ECLI:NL:RBMNE:2023:1786

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
UTR 22/1531
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonsanctie opgelegd wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen in het tweede spoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. uit [vestigingsplaats], en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de loonsanctie die aan eiseres is opgelegd omdat zij volgens het Uwv onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht voor werkneemster, die zich op 10 september 2019 ziek had gemeld. Eiseres had het loon van werkneemster gedurende de wettelijke wachttijd van twee jaar doorbetaald, maar na afloop van deze periode heeft werkneemster een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv oordeelde dat de re-integratie-inspanningen van eiseres niet adequaat waren, wat leidde tot de loonsanctie die eiseres verplichtte het loon van werkneemster door te betalen tot 6 september 2022.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, maar dit werd ongegrond verklaard. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat er geen re-integratiekansen zijn gemist en dat de re-integratie-inspanningen wel degelijk adequaat waren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een gebrek aan een duidelijk zoekprofiel was, wat de re-integratie-inspanningen in het tweede spoor heeft bemoeilijkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de re-integratie-inspanningen niet voldeden aan de eisen van de Wet verbetering poortwachter, die vereist dat er een beredeneerd zoekprofiel moet zijn dat aansluit bij de belastbaarheid van de werknemer.

De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht en dat de loonsanctie terecht is opgelegd. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1531

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder.

Inleiding

[werneemster] (werkneemster) werkte als huishoudelijk medewerkster bij eiseres voor 20 uur per week. Zij heeft zich op 10 september 2019 ziek gemeld. Tijdens het ziekteverzuim heeft eiseres het loon van werkneemster gedurende de wettelijke wachttijd van twee jaar doorbetaald.
Na afloop van de wachttijd heeft werkneemster op 16 juni 2021 bij het Uwv een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het Uwv de re-integratie inspanningen van eiseres beoordeeld. Volgens het Uwv zijn de re-integratie-inspanningen van eiseres onvoldoende geweest. Het Uwv heeft daarom met het primaire besluit van 6 augustus 2021 een loonsanctie aan eiseres opgelegd. Dit betekent dat eiseres het loon van werkneemster moet doorbetalen tot 6 september 2022. De behandeling van de WIA-aanvraag van werkneemster is om die reden uitgesteld.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Met het besluit van 18 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard en de opgelegde loonsanctie in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiseres heeft de beroepsgronden aangevuld op 8 april 2022, 4 augustus 2022 en 9 februari 2023. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en heeft dat aangevuld op 14 februari 2023 met als bijlage een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 13 februari 2023.
Het Uwv heeft vervolgens het tijdvak van de loonsanctie op verzoek van eiseres bekort tot en met 16 april 2022, omdat de tekortkomingen in de re-integratie-inspanningen op dat moment voldoende waren hersteld.
Werkneemster heeft geen toestemming gegeven om stukken die medische gegevens bevatten aan eiseres toe te zenden. De rechtbank heeft de medische stukken daarom met bijzondere toestemming alleen verstuurd aan de door eiseres ingeschakelde gemachtigde.
De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2023 op zitting behandeld. Namens eiseres waren [A] en [B] aanwezig, samen met haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich voor de zitting schriftelijk afgemeld.

Waar gaat het in deze zaak over?

1. Deze zaak gaat over het verlengen van de loondoorbetalingsverplichting wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen van eiseres. Partijen zijn het erover eens dat de door de bedrijfsarts van eiseres ingeschatte functionele mogelijkheden van werkneemster adequaat zijn geweest. Ook zijn partijen het erover eens dat de eigen functie van werkneemster niet passend (te maken) was en dat er verder geen mogelijkheden waren bij de eigen werkgever. De zaak spitst zich toe op de re-integratie-inspanningen in het tweede ziektejaar. Die waren gericht op weer gaan werken in een ander bedrijf. Dit wordt ook wel het tweede spoor genoemd.
2. In het kader van het tweede spoor was werkneemster sinds 2 november 2020 als gastvrouw werkzaam bij een andere werkgever, [bedrijf] , voor 10 uur per week. Daarnaast werkte zij vanaf april 2021 ook als invalkracht woonbegeleider bij [instelling] voor 10 uur per week, maar dat is per eind mei 2021 beëindigd vanwege meerdere overschrijdingen van de belastbaarheid in deze functie.
3. Het Uwv vindt dat het tweede spoortraject niet adequaat is geweest, omdat eiseres niet de kortste weg naar werk heeft gevolgd. Volgens het Uwv werkt werkneemster niet structureel in passend werk dat zo dicht mogelijk aansluit bij haar functionele mogelijkheden. Er ontbreekt een realistisch en beredeneerd zoekprofiel dat gebaseerd is op de belastbaarheid van werkneemster. Daardoor is het tweede spoortraject gericht geweest op functies die niet passen bij haar belastbaarheid. Verder vindt het Uwv dat eiseres geen plausibele reden heeft waarom werkneemster tussen maart en juni 2021 niet heeft gesolliciteerd.
4. Eiseres is het niet eens met de opgelegde loonsanctie en vindt dat haar niet het verwijt kan worden gemaakt dat zij onvoldoende re-integratie inspanningen in het tweede spoor heeft verricht. Aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden van eiseres, zal de rechtbank beoordelen of het standpunt van het Uwv juist is.

