Uitspraak
1.De procedure
- het wrakingsverzoek van verzoeker van 29 maart 2023;
- de schriftelijke reactie van mr. P.J.M. Mol van 3 april 2023;
- de schriftelijk ingediende repliek van verzoeker op de reactie van mr. Mol van 10 april 2023.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 29 maart 2023 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. P.J.M. Mol, de behandelend rechter, en mr. L.E. Mollerus, de griffier, in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker was van mening dat de rechter niet onpartijdig was, omdat zijn verzoek om uitstel van de zitting op 30 maart 2023 wegens medische klachten was afgewezen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking van de griffier, aangezien de mogelijkheid tot wraking van griffiers niet is voorzien in de wet. Wat betreft de wraking van de rechter, heeft de wrakingskamer geoordeeld dat verzoeker twee wrakingsgronden pas heeft aangevoerd in zijn reactie op het schriftelijke verweer van de rechter, wat niet voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wrakingskamer heeft verder overwogen dat de beslissing van de rechter om het uitstelverzoek af te wijzen een procesbeslissing is en dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van vooringenomenheid van de rechter en heeft het verzoek tot wraking van de rechter ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 mei 2023.