In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. uit [vestigingsplaats], en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de loonsanctie die aan eiseres is opgelegd omdat zij volgens het Uwv onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht voor werkneemster, die zich op 10 september 2019 ziek had gemeld. Eiseres had het loon van werkneemster gedurende de wettelijke wachttijd van twee jaar doorbetaald, maar na afloop van deze periode heeft werkneemster een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv oordeelde dat de re-integratie-inspanningen van eiseres niet adequaat waren, wat leidde tot de loonsanctie die eiseres verplichtte het loon van werkneemster door te betalen tot 6 september 2022.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, maar dit werd ongegrond verklaard. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat er geen re-integratiekansen zijn gemist en dat de re-integratie-inspanningen wel degelijk adequaat waren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een gebrek aan een duidelijk zoekprofiel was, wat de re-integratie-inspanningen in het tweede spoor heeft bemoeilijkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de re-integratie-inspanningen niet voldeden aan de eisen van de Wet verbetering poortwachter, die vereist dat er een beredeneerd zoekprofiel moet zijn dat aansluit bij de belastbaarheid van de werknemer.
De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht en dat de loonsanctie terecht is opgelegd. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.