Wat vindt de rechtbank er van?

Inhoudelijke beoordeling van de re-integratie inspanningen
5. Eiseres voert aan dat er geen re-integratiekansen zijn gemist. Over het eerste verwijt stelt eiseres dat het ontbreken van een niet geheel volledig zoek- en persoonsprofiel de
re-integratie van werkneemster niet heeft geschaad. De beperkingen van werkneemster waren bij eiseres bekend en binnen die beperkingen is het maximale gedaan met zeer veel begeleiding om tot een bevredigend resultaat te komen. Zij vindt het jammer dat het Uwv kiest voor een formele benadering in plaats van te kijken naar het resultaat. Er was namelijk feitelijk sprake van een situatie die volledig past bij het doel van de Wet verbetering poortwachter. Het Uwv stelt dat werkneemster in een niet passende functie als gastvrouw werkte, maar zij verrichtte het werk wel en het leverde haar een werkervaringsplaats op met uitzicht op een arbeidsovereenkomst zodra de WIA-beoordeling achter de rug was en de nieuwe werkgever een claim zou kunnen doen op de no risk polis. Later is de loonsanctie bekort omdat volgens het Uwv het zoekprofiel nu wel goed was en werkneemster had gesolliciteerd, maar werkneemster werkte niet meer en dat kan niet de bedoeling zijn. Bovendien wordt werkneemster nu wel geschikt geacht voor de functie van gastvrouw. Daarmee zijn er in totaal slechts acht sollicitaties geweest op niet passende functies (5x als cateraar en 3x als winkelmedewerker). Daarbij stelt eiseres dat zij en het door haar ingeschakelde re-integratiebureau zo snel mogelijk bijgestuurd hebben door werkneemster de niet passende sollicitaties te laten inhalen.
6. De rechtbank stelt voorop dat een tweede spoortraject in de zin van de Werkwijzer Poortwachter ‘adequaat’ moet zijn. Daarvoor moet het traject bestaan uit een logisch samenhangende reeks van elkaar opvolgende, flankerende en/of overlappende activiteiten die de afstand tussen het persoonsprofiel en het zoekprofiel van de betreffende werknemer zo snel en zo veel mogelijk opheft of verkleint. Het zoekprofiel is het vooraf bepaalde einddoel gericht op een structurele werkhervatting in een geschikte functie buiten de eigen organisatie via de kortst mogelijke route. Gelet op de arbeidsmogelijkheden van de betreffende werknemer die uit het zogenoemde persoonsprofiel zijn af te leiden, wordt het zoekprofiel bepaald aan de hand van een inventarisatie van de arbeids-, verwervings- en hervattingsmogelijkheden op de actuele arbeidsmarkt. Het zoekprofiel bestaat uiteindelijk uit een beredeneerde opsomming of omschrijving van branches, functies en/of werkzaamheden, waarbinnen en waarnaar met de meeste kans op succes wordt gezocht. [1]
7. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van het ontbreken van een duidelijk zoekprofiel, waardoor het in het tweede spoor heeft ontbroken aan een reëel en haalbaar re-integratiedoel. De rechtbank vindt de daarvoor in de rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gegeven toelichting toereikend. In het intakeverslag van het door eiseres ingeschakelde re-integratiebureau van 13 mei 2020 is gesteld dat eerst een persoonlijkheidsprofiel moet worden opgesteld en is het duiden van beroepen in een zoekprofiel nog niet aan de orde. Er wordt verder opgemerkt dat er assessment instrumenten worden ingezet om het persoons- en zoekprofiel te verhelderen. In het trajectvervolgblad van augustus 2020 staat vervolgens dat werkneemster een op haar belastbaarheid toegesneden zoekprofiel heeft en dat als realistische zoekrichting o.a. de uitvaartbranche is benoemd. Daarbij is echter niet duidelijk gemaakt welke functies in de uitvaartbranche en in hoeverre die functies passen bij de vastgestelde beperkingen van werkneemster. Ook in de vervolgrapportages van het re-integratiebureau wordt dit niet inzichtelijk gemaakt.
8. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres niet dat het feit dat een duidelijk zoekprofiel ontbreekt, nog niet betekent dat de re-integratie in het tweede spoor niet adequaat zou zijn omdat werkneemster voortdurend heeft gesolliciteerd op passende functies. De arbeidsdeskundig bezwaar en beroep stelt terecht dat om passend werk te kunnen zoeken, het noodzakelijk is bij aanvang van het tweede spoortraject een beredeneerd zoekprofiel op te stellen dat gebaseerd is op de belastbaarheid van werkneemster. In dit geval is dat niet inzichtelijk gemaakt zodat het tweede spoortraject gericht is geweest op functies die volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet passen bij de belastbaarheid van werkneemster. Daarbij heeft hij voldoende toegelicht