ECLI:NL:RBMNE:2023:178

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
UTR 22/346
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak over geschiktheid van eiser voor functie van Snackbereider in verband met beperkingen in trappenlopen

Op 24 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Dinc, had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv. De rechtbank had eerder, op 19 september 2022, een tussenuitspraak gedaan waarin het Uwv de gelegenheid kreeg om een motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. Eiser is beperkt in trappenlopen volgens de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), waaruit blijkt dat hij slechts 15 treden achtereen kan lopen. De functie van Snackbereider vereist echter dat hij 30 treden achtereen kan lopen.

In de einduitspraak oordeelt de rechtbank dat het Uwv niet voldoende heeft onderbouwd waarom eiser geschikt zou zijn voor de functie van Snackbereider, ondanks het indienen van een aanvullend rapport door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De rechtbank concludeert dat het Uwv het motiveringsgebrek niet heeft hersteld en verklaart het beroep van eiser gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd en het Uwv moet een nieuw besluit nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak en de eerdere tussenuitspraak. De rechtbank stelt een termijn van zes weken voor het nemen van het nieuwe besluit.

Daarnaast veroordeelt de rechtbank het Uwv in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 2.092,50, en moet het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van € 50,-- vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/346

einduitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Dinc),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: E. Witte).

Inleiding

1.1
Voor de voorgeschiedenis en het procesverloop in deze zaak verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak van 19 september 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3786.
1.2
Met de tussenuitspraak heeft de rechtbank het Uwv in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak het motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. Om het gebrek te herstellen heeft het Uwv een aanvullend rapport van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingediend van 10 oktober 2022. Hierop heeft eiser op 15 november 2022 gereageerd.
1.3
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 17 november 2022 gesloten. De rechtbank heeft haar uitspraaktermijn van zes weken, met nog eens zes weken verlengd.

Overwegingen

2. Deze einduitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij zij hierna uitdrukkelijk anders overweegt. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van oordelen die zij zonder voorbehoud in de tussenuitspraak heeft gegeven. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen is dat anders.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser de functie van Snackbereider (handmatig) (SBC-code 111071) kan doen. Eiser is volgens de FML sterk beperkt in trappenlopen. Hij kan tenminste in één keer, één trap op of af lopen (in totaal 15 treden). De functie vereist echter dat eiser eenmaal tijdens twee werkuren tot ongeveer 30 treden achtereen trappenloopt. Dat is dus meer dan eiser volgens de FML kan.
4. In reactie op de tussenuitspraak heeft het Uwv een aanvullend rapport van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 10 oktober 2022 ingediend. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overschrijdt de functie de belastbaarheid van eiser in traplopen niet, omdat het Claim Beoordelings- en Borgingsysteem (CBBS) bij trappenlopen uitgaat van een normaalfrequentie van vier keer per uur. Dat betekent dat eiser vier keer per uur in één keer, één trap op of af kan lopen (in totaal 15 treden). Dit komt erop neer dat eiser in een uur in totaal 60 treden kan trappenlopen. In de functie gaat het om het trappenlopen van slechts 30 treden in twee werkuren. Dit is dus ruim binnen de totaalmarge, aldus de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigt deze redenering. Volgens haar bestaat er medisch gezien geen bezwaar tegen dat eiser 30 treden trappenloopt, omdat dit maar eenmaal per twee werkuren voorkomt.
5. De rechtbank oordeelt dat het Uwv hiermee nog steeds onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser geschikt is voor deze functie. De rechtbank kan volgen dat eiser tijdens twee werkuren eenmaal tot ongeveer 30 treden in totaal kan trappenlopen, maar het Uwv heeft geheel niet onderbouwd dat eiser die 30 treden ook
achtereenzou kunnen lopen, terwijl de functie dat wel vereist. Eiser is in de FML duidelijk beperkt geacht voor trappenlopen vanaf 15 treden in één keer, ofwel: achtereen. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft niet uitgelegd waarom zij eiser in de FML beperkt acht tot trappenlopen vanaf 15 treden achtereen en hem voor deze functie wel in staat acht tot trappenlopen van 30 treden achtereen.
6. Dat betekent dat het Uwv het motiveringsgebrek niet heeft hersteld. De rechtbank verklaart het beroep van eiser daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Het Uwv moet een nieuw besluit nemen op het bezwaar van eiser. Dat moet het Uwv doen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken, die begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, begint nadat op het hoger beroep is beslist.
7. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank het Uwv in de proceskosten van eiser in beroep. De kosten van eiser voor de beroepsmatige rechtsbijstand van zijn gemachtigde stelt de rechtbank vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor de reactie na de tussenuitspraak, met een waarde per punt van € 837,-- en onder een wegingsfactor 1). Deze tarieven staan in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
8. Tot slot moet het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van € 50,-- aan hem vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken nadat deze uitspraak gezag van gewijsde heeft gekregen, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van € 2.092,50;
  • bepaalt dat het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van € 50,-- aan eiser vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer de Bruin, griffier. De beslissing is op 24 januari 2023 in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak van 19 september 2022 kan binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden, hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.