering de rechter toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb te verlenen om van stukken kennis te nemen, in beginsel voor degene die de toestemming heeft geweigerd.Door de weigering om de voorzieningenrechter toestemming te geven om van het overzicht beperkt kennis te nemen, hebben verzoekers de voorzieningenrechter de mogelijkheid ontnomen om bij het toetsen van de rechtmatigheid van het bestreden besluit de informatie in het overzicht mee te nemen. Dit komt voor verzoekers risico.
Voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter
21. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopige oordeel dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er een ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester voldoende onderbouwd en voldoende gemotiveerd dat nog steeds sprake is van een actuele dreiging die de sluiting van de woning rechtvaardigt. Uit de (gelakte) bestuurlijke rapportages komt namelijk het volgende beeld naar voren.
22. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat een aantal personen, bekend bij de politie en te liëren aan criminele organisaties, betrokken zijn bij een diefstal van een partij verdovende middelen. Vanuit het criminele circuit is sprake van een acute dreiging met extreem geweld gericht op deze betrokken personen. Deze personen zijn niet makkelijk traceerbaar, waardoor de acute dreiging zich ook uitstrekt tot hun familieleden. De dreiging ten aanzien van de betrokkenen en hun familieleden blijkt ook uit berichten die zijn verstuurd op 4 en 5 juli 2022. Uit het onderzoek van de politie is verder gebleken dat één van de betrokken personen op wie de dreiging met extreem geweld zich richt, de broer van verzoeker is.
23. In de periode van 2 juli 2022 tot op heden hebben zich in totaal vier explosies voorgedaan. Drie van die explosies hebben plaatsgevonden bij woningen van familieleden, en een bij de woning van de broer van verzoeker.
24. Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage van 27 januari 2023 dat er drie verdachten zijn aangehouden, maar ook dat er nog twee verdachten vrij rondlopen, waaronder de vermoedelijke opdrachtgever van de explosies.
25. Tot slot blijkt uit de bestuurlijke rapportages dat wanneer er in een periode van enkele weken geen direct zichtbare incidenten plaatsvinden, dat niet betekent dat de dreiging is verdwenen en dat zich in de toekomst geen incidenten zullen voordoen. Vanuit de politiepraktijk is bekend dat conflicten in het criminele circuit en zeker tussen criminele organisaties onderling vaak worden gekenmerkt door de lange periode waarover deze zich uitstrekken en waarin perioden van relatieve rust worden afgewisseld met heftige geweldsincidenten.
26. De burgemeester heeft verder ter zitting toegelicht dat ook tijdens de recente pro forma zittingen van de verdachten is gebleken, dat het onderzoek nog in volle gang is en dat er nog steeds nieuwe ontwikkelingen zijn.
27. De bestuurlijke rapportages en de daarin weggelakte stukken onderstrepen het feit dat de actuele dreiging voortduurt en dat er nog steeds ontwikkelingen zijn, en het feit dat verdachten zich enkel rustig houden vanwege het gaande onderzoek.
28. Dat verzoekers stellen dat volgens de rechercheur van het onderzoeksteam telefonisch aan hen heeft verteld dat de genoemde dreiging niet (meer) op verzoekers persoonlijk ziet, maakt het niet anders. Deze stelling is door verzoekers niet onderbouwd en is ter zitting door de burgemeester betwist. De burgemeester heeft toegelicht dat hij hierover navraag heeft gedaan bij de politie en dat werd aangegeven dat een dergelijke mededeling niet is gedaan.
29. Dat verzoekers verder stellen dat andere (betrokken) woningen niet meer gesloten zijn, doet daar niet aan af. Verzoekers hebben hun stelling niet onderbouwd. De burgemeester heeft bovendien ter zitting toegelicht dat deze woningen weliswaar niet meer met een bestuurlijke maatregel zijn gesloten, maar dat dat niet per definitie maakt dat de woningen weer bewoond worden door de (oorspronkelijke) bewoners. Daarbij komt dat de voorzieningenrechter - zoals in het voorgaande reeds is overwogen - geen kennis heeft mogen nemen van het onder geheimhouding door de burgemeester overgelegde overzicht van de stand van zaken in de bij het conflict betrokken gemeenten. De voorzieningenrechter gaat daarom uit van de juistheid van de toelichting van de burgemeester. Daarbij komt verder dat iedere situatie moet worden beoordeeld op de eigen merites.
30. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, mede in licht ernst van de dreiging, heeft de burgemeester zich op het standpunt kunnen stellen dat andere maatregelen niet mogelijk zijn. De burgemeester heeft toegelicht dat er op dit moment cameratoezicht is in de wijk, ook bij de woning. Anders dan verzoekers stellen is in de bestuurlijke rapportage van 3 oktober 2022 niet enkel cameratoezicht geadviseerd. De burgemeester heeft ter zitting toegelicht dat uit deze bestuurlijke rapportage blijkt dat er cameratoezicht wordt geadviseerd
naastde eerder genomen maatregelen, zoals het sluiten van de woning. De betreffende zinsnede staat bovendien niet in de laatste bestuurlijke rapportage van 27 januari 2023 opgenomen. In die bestuurlijke rapportage wordt onverkort geadviseerd de getroffen maatregelen te handhaven. Ook heeft de burgemeester ter zitting voldoende toegelicht dat het cameratoezicht - vanwege de benodigde reactietijd - niet afdoende is om de veiligheid te kunnen waarborgen. Ook is 24-uurs bewaking niet mogelijk, anders dan in het kader van het stelsel Bewaken en Beveiligen.
Proportionaliteit en belangenafweging
31. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat het sluiten van de woning proportioneel is. Uit het bestreden besluit volgt hoe de burgemeester de belangen van verzoekers en hun kinderen heeft meegewogen. In het kader van de proportionaliteit hecht de voorzieningenechter er waarde aan dat de burgemeester ter zitting heeft toegezegd ervoor te zullen zorgen dat verzoekers en hun minderjarige kind niet op straat komen te staan, en dat wanneer dat aan de orde is de burgemeester dus onderdak regelt. Hetgeen is aangevoerd over de psychische en lichamelijke gesteldheid van hun kind en de onmogelijkheid van verzoekers om hun bedrijven voort te zetten, alhoewel de voorzieningenrechter de impact van het niet kunnen wonen in de eigen woning en het steeds op zoek zijn naar een andere verblijfslocatie kan begrijpen, maakt dit gezien de ernst van de dreiging niet anders. Verzoekers hebben deze stellingen ook niet onderbouwd.