ECLI:NL:RBMNE:2023:170

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
UTR 22/2559
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een junior onderzoeker, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering. Eiseres had zich op 1 juli 2020 ziek gemeld en na een beoordeling door het Uwv op 3 september 2021 werd geconcludeerd dat zij in staat was om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 4 oktober 2021. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde haar bezwaar ongegrond in een besluit van 6 mei 2022.

De rechtbank heeft de zaak op 14 december 2022 behandeld en moest beoordelen of de conclusie van het Uwv juist was, met name of het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Eiseres betwistte de zorgvuldigheid van het onderzoek en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten en beperkingen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv op zorgvuldige wijze had gehandeld en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en dat de geduide functies voor eiseres passend waren.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde het besluit van het Uwv om de ZW-uitkering te beëindigen. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2559

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Schutrups),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (het Uwv)
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. Eiseres was werkzaam als junior onderzoeker bij de [Werkgever] voor gemiddeld 30,34 uur per week. Op 1 juli 2020 heeft zij zich voor haar werk ziek gemeld.
2. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft een verzekeringsarts van het Uwv eiseres telefonisch gehoord op 17 augustus 2021 en beoordeeld hoe de medische situatie van eiseres is, waarna de belastbaarheid van eiseres is vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 augustus 2021. Vervolgens zijn op basis van een arbeidsdeskundig onderzoek voorbeeldfuncties geduid die eiseres zou kunnen verrichten. Volgens het Uwv kan eiseres in die functies meer dan 65% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd, namelijk 76,21%. Op 3 september 2021 heeft het Uwv daarom besloten dat de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiseres met ingang van 4 oktober 2021 eindigt. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
3. Naar aanleiding van het bezwaar hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv een nieuw onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een hoorzitting via MS Teams gehouden. Deze ziet aanleiding de FML op een aantal items aan te passen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de aanpassing van de FML ertoe leidt dat een aantal functies niet passend zijn, maar dat er binnen de functies passende alternatieve functies zijn. Eiseres kan daardoor nog steeds meer dan 65% verdienen van het loon dat zij eerder verdiende, namelijk 70,33%.
4. In het besluit van 6 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2022 op een hybride zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiseres in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde via MS Teams. Ook is verschenen de gemachtigde van het Uwv.

Waar gaat het om?

6. Volgens het Uwv heeft eiseres per 4 oktober 2021 geen recht meer op een ZW-uitkering, omdat zij meer dan 65% van het loon per uur kan verdienen dan zij als junior onderzoeker verdiende (haar maatmaninkomen). Dit percentage verdienvermogen heeft het Uwv met verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek berekend aan de hand van het loon dat eiseres ondanks haar beperkingen, zou kunnen verdienen met voor haar passende voorbeeldfuncties.
7. Eiseres is het niet eens met de conclusie van het Uwv dat zij geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Zij vindt dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is verricht, omdat alleen is afgegaan op beschikbare medische informatie. Die was te weinig om tot een gedegen oordeel te kunnen komen en daarom had informatie moeten worden gevraagd bij haar huisarts en haar psycholoog. Verder vindt eiseres dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten en beperkingen, waardoor zij op 4 oktober 2021 nog niet in staat was om te werken.

Wat vindt de rechtbank?

