ECLI:NL:HR:2023:1231
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak voorzieningenrechter bestuursrechter
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. Het beroep in cassatie was ingesteld door [X] te [Z], vertegenwoordigd door M.C. Neslo, tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland van 3 mei 2023. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter indien dit bij wet is bepaald. In dit geval was het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat artikel 28, lid 4, letter c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt dat geen cassatie kan worden ingesteld tegen uitspraken die door de voorzieningenrechter zijn gedaan op basis van artikel 8:84, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.