ECLI:NL:RBMNE:2023:1898
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de juridische grondslag daarvan
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 21 februari 2023, wordt de rechtsgeldigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. Eiser had op 8 maart 2022 zijn auto geparkeerd in Leerdam, maar ontving een naheffingsaanslag van € 66,50 omdat de parkeerbelasting niet was voldaan. Eiser stelde dat hij beschikte over een geldige parkeervergunning voor het jaar 2022 en maakte bezwaar tegen de naheffingsaanslag. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, en stelde dat eiser geen geldige parkeervergunning had op het moment van de naheffingsaanslag.
De rechtbank behandelde het beroep van eiser op 10 januari 2023, waarbij eiser niet aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar ten onrechte had gedaan, omdat er geen geldig besluit was dat aangaf waar tegen betaling met een parkeervergunning moest worden geparkeerd. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag niet op een toereikende juridische grondslag berustte, aangezien de verordening parkeerbelastingen 2021 was ingetrokken en er geen nieuwe aanwijzing was gegeven voor de parkeergebieden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en bepaalde dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan eiser moest vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke juridische basis voor het opleggen van belastingaanslagen.