ECLI:NL:RBMNE:2023:2087

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/4630
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ligplaatsvergunning voor recreatievaartuigen in Utrecht op basis van Havenverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder om aan hem geen ligplaatsvergunning in de gemeente Utrecht toe te kennen. Bij besluit van 20 april 2022 heeft verweerder de aanvraag van eiser voor het honoreren van een ligplaatsvergunning afgewezen. Eiser ging hiertegen in bezwaar, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard bij besluit van 16 september 2022. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.

Eiser wenst zijn recreatievaartuig aan te meren aan een specifieke locatie in Utrecht, waarvoor de VvE toestemming heeft gegeven. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de Havenatlas op die locatie geen ligplaatsen voor recreatievaartuigen aanwijst. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en stelt dat de aanvraag niet goed is beoordeeld en dat verweerder een verouderde kaart heeft gebruikt. De rechtbank oordeelt dat zij niet kan beoordelen of verweerder een ligplaats had moeten aanwijzen, maar enkel of de afwijzing van de aanvraag terecht was.

De rechtbank concludeert dat de Havenatlas de basis vormt voor het ligplaatsenregime en dat verweerder op basis van artikel 4.4.1 van de Havenverordening gehouden was de aanvraag af te wijzen, omdat vergunningverlening in strijd is met de Havenatlas. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga en is openbaar uitgesproken op 20 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4630

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: M. Akkersdijk en L.A. Versantvoort).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder om aan hem geen ligplaatsvergunning in de gemeente Utrecht toe te kennen.
Bij besluit van 20 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor het honoreren van een ligplaatsvergunning afgewezen. Tegen dit besluit is eiser in bezwaar gegaan. Bij besluit van 16 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser wenst zijn recreatievaartuig aan te meren aan de [locatie 1] bij het adres [adres] in [plaats] . De VvE van het appartementencomplex, heeft toestemming gegeven aan eiser om zijn vaartuig daar aan te meren.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen, omdat de Havenatlas op die locatie geen ligplaatsen heeft aangewezen voor recreatievaartuigen. Verweerder heeft bij de afdeling Havens nagevraagd of het mogelijk is om de Havenatlas te wijzigen op dit punt en dat bleek niet mogelijk.
3. Eiser is het niet eens met de afwijzing en voert aan dat de aanvraag niet goed is beoordeeld en dat het besluit van verweerder op meerdere punten onjuist is. Eiser heeft namelijk een aanvraag gedaan voor een aanlegplaats en niet voor een steiger. Daar zit een significant verschil in breedte in. Daarnaast is de grond aan de [straat 1] 21 meter lang, waardoor op een gunstige plek een ligplaats kan worden gekozen. Bovendien is het onjuist dat de grond in een bocht ligt. Verder is de doorgang van de [locatie 1] breder dan bij de verderop gelegen [locatie 2] boot. Tevens heeft verweerder ten onrechte een oude kaart uit 2006 gebruikt. Tot slot kan verweerder voorwaarden stellen aan de grootte van de boot, de exacte ligging van de ligplaats en het zelf kunnen verplaatsen van het vaartuig wanneer dat nodig is, zoals in het geval van onderhoud aan een ark.
Oordeel van de rechtbank
4. De volgende artikelen uit de Havenverordening Utrecht zijn van belang.
Artikel 2.1.1, eerste lid, van de Havenverordening bepaalt dat het college, gehoord de raad, de plaatsen vaststelt waar de verschillende categorieën vaartuigen ligplaats mogen innemen of hebben. Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat de plaatsen worden aangegeven op kaarten per locatie, zone of gebied en/of per soort vaartuig.
Artikel 4.4.1 van de Havenverordening bepaalt dat een vergunning onder meer wordt geweigerd in geval van: a: strijdigheid met de Havenatlas (…).
5. De rechtbank stelt voorop dat zij in deze procedure niet beoordeelt of verweerder op de verzochte locatie een ligplaats voor recreatievaartuigen had moeten aanwijzen. De rechtbank zal daarom niet nader ingaan op de beroepsgronden van eiser die daar op zien. De rechtbank zal de vraag beoordelen of verweerder de aanvraag van eiser niet ten onrechte heeft afgewezen.
6. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State heeft geoordeeld dat het in de Havenverordening opgenomen verbod om zonder vergunning een vaste ligplaats in te nemen dient te worden bezien in het licht; het belang van de orde en veiligheid in de havens en openbare wateren in [plaats] te beschermen. [1] De Havenatlas is tot stand gebracht naar aanleiding van de verplichting die staat opgenomen in artikel 2.1.1, tweede lid, van de Havenverordening welke daaruit bestaat dat de plaatsen op de kaart worden aangewezen per locatie, zone of gebied en/of per soort vaartuig. De Havenatlas vormt de basis van het ligplaatsenregime en dient als toetsingskader voor het al dan niet verlenen van ligplaatsvergunningen. De Havenatlas wijst ter hoogte van de [adres] aan de [locatie 1] geen ligplaats voor recreatievaartuigen aan. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 4.4.1, onder a, van de Havenverordening, gehouden was om de aanvraag van eiser af te wijzen, omdat vergunningverlening in strijd is met de Havenatlas.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2023.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van 21 december 2005, (ECLI:NL:RVS:2005:AU8475), en van 16 oktober 2013, (ECLI:NL:RVS:2013:1530).