8. Aan de hand van de beroepsgronden van eiseres moet de rechtbank beoordelen of de conclusie van het Uwv juist is. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op
4 oktober 2021. Bij de beoordeling van het beroep stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
• op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen,
• geen tegenstrijdigheden bevatten, en
• voldoende begrijpelijk zijn.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Voldoen de rapporten aan de drie voorwaarden?
9.1
De rechtbank vindt dat het onderzoek zorgvuldig is geweest. De rechtbank licht dit hieronder toe.
9.2
Eiseres is in de primaire fase telefonisch gehoord door een verzekeringsarts die, zoals in beroep is bevestigd, opgenomen staat in het BIG-register. In de bezwaarfase heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 3] op 7 april 2022 eiseres via beeldbellen tijdens een gesprek van 60 minuten geobserveerd en gerichte anamnese uitgevraagd. Eiseres heeft bevestigd dat het een lang gesprek was en dat zij daarin haar bezwaren mondeling heeft kunnen toelichten. In deze zaak staan de klachten en beperkingen op psychisch vlak op de voorgrond en gaat het niet om fysieke klachten. Tijdens het beeldbellen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres kunnen observeren. Dat geen fysiek spreekuurcontact heeft plaatsgevonden met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, maakt daarom het onderzoek niet onzorgvuldig. Hierbij speelt een rol dat het onderzoek via beeldbellen was ingegeven door de maatregelen rondom het coronavirus.
9.3
De rechtbank constateert dat [naam 3] de door eiseres in bezwaar overgelegde informatie van haar psycholoog [naam 2] van 5 oktober 2021 heeft betrokken. Die informatie dateert van direct na de beoordelingsdatum. Ook was informatie beschikbaar van de bedrijfsarts. Het is aan de verzekeringsarts om af te wegen of het opvragen van nadere medische informatie toegevoegde waarde heeft. Eiseres heeft niet toegelicht welke informatie haar psycholoog nog extra had kunnen verstrekken over haar situatie op
4 oktober 2021. Dat [naam 3] geen verdere informatie heeft opgevraagd, ziet de rechtbank daarom niet als een gebrek in de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek.
9.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam 3] in het rapport van 8 april 2022 eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen. Onder die omstandigheden is er geen sprake van een onzorgvuldig onderzoek. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
10.1
Eiseres vindt dat vanwege haar klachten, zoals haar moeheid, overprikkeling, problemen met geheugen/concentratie, overbelasting, verdergaande beperkingen hadden moeten worden opgenomen voor het vasthouden en verdelen van de aandacht.
10.2
Uit het rapport van verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 3] en de FML blijkt dat de psychische klachten worden onderkend. Op basis van dossieronderzoek, de eigen bevindingen uit het gesprek met eiseres en de informatie van de psycholoog heeft [naam 3] vastgesteld dat eiseres beperkingen heeft in het persoonlijk functioneren en sociaal functioneren en in de werktijden. [naam 3] heeft in de medische beoordeling ook de door de psycholoog gestelde diagnose betrokken.
10.3
Wat betreft het item ‘vasthouden van de aandacht in het dagelijks functioneren’ en het item ‘verdelen van de aandacht’ heeft het Uwv toegelicht dat de verzekeringsartsen in hun gesprekken met eiseres geen bijzonderheden hebben waargenomen ten aanzien van aandacht en concentratie. Daarbij komt dat voor het aannemen van een beperking op die twee items voldaan moet worden aan de in het CBBS beschreven voorwaarde dat sprake moet zijn van een ernstige stoornis, zoals een psychose, een ernstige depressie, een ernstige vorm van hersenschade. Een dergelijke situatie doet zich niet voor bij eiseres.
De beroepsgrond slaagt niet.
11.1
Verder vindt eiseres dat zij verdergaand beperkt is wat betreft het aantal te werken uren per dag en per week op grond van energetische indicatie en uit preventief oogpunt. Zij wijst daarbij op de informatie van haar psycholoog en uit het gegeven dat zij de dag na een behandelsessie moet herstellen, aangezien de sessies veel energie vragen en psychisch aangrijpend zijn.
11.2
Bij het vaststellen van een urenbeperking past de verzekeringsarts de Standaard Duurbelastbaarheid in arbeid toe. Hieruit volgt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een urenbeperking kan aannemen als er sprake is van verminderde beschikbaarheid vanwege noodzakelijke behandelingen. Ook kan de verzekeringsarts een urenbeperking aannemen ter voorkoming van een verslechtering van de gezondheid of vanwege stoornis in de energiehuishouding.
11.3
[naam 3] heeft een duurbelastbaarheid van 32 uur per week aangenomen, vanwege de intensieve behandeling die eiseres één keer per week volgt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft die beperking gebaseerd op de indicatie beschikbaarheid. [naam 3] legt in het rapport van 8 april 2022 gemotiveerd uit dat op basis van de standaard geen reden is om een verdergaande urenbeperking aan te nemen op basis van de twee andere indicaties. Er is geen sprake van een stoornis, die een aanzienlijk tekort aan energie aannemelijk maakt. Er is ook geen sprake van het te weinig opnemen van energie of het niet voldoende in staat zijn om de beschikbare energie efficiënt te gebruiken. Daarnaast is er geen sprake van een duidelijk te groot energieverbruik door de aard van de aandoening en/of verminderde mogelijkheden tot recuperatie als objectief medisch vaststelbaar gevolg van ziekte of gebrek. Ook is er van een indicatie op preventieve gronden geen sprake. [naam 3] heeft zich daarbij gebaseerd op de aard en ernst van de aandoening, zoals eiseres haar klachten en belemmeringen naar voren heeft gebracht, de gestelde diagnose en het dagverhaal van eiseres. Daarbij benadrukt [naam 3] de visie van de behandelend psycholoog te onderkennen.
