ECLI:NL:RBMNE:2023:177

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
UTR 22/1155
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na herbeoordeling door het Uwv

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een WIA-uitkering ontving, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid, die door het Uwv was vastgesteld op 51,98% en later gewijzigd naar 62,36%. De rechtbank heeft de feiten en het proces in detail onderzocht, waarbij eiser zijn beperkingen en de medische beoordeling door het Uwv aanvoerde. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid van eiser terecht had vastgesteld op 62,36% per 27 augustus 2021, en dat de medische rapporten aan de vereisten voldeden. Eiser had geen voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om de beoordeling van het Uwv te weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede besluit ongegrond. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-- en moest het griffierecht van € 50,-- vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1155

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.D.B. Groeneweg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1.1
Eiser ontving een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 53,48%. De [stichting] wil in het kader van het opstarten van een schuldsaneringstraject voor eiser, weten in hoeverre eiser betaald werk kan doen. De stichting heeft daarom het Uwv op 27 augustus 2021 gevraagd om eisers arbeidsvermogen opnieuw te beoordelen.
1.2
Een verzekeringsarts van het Uwv heeft vervolgens onderzoek verricht en de klachten en aandoeningen van eiser vertaald naar arbeidsbeperkingen. De beperkingen zijn opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 26 maart 2021. Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft geconcludeerd dat eiser vanwege de beperkingen uit de FML zijn oude werk als vertegenwoordiger in ieder geval niet kan doen. Vervolgens heeft hij het maatmaninkomen van eiser vastgesteld (het inkomen dat eiser had voordat hij ziek werd), en drie functies geselecteerd die eiser volgens hem wél kan doen. Door het uurloon in de middelste functie af te zetten tegen het maatmanloon van eiser, heeft de arbeidsdeskundige berekend dat eiser met de middelste functie nog 48,02% kan verdienen van zijn oude inkomen. Voor de overige 51,98% moet eiser arbeidsongeschikt worden beschouwd. In het besluit van 12 mei 2021 heeft het Uwv de WIAuitkering van eiser daarom per 27 augustus 2021 voortgezet op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 51,98%.
1.3
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv hebben heronderzoek gedaan. Zij komen echter tot dezelfde conclusie als eerste verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. In het besluit van 14 januari 2022 (
het bestreden besluit 1)heeft het Uwv het bezwaar van eiser daarom ongegrond verklaard.
1.4
Eiser heeft hierna beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift en aanvullende rapporten van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingediend. De zaak is op 9 juni 2022 bij de rechtbank op een zitting behandeld. Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak geschorst en het Uwv gevraagd om een nadere onderbouwing van het bestreden besluit 1.
1.5
Het Uwv heeft vervolgens op 6 september 2022 een nieuw besluit genomen (
het bestreden besluit 2). Hierin heeft het Uwv het bezwaar van eiser alsnog gegrond verklaard en de WIAuitkering per 27 augustus 2021 voortgezet op basis van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid van 62,36%. Hierbij heeft het Uwv zich gebaseerd op een nieuw rapport van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Eiser is het hier nog steeds niet mee eens. Hij heeft daarom zijn beroep gehandhaafd en aangevuld met gronden. Ook heeft hij daarbij het Plan van Aanpak van 19 juli 2021 in het kader van zijn dagbesteding, ingediend. Het Uwv heeft vervolgens een verweerschrift en een aanvullend rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend. Eiser heeft hier nog op gereageerd met een brief van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 18 juli 2016.
1.6
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak daarna op 31 oktober 2022 gesloten. De rechtbank heeft haar uitspraaktermijn van zes weken, met nog eens zes weken verlengd.

Overwegingen

Ten aanzien van het bestreden besluit 1

2. Het beroep van eiser heeft automatisch ook betrekking op het bestreden besluit 2, dat in de plaats komt van het bestreden besluit 1. Dat staat in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor heeft eiser geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit 1. Voor zover het beroep dus nog tegen het bestreden besluit 1 is gericht, verklaart de rechtbank het daarom niet-ontvankelijk.
3. Omdat het Uwv het bestreden besluit 1 naar aanleiding van het beroep van eiser heeft gewijzigd, veroordeelt de rechtbank het Uwv in de proceskosten van eiser in beroep. De kosten van eiser voor de beroepsmatige rechtsbijstand van zijn gemachtigde stelt de rechtbank vast op € 1.674,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,-- onder een wegingsfactor 1). Deze tarieven staan in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
4. Tot slot moet het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van € 50,-- aan hem vergoeden.

