Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2023 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Inleiding
Het geschil
Overwegingen
Conclusie
%. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA) toe te kennen met ingang van 18 oktober 2021, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 37,59%. Eiseres, die zich per 1 juli 2019 ziekmeldde na eerdere ziekmeldingen, had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen. Na haar aanvraag voor een WIA-uitkering op 23 juli 2021, heeft het Uwv onderzoek gedaan naar haar functionele mogelijkheden. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres verminderde functionele mogelijkheden had, wat resulteerde in een arbeidsongeschiktheidspercentage van 40,72%. Na bezwaar en een herbeoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, werd de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 37,59%.
Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het onderzoek van het Uwv onvoldoende en onzorgvuldig was. Tijdens de zitting op 2 maart 2023, waar eiseres en het Uwv niet verschenen, werd de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de stukken die door eiseres waren ingediend te laat waren en dat de goede procesorde zich ertegen verzet dat deze stukken bij de beoordeling betrokken werden. De rechtbank concludeerde dat het Uwv op zorgvuldige wijze tot zijn besluit was gekomen en dat de rapportages van de verzekeringsartsen aan de eisen voldeden. Eiseres had niet voldoende onderbouwd waarom het medisch onderzoek onzorgvuldig was en de rechtbank zag geen reden om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld op 37,59%. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 april 2023, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.