waarom in het licht van haar beperkingen twijfels bestaan over de geschiktheid van de functies als gastvrouw, catering- en horecamedewerker en woonbegeleider waarop werkneemster heeft gesolliciteerd. Zo noemt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de verwachte knelpunten bij knielen/hurken, zware lasten tillen en dragen en geknield en gehurkt actief zijn. Daar komt bij dat nergens in de aanwezige stukken over de re-integratie van werkneemster is vastgelegd op welke wijze er aandacht is geweest aan de inhoud van de functies van gastvrouw bij [bedrijf] en van invalkracht woonbegeleider bij [instelling] in relatie tot de belastbaarheid van werkneemster. Ook de door eiseres gestelde gemaakte afspraken en aanpassingen zijn niet schriftelijk vastgelegd. Dat eiseres werkneemster direct heeft bijgestuurd zodra duidelijk was dat zij op niet passende functies solliciteerde, doet hier niet aan af. De rechtbank volgt het standpunt van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat als in het tweede spoortraject bij aanvang duidelijk in kaart was gebracht wat de reële passende zoekmogelijkheden waren en het tweede spoortraject hierop was gericht, via de kortste route de kans op een duurzame herplaatsing in passend werk ook groter was geweest.
9. Voor zover eiseres stelt dat ten onrechte wordt voorbijgegaan aan de in bezwaar ingebrachte e-mail van 15 september 2021 met een gespreksverslag tussen eiseres en [bedrijf] over de gemaakte afspraken en aanpassingen, geldt dat dit gespreksverslag niets kan veranderen aan wat er in de periode tot aan het loonsanctiebesluit niet goed is gegaan. Alle acties van eiseres na de datum van het loonsanctiebesluit vallen in het kader van het herstel van het verzuim. Deze e-mail kon in bezwaar dus niet betrokken worden, omdat uit dat gespreksverslag niet kan worden opgemaakt dat de daarin gestelde afspraken voorafgaand aan de detachering bij [bedrijf] zijn gemaakt. Uit de e-mail blijkt dat de beoordeling van de re-integratie door het Uwv de aanleiding is geweest van het gesprek over hoe het met werkneemster gaat op haar huidige werkplek bij [bedrijf] . Het is dus terecht dat het Uwv aan dit gespreksverslag niet de betekenis heeft gehecht die eiseres daaraan gehecht heeft willen zien.
10. Eiseres wijst er verder op dat in het kader van het bekortingsverzoek de functie van gastvrouw wel passend is geacht. De rechtbank is echter van oordeel dat aan het besluit tot toewijzing van het bekortingsverzoek een ander feitencomplex ten grondslag lag. Uit het aan dat besluit ten grondslag gelegd rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 17 maart 2022 blijkt dat eiseres inmiddels een uitgebreid zoekprofiel heeft opgesteld dat zich richt op onder andere de functie gastvrouw (wegwijzen in zorginstellingen,
zonder schoonmaakwerkzaamheden). Daarbij heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het aanvullend rapport van 13 februari 2023 toegelicht dat eerder niet duidelijk was of bij de functie gastvrouw bij [bedrijf] sprake was van overschrijding van de belastbaarheid van werkneemster omdat huishoudelijke of schoonmaakwerkzaamheden onderdeel waren van de functie. De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldoende is toegelicht waarom de functie van gastvrouw eerder als niet passend werd beschouwd.
11. Op de zitting heeft eiseres nogmaals aangegeven dat zij er alles aan heeft gedaan om werkneemster te laten re-integreren en dat er vooral gekeken moet worden naar het resultaat: werkneemster was aan het werk met uitzicht op een dienstverband. De rechtbank heeft waardering voor deze betrokkenheid van eiseres, maar deze laat het vereiste van een adequate re-integratie onverlet. De rechtbank ziet dat eiseres inspanningen heeft verricht, maar die inspanningen sluiten niet aan bij de systematiek van de poortwachterstoets dat een tweede spoor re-integratieplan ten minste moet bestaan uit een vastgesteld beredeneerd zoekprofiel. Bij het resultaat komt het er bovendien niet alleen op aan dat werkneemster werkt, maar moet sprake zijn van een voor haar passende functie.
12. Over het tweede verwijt dat een plausibele reden ontbreekt waarom er tussen maart en juni 2021 niet is gesolliciteerd, voert eiseres aan dat het uiteindelijk slechts gaat om een beperkte periode van twee weken. Werkneemster had vanaf 10 maart 2021 zicht op een werkervaringsplaats bij [instelling] die per 1 april 2021 zou ingaan. Daarmee zou zij in combinatie met de uren bij [bedrijf] haar volledige uren hebben benut, gezien de aangenomen urenbeperking door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 27 juli 2021. Het solliciteren in de laatste twee weken van juni 2021 was volgens Peter Bijnen van het re-integratiebureau moeilijker, omdat werkneemster bij moest komen van de teleurstelling van het stopzetten van de werkervaringsplaats bij [instelling] . Werkneemster moest namelijk de veerkracht behouden zodat zij vervolgens mentaal sterk genoeg was om verder te solliciteren.