11.4
De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. [naam 3] heeft het dagverhaal van eiseres betrokken. De bevindingen zijn ook niet in strijd met de informatie van de psycholoog [naam 2] van 5 oktober 2021, waarin zij vermeldt dat eiseres niet fulltime moet gaan werken. [naam 3] neemt immers een urenbeperking aan en gaat er dus ook vanuit dat eiseres niet fulltime kan werken.
Ofschoon het begrijpelijk is dat eiseres vanwege haar klachten haar activiteiten en re-integratie op eigen tempo wil opbouwen om terugval te voorkomen, zijn er te weinig aanknopingspunten om te twijfelen aan de conclusie van [naam 3] dat geen basis is voor een verdergaande urenbeperking.
De beroepsgrond slaagt niet.
12. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het medisch onderzoek.
Aanleiding om een deskundige in te schakelen?
13. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. Zij is zelf niet in staat een onafhankelijk contra-expertise te bekostigen, zodat zij in haar rechtspositie is achtergesteld. Eiseres heeft daarbij opgemerkt dat zij de uitleg van de hoogste bestuursrechter, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), over de Korošec-rechtspraak incorrect vindt. De equality of arms is gewaarborgd als een rechtszoekende de mogelijkheid heeft om zelf medische informatie in het geding te brengen, maar de CRvB gaat er ook van uit dat beperkingen alleen door verzekeringsartsen kunnen worden vastgesteld en niet door andere medici. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het daardoor nog steeds de verzekeringsarts is die de vertaalslag moet maken van diagnose naar beperkingen, waardoor er nadrukkelijk geen equality of arms bestaat.
14. De rechtbank is het niet eens met eiseres. Het is juist dat volgens vaste rechtspraak het de uitsluitende taak van de verzekeringsarts van het Uwv is om de beperkingen van verzekerden in kaart te brengen en vast te leggen in een FML. Uit de rechtspraak van de CRvB [1] blijkt ook dat stukken met medische informatie naar hun aard geschikt zijn om twijfel te zaaien aan het oordeel van het Uwv. De Korošec-jurisprudentie laat dus onverlet dat, ook al is het de verzekeringsarts die de vertaalslag moet maken van diagnose naar beperkingen, eiseres met medische gegevens twijfel kan zaaien aan het standpunt van de verzekeringsarts. Die gegevens hoeven niet afkomstig te zijn van een verzekeringsarts, maar kunnen ook stukken van de behandelend artsen of van andere relevante deskundigen zijn. Een expertiserapport van een deskundige is ook niet noodzakelijk. [2] Als die stukken voldoende twijfel zaaien, zal dat voor de rechtbank reden zijn om een onafhankelijk deskundige in te schakelen. De rechtbank ziet daartoe in dit geval geen aanleiding, omdat geen sprake is van schending van het beginsel van equality of arms. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om medische informatie in te brengen en dat heeft zij ook gedaan. Er zijn geen aanwijzingen dat medische informatie ontbreekt. Daarin ziet de rechtbank geen bewijsnood die noodzaakt tot het instellen van een medische expertise. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van
8 april 2022.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
15. Eiseres vindt dat het onderzoek van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onzorgvuldig is uitgevoerd, omdat in de geduide functies haar belastbaarheid wordt overschreden.
16. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat de beperkingen in de FML van 8 april 2022, juist zijn. Zolang de functies die voor eiseres zijn geduid hiermee in overeenstemming zijn, ziet de rechtbank dan ook geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Stuy heeft in zijn rapport van 13 april 2022 geconcludeerd dat de voor eiseres geduide functies ‘Productiemedewerker industrie’, ‘Medewerker postverzorging’ en ‘Textielproductenmaker’, geschikt zijn en heeft gemotiveerd waarom de werkzaamheden die horen bij deze functies, de in de FML vastgestelde belastbaarheid van eiseres niet overschrijden. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. De geselecteerde functies hebben een arbeidsduur van 32 uur of minder per week.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Stuy heeft berekend dat eiseres op 4 oktober 2021 met de geduide functies 70,33% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als junior onderzoeker . Dit is meer dan 65%, zodat eiseres niet langer in aanmerking komt voor een ZW-uitkering. Het Uwv heeft de ZW-uitkering van eiseres daarom terecht beëindigd met ingang van 4 oktober 2021.
18. Het beroep is ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.CRvB 24 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1530
2.Bijvoorbeeld CRvB van 29 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020