ECLI:NL:RBMNE:2023:1891
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een woning in Utrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning in Utrecht beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 657.000 per waardepeildatum 1 januari 2021, wat geldt voor het belastingjaar 2022. Eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en dat deze niet hoger dan € 593.000 kon zijn.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op 1 februari 2023, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door C. van Abbe. De heffingsambtenaar verdedigde zijn standpunt met een taxatiematrix waarin de woning van eiser werd vergeleken met vijf referentiewoningen in dezelfde wijk. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De referentiewoningen waren vergelijkbaar qua type en bouwjaar, en de rechtbank vond de onderbouwing van de heffingsambtenaar voldoende.
Eiser voerde verschillende argumenten aan, waaronder dat de referentiewoning niet op de vrije markt was verkocht en dat de indexering van verkoopcijfers niet duidelijk was. De rechtbank oordeelde echter dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de verkoopprijzen waren geïndexeerd en dat de referentiewoningen bruikbaar waren voor de waardebepaling. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waarmee de vastgestelde WOZ-waarde werd gehandhaafd.