13. Ook deze grond slaagt niet. Daarbij volgt de rechtbank de toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat de aangenomen urenbeperking van 20 uur per week pas vanaf einde wachttijd geldt. In de hier te beoordelen periode van de re-integratie was dus geen sprake van een urenbeperking. Het tweede spoortraject kon volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dan ook niet om die reden ‘on hold’ worden gezet. Zoals hiervoor al overwogen, waren de functies bij [bedrijf] en [instelling] daarnaast ook niet passend. Verder was het volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op voorhand niet duidelijk dat werkneemster voor onbepaalde tijd herplaatst kon worden tegen loonwaarde in passend werk. Weliswaar stelt eiseres dat over de mogelijkheden van werkneemster van te voren uitgebreid met het re-integratiebureau en de werkgevers zijn besproken, maar een verslaglegging daarvan ontbreekt in het dossier.
14. Tot slot wijst eiseres er op dat werkneemster inmiddels een IVA-uitkering heeft gekregen. Daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet de conclusie worden getrokken dat eiseres tijdens de wachttijd voldoende heeft gedaan aan re-integratie. [2] De toekenning van een dergelijke uitkering heeft achteraf plaatsgevonden op basis van een ander beoordelingskader dan aan de orde is bij de beoordeling van de re-integratie inspanningen van een werkgever. De toekenning van een IVA-uitkering aan werkneemster maakt dus niet dat eiseres een deugdelijke grond had om geen re-integratie inspanningen te verrichten. Bovendien waren de medische beperkingen van werkneemster tijdens de wachttijd niet dezelfde als per einde wachttijd.
Hoor- en wederhoor
15. Eiseres vindt het verder onbegrijpelijk dat in het bestreden besluit in het geheel niet is ingegaan op de stelling dat het Uwv de Werkwijze Poortwachter niet heeft gevolgd. Daardoor is volgens eiseres geen hoor- en wederhoor toegepast en is eiseres niet in de gelegenheid geweest om een deugdelijke grond aan te dragen. Eiseres vindt dat het Uwv enkel is uitgegaan van de input van werkneemster die forse beperkingen heeft op het gebied van sociaal en persoonlijk functioneren. Verder voert eiseres aan dat onvoldoende verifieerbaar is of de loonsanctiecommissie (LLC) betrokken is geweest bij de besluitvorming zoals het Uwv stelt. Het advies van de loonsanctiecommissie ontbreekt.
16. Deze beroepsgrond slaagt ook niet. De rechtbank vindt dat uit de dossierstukken niet kan worden afgeleid dat het Uwv zijn oordeel over de re-integratie-inspanningen uitsluitend heeft gebaseerd op wat werkneemster heeft verklaard. Uit het rapport van de primaire arbeidsdeskundige blijkt dat eiseres de gelegenheid heeft gehad om te reageren. Dat heeft eiseres ook gedaan met de e-mail van 9 juli 2021. Dat de arbeidsdeskundige vervolgens voorafgaand aan het opleggen van de loonsanctie haar bevindingen op basis van dossiergegevens en de ontvangen reactie niet met eiseres heeft besproken, brengt niet mee dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid.
17. Wat betreft de grond over de LLC, blijkt uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 11 november 2021 dat het primaire arbeidskundige rapport aan de LLC is voorgelegd. Dat daarbij geen inzicht is gegeven in het advies van de LLC, maakt niet dat er een rechtsregel is geschonden. Daarbij verwijst de rechtbank naar de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep die heeft geoordeeld dat het niet raadplegen van de LLC voorafgaande aan het loonsanctiebesluit geen schending oplevert van een bij of krachtens wet gestelde regel. [3]

Conclusie en gevolgen

18. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie inspanningen heeft verricht in het tweede spoortraject. Het Uwv heeft dan ook terecht aan eiseres een loonsanctie opgelegd. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzitter, en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, leden, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie paragraaf 4.3.3 van de Werkwijzer Poortwachter.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:462.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 maart 2010, ECLI:NL:CRvB:BL9850.