ECLI:NL:RBMNE:2023:2079

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
554693 / HA RK 23-59
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter en griffier in bestuursrechtelijke procedure

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 29 maart 2023 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. P.J.M. Mol, de behandelend rechter, en mr. L.E. Mollerus, de griffier, in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker was van mening dat de rechter niet onpartijdig was, omdat zijn verzoek om uitstel van de zitting op 30 maart 2023 wegens medische klachten was afgewezen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking van de griffier, aangezien de mogelijkheid tot wraking van griffiers niet is voorzien in de wet. Wat betreft de wraking van de rechter, heeft de wrakingskamer geoordeeld dat verzoeker twee wrakingsgronden pas heeft aangevoerd in zijn reactie op het schriftelijke verweer van de rechter, wat niet voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wrakingskamer heeft verder overwogen dat de beslissing van de rechter om het uitstelverzoek af te wijzen een procesbeslissing is en dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van vooringenomenheid van de rechter en heeft het verzoek tot wraking van de rechter ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 mei 2023.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 554693 / HA RK 23-59
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 4 mei 2023
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoeker van 29 maart 2023;
  • de schriftelijke reactie van mr. P.J.M. Mol van 3 april 2023;
  • de schriftelijk ingediende repliek van verzoeker op de reactie van mr. Mol van 10 april 2023.
1.2.
Verzoeker heeft laten weten niet aanwezig te zullen zijn bij de op 21 april 2023 geplande mondelinge behandeling van zijn verzoek. Vervolgens heeft ook de rechter tegen wie de wraking is gericht laten weten niet aanwezig te zullen zijn. Er heeft daarom geen mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking plaatsgevonden.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. P.J.M. Mol als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter) en mr. L.E. Mollerus als dienstdoende griffier (hierna te noemen: de griffier) in de zaak met het zaaknummer 22/359.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. De rechtbank heeft beslist dat de behandeling van de zaak met voornoemd zaaknummer op de zitting van 30 maart 2023 niet zal worden aangehouden, ondanks zijn verzoek daartoe wegens medische klachten. Verzoeker is meegedeeld dat de zitting doorgaat en dat hij de zitting digitaal kan bijwonen. Verzoeker stelt dat hij het recht en de wens heeft om fysiek aanwezig te zijn op de zitting. Voorts is het niet in het belang van zowel de rechtbank als verzoeker als laatstgenoemde met zijn medische klachten ter zitting van 30 maart 2023 (via een scherm) aanwezig is. De beslissing van de rechtbank om de zitting, al dan niet digitaal, doorgang te laten vinden, acht verzoeker onnavolgbaar gelet op het voorgaande.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In zijn schriftelijke reactie heef hij zich op het standpunt gesteld dat de beslissing op het (afgewezen) verzoek om uitstel van de zitting van 30 maart 2023 een procesbeslissing is, waaruit geen vooringenomenheid kan worden afgeleid. Ter toelichting op zijn beslissing heeft de rechter opgemerkt dat de
specifieke medische reden om uitstel van verzoeker geen gewichtige reden was om uitstel te verlenen (art. 2.13 Procesreglement Bestuursrecht). Verzoeker is nog de suggestie gedaan om (desgewenst) digitaal aan de zitting deel te nemen. Gelet op het voorgaande heeft de rechter verzocht het wrakingsverzoek af te wijzen.
2.4.
Verzoeker heeft per mail gereageerd op het standpunt van de rechter. Naast het feit dat verzoeker persisteert bij hetgeen hij eerder heeft aangevoerd, heeft hij naar voren gebracht dat het onrechtvaardig en misplaatst is dat een niet-medisch geschoold persoon (de rechter) een oordeel heeft geveld over zijn (plotse) gezondheidssituatie. Verder dient het Procesreglement Bestuursrecht, waarnaar de rechter in zijn reactie heeft verwezen, voor beide partijen in de procedure te gelden. Verzoeken van overheidsinstanties/verweerder worden volgens verzoeker niet getoetst aan het Procesreglement Bestuursrecht, er volgt dan geen procesbeslissing en die verzoeken worden ‘gewoon’ toegewezen. Verzoeker heeft de indruk dat de zaak met of zonder hem moest plaatsvinden en heeft daaraan een naar gevoel overgehouden.
2.5.
De rechter heeft niet meer (schriftelijk) gereageerd op het meer ingebrachte van verzoeker.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. In de mogelijkheid tot wraking van griffiers is niet voorzien. Verzoeker zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn wrakingsverzoek voor zover dat verzoek betrekking heeft op de wraking van de griffier. Verzoeker is ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter.
3.2.
Artikel 8:16, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een verzoek tot wraking wordt
gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade
zou kunnen lijden aan verzoeker bekend zijn geworden. De wrakingskamer constateert dat verzoeker twee wrakingsgronden pas heeft aangevoerd in zijn reactie op het schriftelijke verweer van de rechter. Het betreft hier de grond dat een niet-medisch geschoold persoon (de rechter) een oordeel heeft geveld over zijn gezondheidssituatie en de grond dat het Procesreglement Bestuursrecht eenzijdig zou zijn toegepast. Omdat deze wrakingsgronden niet voldoen aan de eis dat het verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden, zal verzoeker in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.
3.3
Voor zover de wraking berust op de grond dat geen uitstel is verleend wegens een medische reden, overweegt de wrakingskamer als volgt.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade.
3.4.
De beslissing van de rechter om het uitstelverzoek af te wijzen is een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden.
3.5.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan in dit geval geen sprake. De procesbeslissing om de behandeling niet uit te stellen vanwege medische klachten van verzoeker aan zijn knie en de verwachting dat hij als gevolg daarvan een slechte nachtrust zou hebben, is in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet onbegrijpelijk en er is daarmee geen sprake van (de schijn van) vooringenomenheid. Gelet hierop zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de rechter in zoverre ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking van de griffier niet-ontvankelijk;
4.2.
verklaart het verzoek tot wraking van de rechter niet-ontvankelijk, voor zover dat berust op de gronden dat een niet medisch geschoold persoon (de rechter) een oordeel heeft geveld over zijn gezondheidssituatie en de grond dat het Procesreglement Bestuursrecht eenzijdig zou zijn toegepast;
4.3.
verklaart het verzoek tot wraking van de rechter overigens ongegrond;
4.4.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter en griffier waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de betrokken teamvoorzitter van het team Bestuursrecht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.5.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 22/359 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, mrs. M.M. Janssen-Witteveen en J.F. Haeck als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.N. Aalders, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.