ECLI:NL:RBMNE:2023:1837

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 3076
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de toekenning van een WGA-uitkering en de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA) toe te kennen met ingang van 18 oktober 2021, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 37,59%. Eiseres, die zich per 1 juli 2019 ziekmeldde na eerdere ziekmeldingen, had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen. Na haar aanvraag voor een WIA-uitkering op 23 juli 2021, heeft het Uwv onderzoek gedaan naar haar functionele mogelijkheden. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres verminderde functionele mogelijkheden had, wat resulteerde in een arbeidsongeschiktheidspercentage van 40,72%. Na bezwaar en een herbeoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, werd de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 37,59%.

Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het onderzoek van het Uwv onvoldoende en onzorgvuldig was. Tijdens de zitting op 2 maart 2023, waar eiseres en het Uwv niet verschenen, werd de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de stukken die door eiseres waren ingediend te laat waren en dat de goede procesorde zich ertegen verzet dat deze stukken bij de beoordeling betrokken werden. De rechtbank concludeerde dat het Uwv op zorgvuldige wijze tot zijn besluit was gekomen en dat de rapportages van de verzekeringsartsen aan de eisen voldeden. Eiseres had niet voldoende onderbouwd waarom het medisch onderzoek onzorgvuldig was en de rechtbank zag geen reden om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld op 37,59%. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 april 2023, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3076

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Hamich),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder

Inleiding

1.1.
Eiseres was voorheen werkzaam als medewerkster verzuim voor gemiddeld 31,17 uur per week. Zij heeft zich, na eerdere ziekmeldingen, per 1 juli 2019 ziekgemeld. Zij ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 23 juli 2021 heeft eiseres een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend.
1.2.
In het kader van de WIA-aanvraag hebben de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige van het Uwv onderzoek gedaan. Volgens de verzekeringsarts heeft eiseres verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek. De beperkingen van eiseres zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 oktober 2021. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat eiseres haar eigen werk als medewerkster verzuim niet meer kan doen en heeft vervolgens verschillende functies geduid die eiseres, met de aangenomen beperkingen, moet kunnen verrichten. Op basis van de geduide functies komt de arbeidsdeskundige uit op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 40,72%.
1.3.
Het Uwv heeft vervolgens bij besluit van 4 november 2021 (het primaire besluit) aan eiseres een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet WIA toegekend met ingang van 18 oktober 2021.
1.4.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben vervolgens onderzoek gedaan. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er aanleiding om de eerder vastgelegde belastbaarheid te wijzigen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom op 15 maart 2022 een nieuwe FML opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft twee functies verworpen en de overige eerder geduide functies geschikt geacht. Het maatmaninkomen heeft zij opnieuw berekend en gewijzigd vastgesteld. De arbeidsongeschiktheid van eiseres komt op basis van het gewijzigde maatmaninkomen uit op 37,59%.
1.5.
Bij besluit van 19 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 37,59%.
1.6.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2023. Eiseres is niet verschenen. Het Uwv is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Het geschil

2. Deze zaak gaat over de vraag of het Uwv aan eiseres terecht een WGA-uitkering heeft toegekend met ingang van 18 oktober 2021, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 37,59%.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat het onderzoek van het Uwv onvoldoende en onzorgvuldig is geweest en dat zij volledig (80100%) arbeidsongeschikt is.

Overwegingen

Nieuwe stukken
4. De gemachtigde van eiseres heeft binnen tien dagen voor de zitting nieuwe stukken ingediend. [1] Als stukken niet binnen de daarvoor gestelde termijn zijn ingediend, is het aan de rechtbank om te beslissen of de goede procesorde zich ertegen verzet dat de desbetreffende stukken bij de beoordeling van het bestreden besluit kan worden betrokken.
5. De rechtbank is van oordeel dat de stukken eerder ingediend hadden kunnen worden, aangezien de stukken uit 2015 tot en met 2021 komen. Daarnaast was er voor het Uwv onvoldoende gelegenheid om te reageren op de stukken. De goede procesorde verzet zich ertegen dat de stukken bij de beoordeling van het bestreden besluit worden betrokken. De rechtbank laat daarom deze stukken buiten beschouwing.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
6. De rechtbank overweegt dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook nietmedisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. De rechtbank verwijst naar de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [2]
7. Eiseres heeft niet geconcretiseerd waarom het medisch onderzoek onzorgvuldig is. De primaire verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht, eiseres telefonisch gesproken en aanvullend medische informatie opgevraagd bij de huisarts met betrekking tot de diagnose fibromyalgie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook dossierstudie verricht, medische informatie van de huisarts van 22 november 2021 en van de reumatoloog van 23 december 2020 betrokken bij de beoordeling en eiseres gezien op het fysieke spreekuur van 21 februari 2022. Op het spreekuur heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de psychische toestand van eiseres beoordeeld en lichamelijk onderzoek verricht. De rechtbank ziet geen reden voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. De beroepsgrond slaagt niet.
Medische beoordeling
8. De beroepsgrond van eiseres komt erop neer dat het Uwv niet voldoende beperkingen heeft aangenomen. De rechtbank ziet in het licht van de summiere beroepsgrond van eiseres geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat bij eiseres sprake is van colitis ulcerosa (chronische darmklachten) en fibromyalgie, waardoor eiseres verschillende pijnklachten ervaart en vermoeid is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres daarom beperkt geacht voor fysiek zwaar werk, trillingen en zware rugbelasting conform de FML van de primaire verzekeringsarts, maar heeft de beperking met betrekking tot dragen verruimd van vijf kilogram naar tien kilogram. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen ten aanzien van lopen en staan gemaximeerd op de normaalwaarde, een beperking aangenomen ten aanzien van zitten en verder toegelicht dat de belasting van lopen en staan bij elkaar maximaal zes uur per dag aan de orde mag zijn. Ten aanzien van de vermoeidheid ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook toegelicht dat bij eiseres geen sprake is van ernstige psychische problematiek, maar dat er wel sprake is van spanningsklachten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de primaire verzekeringsarts hier voldoende rekening mee gehouden door beperkingen aan te nemen ten aanzien van psychische stress. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen en neemt daarbij in overweging dat aan de manier waarop eiseres zelf haar klachten ervaart, hoe begrijpelijk ook, in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis kan toekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
9. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiseres geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen van eiseres die zijn opgenomen in de FML van 15 maart 2022 juist zijn. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres de werkzaamheden, die horen bij de functies die geselecteerd zijn, niet zou kunnen doen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige in het Resultaat functiebeoordeling van 22 maart 2022 toereikend heeft gemotiveerd dat de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden.

Conclusie

10. Dit betekent dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 18 oktober 2021 heeft vastgesteld op 37,59
%. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk.
11. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Bijvoorbeeld CRvB 29 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4449.