ECLI:NL:RBMNE:2023:1903
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard na beoordeling vergelijkingsmethode
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning, gelegen aan [adres 1] in [woonplaats], vastgesteld op € 452.000,- per waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser, de eigenaar van de woning, was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar aangetekend, dat door de heffingsambtenaar ongegrond was verklaard. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 347.000,-, gebaseerd op zijn eigen verkoopcijfer.
Tijdens de zitting op 22 maart 2023, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de vergelijkingsmethode die door de heffingsambtenaar was toegepast, beter geschikt was dan het eigen verkoopcijfer van eiser. De rechtbank benadrukte dat het eigen verkoopcijfer alleen leidend is als het voldoende dicht bij de waardepeildatum ligt en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om hiervan af te wijken. Aangezien de verkoop van de woning meer dan twee jaar na de waardepeildatum had plaatsgevonden, was dit verkoopcijfer niet geschikt om de WOZ-waarde te onderbouwen.
De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.