ECLI:NL:RBMNE:2023:1893
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de WOZ-waarde van een woning en de ontvankelijkheid van het beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 250.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021, voor het belastingjaar 2022. Eiser, die gebruiker is van de woning, stelde dat de waarde te hoog was en dat deze niet hoger dan € 230.000,- mocht zijn. De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond heeft verklaard en dat eiser vervolgens beroep heeft ingesteld.
De rechtbank behandelt de ontvankelijkheid van het beroep, waarbij wordt vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat de WOZ-waarde als heffingsmaatstaf wordt gebruikt voor lokale belastingen. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak waarin is vastgesteld dat procesbelang ontbreekt als het gebruik van een rechtsmiddel geen gunstigere positie kan opleveren. Eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat zijn huurprijs afhankelijk is van de WOZ-waarde, en heeft geen relevante huurovereenkomst overgelegd.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij met het instellen van beroep in een gunstiger positie kan komen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, en is openbaar uitgesproken op 12 april 2023.