Ten aanzien van het bestreden besluit 2

Het geschil
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit 2, omdat hij vindt dat daarmee nog onvoldoende recht wordt gedaan aan zijn beperkingen. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit 2. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, moet de rechtbank daarom beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht heeft vastgesteld op 62,36%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiser op 27 augustus 2021 (de datum in geding).

Beoordelingskader

6. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
 voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiser aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan deze drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat de rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen. Maar om voldoende aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat hoe eiser zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?
7. De rechtbank oordeelt van wel. Het Uwv baseert zich op het rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 11 januari 2022 en de aanvullende rapporten van deze verzekeringsarts in beroep. De rechtbank ziet allereerst dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de telefonische hoorzitting in bezwaar een uitgebreide anamnese bij eiser heeft afgenomen. Verder heeft zij het dossier bestudeerd en de medische informatie, waaronder de stukken van Indigo, het huisartsenjournaal en de informatie over eisers dagbesteding, kenbaar bij haar beoordeling betrokken. De rechtbank oordeelt dat zij begrijpelijk en zonder tegenstrijdigheden heeft beargumenteerd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Daarmee voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden, zodat het Uwv zich bij het bestreden besluit 2 mocht baseren op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Is de medische beoordeling juist?
8.1
Eiser voert aan van niet. Volgens eiser is de medische beoordeling onjuist omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat de dagbesteding waar eiser voor in aanmerking is gebracht, niet-arbeidsmatig is. De criteria voor deze dagbesteding zijn daarvoor veel te beperkt. Dat eiser aan deze criteria voldoet, betekent geenszins dat hij kan werken. Ter onderbouwing heeft eiser het Plan van Aanpak van 19 juli 2021 in het kader van zijn dagbesteding ingediend.
8.2
De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om de medische beoordeling onjuist te achten. Aan de indicatie van eiser voor dagbesteding op grond van de Wet Maatschappelijke ondersteuning kan, omdat daarbij een ander toetsingskader wordt gehanteerd, in deze zaak geen betekenis toekomen. Het aannemen van arbeidsbeperkingen in het kader van de Wet WIA kan immers alleen op grond van objectief medisch onderzoek. Het Plan van Aanpak dat eiser heeft overgelegd is gebaseerd op een zogenaamd keukentafelgesprek en is daarmee ingegeven door de (subjectieve) beleving die eiser zelf heeft van zijn beperkingen. Dat eiser daarmee voldoet aan de criteria voor dagbesteding, kan dus niet betekenen dat de objectief medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist zou zijn. [1] De beroepsgrond slaagt niet.
9.1
Eiser voert verder aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hem in de FML ten onrechte niet beperkt heeft geacht voor autorijden. Eiser is daar door het CBR ongeschikt voor verklaard waarbij zijn rijbewijs is ingetrokken. Ter onderbouwing heeft eiser een brief van het CBR van 18 juli 2016 ingediend.
9.2
De rechtbank ziet hierin ook geen reden om de medische beoordeling voor onjuist te houden. Uit de brief van het CBR blijkt dat eisers rijbewijs om medische redenen op 25 juli 2016 is ingetrokken. Dit is ruim zes jaar voor de datum in geding van 27 augustus 2021. Eiser heeft niet onderbouwd dat die situatie op de datum in geding nog onverkort aan de orde is. De beroepsgrond slaagt niet.
10.1
Eiser voert verder aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hem in de FML ten onrechte in staat heeft geacht om 600 keer per uur te reiken, en tot 70 boven schouderhoogte actief te zijn. Hier is eiser niet toe in staat vanwege zijn schouderklachten. Op 28 september 2022 is eiser nog doorverwezen naar de orthopedisch chirurg vanwege ondraaglijke schouderpijn. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening gehouden met de concentratieproblemen die eiser heeft door zijn pijnklachten en ADHD.
10.2
