Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verdere verloop van de procedure
2.Waar de procedure nog over gaat
3.De verdere beoordeling
koopvan de woning een vergoedingsrecht toekomt. Partijen hebben de woning gezamenlijk, ieder voor de onverdeelde helft, gekocht. Zij hebben over de koop geen afspraken gemaakt. Partijen waren ten opzichte van de verkoper van de woning hoofdelijk aansprakelijk voor de voldoening van de voor de verkrijging van de woning verschuldigde koopsom en kosten (van € 383.769,59 zoals blijkt uit de afrekening van de notaris van 9 juni 2017), waarbij zij op grond van artikel 6:10 lid 1 BW in hun onderlinge verhouding ieder verplicht zijn om voor het deel dat hen aangaat, de helft, in de schuld en de kosten bij te dragen.
verbouwing/renovatievan de woning. Artikel 3:172 BW bepaalt dat partijen in dezelfde evenredigheid moeten bijdragen aan uitgaven die voortvloeien uit handelingen welke bevoegdelijk ten behoeve van de woning zijn verricht. Hieronder vallen uitgaven voor het gewoon onderhoud of behoud van de woning die geen uitstel konden lijden. Uitgaven ter verbetering van de woning vallen niet onder de bepalingen van dit artikel. Uit dat wat door partijen is gesteld, ook met verwijzing naar de producties, is niet af te leiden met welk doel de door hen gestelde uitgaven voor de woning zijn gedaan. Evenmin is uit de stellingen en de processtukken af te leiden in hoeverre daadwerkelijk privévermogen aan de uitgaven zijn besteed. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of sprake is van uitgaven als bedoeld in artikel 3:172 BW waarin partijen niet in evenredigheid hebben bijgedragen. Voor zover de vrouw heeft willen aanvoeren dat zij geen toestemming voor de uitgaven van de man voor de verbouwing/renovatie van de woning heeft gegeven, geldt dat het dan op haar weg had gelegen om de uitgaven voor de woning te verhinderen. Dat zij dit heeft nagelaten, komt voor haar eigen risico.