ECLI:NL:RBMNE:2023:2063

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/585 en UTR 23/586
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk verzoek om voorlopige voorziening inzake kinderopvangtoeslagen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 mei 2023, wordt beslist over de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekster, die zich richtte tegen de afwijzing van haar aanvragen om compensatie in het kader van de kinderopvangtoeslagenaffaire. De voorzieningenrechter oordeelt dat de verzoeken kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat verzoekster haar beroepen tegen de afwijzende besluiten heeft ingetrokken. Dit betekent dat er geen lopende beroepen zijn waartegen een voorlopige voorziening kan worden gevraagd. De voorzieningenrechter legt uit dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er bezwaar of beroep tegen een besluit is ingesteld, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/585 en UTR 23/586

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 mei 2023 in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

(gemachtigde: M.C. Neslo),
en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvragen om compensatie voor de kinderopvangtoeslagenaffaire. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Omdat de verzoeken kennelijk niet-ontvankelijk zijn doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
3. Verweerder heeft de aanvraag voor betaling van € 30.000,- na een zogenaamde lichte toets afgewezen op 1 mei 2021. Bij besluit van 28 april 2022 heeft verweerder de compensatie voor kinderopvangtoeslag definitief afgewezen. Verzoekster heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Met de bestreden besluiten van 10 februari 2023 op het bezwaar van verzoekster is verweerder bij de afwijzing van de aanvragen gebleven. Verzoekster heeft hiertegen op 11 februari 2023 beroep ingesteld, zodat de verzoeken om een voorlopige voorziening gelden als verzoeken gedaan hangende het beroep bij de rechtbank. Bij brieven van 31 maart 2023 heeft verzoekster de beroepen ingetrokken.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er ook bezwaar of beroep tegen een besluit is ingesteld. Met een verzoek om voorlopige voorziening kan namelijk alleen worden bereikt dat een voorziening wordt getroffen totdat op het bezwaar of het beroep wordt beslist. Dit volgt uit artikel 8:81 van de Awb.
5. Verzoekster heeft op 11 februari 2023 beroep ingesteld tegen beide beslissingen van 10 februari 2023. Deze beroepen waren bij de rechtbank bekend onder de zaaknummers UTR 23/1008 en UTR 23/1009. Bij brieven van 31 maart 2023 heeft verzoekster deze beroepen ingetrokken. Omdat er geen beroepen meer tegen deze besluiten lopen, kan verzoekster geen verzoek om voorlopige voorziening doen en de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening treffen.

Conclusie en gevolgen

6. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.