De rechtbank volgt eiser hierin evenmin. Ook hier geldt dat de doorverwijzing waar eiser op wijst niet ziet op de datum in geding. De doorverwijzing doet de rechtbank daarom niet twijfelen aan de beoordeling over eisers schouderklachten per 27 augustus 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft al diverse beperkingen in de FML opgenomen voor deze klachten. Dat eiser op 27 augustus 2021 meer of verdergaand beperkt zou zijn dan dat, heeft eiser niet onderbouwd met informatie van een arts of een medisch behandelaar. Hetzelfde geldt voor de concentratieproblemen die eiser claimt. Eiser is in de FML al aangewezen op werk waarbij hij niet of nauwelijks wordt afgeleid door lawaai in de nabije omgeving (mensen, telefoon en rumoer). Dat dit onvoldoende zou zijn is niet onderbouwd met medische gegevens. Hoe eiser zichzelf voelt is onvoldoende voor het aannemen van beperkingen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
11.1
Eiser voert aan van niet. Hij betwist allereerst de geschiktheid van functienummer 3821.0007.019 binnen de functie van Assemblage medewerker elektronische producten (SBC-code 267041). Eiser kan deze functie naar eigen zeggen niet doen, omdat hij daarin een opstapje moet gebruiken om niet boven schouderhoogte actief te hoeven zijn. Het gebruiken van een opstapje is volgens eiser te vergezocht. Bovendien kan eiser geen 700 keer per uur reiken, zoals in deze functie vereist is. Verder zou er volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen sprake zijn van drukte en lawaai in deze functie, maar kan eiser wel oordopjes gebruiken. Dat klinkt tegenstrijdig. Ook is eiser niet in staat om de overleggen te voeren die in deze functie voorkomen, omdat hij sterk beperkt is in het uiten van zijn gevoelens. Dergelijke overleggen gaan niet alleen over praktische zaken, maar ook over samenwerken en collegiaal omgaan met elkaar. Tot slot ontbreekt volgens eiser een beschrijving van functienummer 3821.0007.019 in het dossier.
11.2
De rechtbank volgt eiser niet. De beschrijving van functienummer 3821.0007.019 is in de resultaat functiebeoordeling opgenomen op pagina 2 tot en met 6. Wat betreft het boven schouderhoogte actief zijn ziet de rechtbank dat eiser in de functie de afzuigkap boven zijn werkplek moet positioneren. Deze handeling komt ongeveer twee keer tijdens twee uren voor. Volgens de FML kan eiser zijn armen tot maximaal 70 boven zijn macht bewegen. Van ‘boven schouderhoogte actief zijn’ is pas sprake bij het optillen van de armen tot 90 of hoger. Eiser kan in feite dus helemaal niet boven schouderhoogte actief zijn. Uit het arbeidskundig rapport blijkt dat de arbeidskundige bezwaar en beroep juist om die reden functienummer 3821.0007.019 voor eiser heeft geselecteerd. Daarin kan eiser er namelijk een opstapje bij pakken zonder dat hij daarmee de productielijn ophoudt. Eiser werkt in de functie aan een eigen werkbureau of wikkelmachine. De rechtbank ziet niet waarom het vergezocht zou zijn om een opstapje te gebruiken in de functie. Dit is een gebruikelijk hulpmiddel. Zowel in het dagelijks leven, als op de werkvloer.
11.3
Ook ziet de rechtbank geen reden om de functie vanwege het reiken ongeschikt te achten voor eiser. Volgens de FML is eiser in staat om 600 keer per uur tot een afstand van 70 cm te reiken. In de functie moet eiser 700 keer per uur reiken. Dat is te vaak. Toch is er volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen sprake van een overschrijding, omdat de hogere frequentie wordt ondervangen door de kortere reikafstand in de functie van 50 of 60 cm. Een reikafstand van 50 of 60 cm. is beduidend minder belastend. Deze afstanden zijn binnen armlengte en eisers armen kunnen dicht bij zijn romp blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit bevestigd en ziet daarom in de hogere frequentie geen bezwaar. Ook de rechtbank kan de redenering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen. Eiser heeft niet onderbouwd waarom hij de functie desondanks niet zou kunnen doen.
11.4
Verder ziet de rechtbank niet dat de functie vanwege lawaai ongeschikt zou zijn voor eiser. Eiser is in de FML alleen beperkt geacht voor lawaai in zijn directe omgeving. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd dat daar geen sprake van is in de functie. Bovendien kan eiser desgewenst oordopjes dragen. Hiermee heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bedoeld dat de functie het gebruik van oordopjes toelaat. Oordopjes zijn niet voorgeschreven.
11.5
