10. Ook het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Eiseres heeft met de verwijzing naar de Vektis-pagina van een collega arts onvoldoende onderbouwd dat hij anders is behandeld dat eiseres. Dat er op de Vektis-pagina staat dat hij specialist “chirurgie (Heelkunde)” is, heeft niet de bewijswaarde die eiseres daaraan toegekend wil zien. Vektis is namelijk een systeem waar de betreffende arts zijn eigen informatie zelf in moet updaten. Het heeft geen link met het BIG-register of het specialistenregister van verweerder. Verweerder heeft op zitting verder toegelicht dat de betreffende arts in het BIG-register geregistreerd staat zonder specialisme.
11. Eiseres stelt dat verweerder in haar geval had moeten afwijken van de uren-eis omdat er sprake is van een ‘schrijnend geval’ zoals bedoeld in artikel D.8, tweede lid, van het Kaderbesluit CGS, althans dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom daar geen sprake van is. Verweerder heeft geen criteria geformuleerd om dat begrip nader in te vullen, wat tot gevolg heeft dat willekeur kan ontstaan. Verweerder gaat ten onrechte niet in op de persoonlijke omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd; namelijk de mantelzorg voor haar ouders, de pandemie, het inreisverbod, en het overlijden van haar vader en moeder in de van belang zijnde periode.
12. De rechtbank overweegt dat verweerder niet gehouden is om beleidsregels op te stellen over de invulling van het begrip ‘schrijnend geval’. Dat verweerder dit niet heeft gedaan betekent dan ook op zichzelf niet dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Verweerder heeft toegelicht dat alle door eiseres genoemde omstandigheden bij de beoordeling zijn betrokken, maar dat deze omstandigheden onvoldoende zwaarwegend zijn om ondanks het niet voldoen aan de uren-eis toch over te gaan tot herregistratie van eiseres. Dit met name gezien het zwaarwegende belang van de volksgezondheid wat ten grondslag ligt aan de uren-eis uit het Kaderbesluit CGS. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. Hoewel eiseres persoonlijk het nodige te verduren heeft gehad in de van belang zijnde periode, en er tevens beperkingen waren wegens Covid-19, kan niet worden gesteld dat er sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden dat verweerder had moeten afwijken van de uren-eis. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de beperkingen door Covid-19 slechts een deel van de van belang zijnde periode besloegen en dat met het Besluit Covid-19 deze negatieve gevolgen deels zijn afgedekt. Verder is de verleende mantelzorg door eiseres aan haar ouders een persoonlijke keus die verweerder terecht niet als bijzondere omstandigheid heeft aangemerkt. Bovendien besloeg dit ook maar gedeeltelijk de periode die van belang is. In de overige periode heeft eiseres geen bijzondere omstandigheden gesteld waarom zij niet in staat was om aan de uren-eis te voldoen. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Dit betekent dat verweerder in redelijkheid heeft besloten om het verzoek tot herregistratie te weigeren. Of eiseres al eerder dan 1 december 2021 is uitgeschreven als specialist uit het BIG-register, is geen vraag die de rechtbank in deze procedure kan beantwoorden. Het bestreden besluit gaat hier namelijk niet over en het is ook geen (rechts)gevolg van dat besluit.
14. De rechtbank merkt ten slotte nog op dat het feit dat het bestreden besluit is ondertekend door iemand die niet deel heeft genomen aan de ACO niet maakt dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Gesteld noch gebleken is dat de betreffende persoon niet bevoegd is om namens verweerder het besluit te ondertekenen.
15. Eiseres heeft aangevoerd dat het verweerschrift te laat is ingediend. De rechtbank volgt deze stelling niet. Verweerder heeft aan de rechtbank uitstel gevraagd voor het indienen van een verweerschrift. Dat uitstel is toegewezen en verweerder heeft vervolgens binnen de gestelde termijn een verweerschrift ingediend. Door dat tijdstip van indienen is de goede procesorde niet in geding gekomen. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiseres onvoldoende tijd heeft gehad om kennis te nemen van het verweer aangezien het op 7 september 2022, ruim zes weken voor de zitting, aan haar is toegestuurd en eiseres op 10 oktober 2022 uitvoerig op het verweerschrift heeft gereageerd. Zij is dan ook niet in haar belang geschaad door het moment van indienen van het verweerschrift.
16. De beroepsgronden slagen niet.
Conclusie en gevolgen
17. Het beroep is ongegrond.