In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker, een statutair bestuurder van een besloten vennootschap, en de vennootschap zelf. De verzoeker, die als CFO+ in dienst was, werd op non-actief gesteld en ontslagen door de aandeelhouders van de vennootschap. De verzoeker betwistte de rechtmatigheid van zijn ontslag en verzocht om een billijke vergoeding, uitbetaling van openstaande vakantiedagen en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De rechtbank oordeelde dat het ontslag gebrekkig tot stand was gekomen, omdat de verzoeker niet tijdig op de hoogte was gesteld van de redenen voor zijn ontslag, waardoor hij zich niet goed kon voorbereiden op de algemene vergadering van aandeelhouders. De rechtbank concludeerde dat de vennootschap ernstig verwijtbaar had gehandeld en kende de verzoeker een billijke vergoeding toe van € 74.000 bruto, evenals de uitbetaling van openstaande vakantiedagen en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank veroordeelde de vennootschap ook in de proceskosten van de verzoeker. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers bij het ontslag van statutair bestuurders en de noodzaak van zorgvuldigheid in de besluitvorming.