Dat eiser de functie tot slot niet kan doen omdat hij daarin moet samenwerken en overleg moet voeren, volgt de rechtbank evenmin. Eiser is in de FML sterk beperkt geacht in het uiten van eigen gevoelens, omdat hij anderen in verwarring kan brengen door zijn gevoelens op een onduidelijke, onvoorspelbare of onconventionele manier te uiten. Wel wordt eiser in de FML in staat geacht om samen te werken met anderen, mits hij een eigen van tevoren afgebakende deeltaak heeft. De rechtbank ziet niet waarom de functie hier niet aan zou voldoen. Er is alleen sprake van productieoverleg of ander basaal overleg. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wijst erop dat er in zo’n overleg geen speciaal beroep wordt gedaan op het uiten van gevoelens. Ook wordt daarin geen niveau van probleemoplossen gevraagd dat hoger ligt dan wat eiser aankan. Verder geldt dat eiser in de functie een eigen van tevoren afgebakende deeltaak krijgt waarbij hij werkt aan een eigen werkbureau of wikkelmachine. De beroepsgrond slaagt niet.
12.1
Eiser betwist ook de geschiktheid van de functie van Wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053). Volgens hem kan er geen sprake zijn van een rustige werkplek als hij met acht tot 20 collega’s (waaronder (onbekende) flexwerkers) moet werken in een ruimte van 100 m2. Ook overschrijdt deze functie zijn belastbaarheid in reiken.
12.2
De rechtbank volgt eiser hierin evenmin. Uit de functieomschrijving blijkt dat eiser met 6 tot 8 anderen werkt in een hal van 900 m2. Eiser werkt aan een van de acht wikkelmachines die in twee rijen van vier staan opgesteld. Dat eiser in deze functie zou moeten werken met 20 collega’s in een ruimte van 100 m2 is dus onjuist. Eiser is in de FML alleen beperkt geacht voor lawaai in zijn directe omgeving. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd dat daar geen sprake van is in de functie. Bovendien kan eiser ook hier desgewenst oordopjes dragen. Ook ziet de rechtbank geen reden om deze functie vanwege het reiken ongeschikt te achten voor eiser. Zoals gezegd kan eiser volgens de FML 600 keer per uur reiken tot een afstand van 70 cm. De functie vereist slechts 360 keer per uur reiken tot een afstand van 40 of 50 cm. Dit ligt dus binnen eisers mogelijkheden. De beroepsgrond slaagt niet.
13.1
Eiser voert tot slot aan dat ook de functie van Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) ongeschikt is. Ook hier is het gebruik van een opstapje om niet boven schouderhoogte actief te hoeven zijn, volgens eiser vergezocht.
13.2
De rechtbank volgt eiser niet. Uit de werkomschrijving volgt dat eiser werkt aan een werktafel. Per opdracht krijgt hij naast zijn werktafel een rolkar aangeleverd met daarop de benodigde onderdelen die hij moet verdelen over een carrousel en etagerekjes. Volgens de resultaatfunctiebeoordeling moet eiser dit in totaal ongeveer tien keer tijdens acht uren doen, zittend vanaf zijn werkplek. Als eiser blijft zitten moet hij dit boven schouderhoogte doen. Zoals gezegd kan eiser dat niet, nu hij zijn armen slechts tot maximaal 70 boven zijn macht kan bewegen. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan eiser dan echter even opstaan (eiser is 1.90 m. lang) en indien nodig, ook nog een opstapje gebruiken. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hierin volgen. Even opstaan om iets te pakken is volgens het Claimbeoordelings en Borgingssysteem (CBBS) geen onderbreking van zitten en door even op te staan en indien nodig, een opstapje te gebruiken, kan eiser de hoek waarbinnen hij zijn armen boven zijn macht moet bewegen omlaag brengen naar 70 of minder. Eiser heeft niet concreet gemaakt waarom de functie desondanks ongeschikt zou zijn op dit punt. Dat het gebruiken van een opstapje vergezocht zou zijn volgt de rechtbank zoals gezegd, niet.
Conclusie
14. De beroepsgronden van eiser tegen het bestreden besluit 2 slagen geen van alle. Omdat uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat eiser per 27 augustus 2021 voor 62,36% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd, heeft het Uwv zijn WIAuitkering per die datum terecht voortgezet op basis van dat arbeidsongeschiktheidspercentage.
15. Voor zover het beroep is gericht tegen het bestreden besluit 2 verklaart de rechtbank het daarom ongegrond.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit 1 nietontvankelijk;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,--;
  • bepaalt dat het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van € 50,-- aan eiser vergoedt;
  • verklaart het beroep voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit 2 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer de Bruin, griffier. De beslissing is op 24 januari 2023 in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2299.