ECLI:NL:RBMNE:2023:17

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
22_2976
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herregistratie medisch specialist door Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om herregistratie als chirurg in het register van medisch specialisten. De Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (KNMG) heeft de aanvraag op 1 december 2021 afgewezen, en het bezwaar van eiseres is bij het besluit van 13 mei 2022 niet gehonoreerd. De rechtbank heeft op 21 oktober 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat eiseres niet voldoet aan de uren-eis voor herregistratie. De rechtbank stelt vast dat eiseres in de relevante periode niet als chirurg heeft gewerkt en dat de werkzaamheden die zij heeft verricht bij [team] niet kunnen worden aangemerkt als gelijkgestelde uren. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij aan de uren-eis voldoet, en haar beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen. De informatie op de website van verweerder is te algemeen en betreft niet haar specifieke situatie.

Daarnaast wordt het beroep op het gelijkheidsbeginsel afgewezen, omdat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zij anders is behandeld dan een collega. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag tot herregistratie te weigeren, en dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de uren-eis rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de herregistratie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2976 – RECTIFICATIE p. 1 en p. 5

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2022 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (KNMG) (verweerder)

(gemachtigden: drs. C. Brumsen en drs. R. van Hekezen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om hernieuwing van haar registratie als chirurg in het register van medisch specialisten.
Verweerder heeft haar aanvraag met het besluit van 1 december 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 mei 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder de aanvraag tot herregistratie van eiseres in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres in redelijkheid heeft kunnen afwijzen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het besluit in strijd met de Regeling specialismen en profielen geneeskunde (hierna: de Regeling) [1] is genomen omdat er geen specialist lid heelkunde bij de hoorzitting aanwezig was. Dit is volgens eiseres vereist op grond van artikel 45 en 48 van de Regeling. Aan de minimale vereisten van een deugdelijke hoorzitting is daarom niet voldaan. Het besluit kan volgens eiseres alleen al daarom niet in stand blijven.
4. De rechtbank volgt deze stelling van eiseres niet. In artikel 48, eerste lid, van de Regeling staat dat de Adviescommissie voor de behandeling van bezwaren (ACO) bestaat uit ten minste drie leden. In lid 4 van artikel 48 staat dat de voorzitter in overleg met de secretaris de overige leden van de ACO kiest, en dat de voorzitter daarbij rekening houdt met de aard van de zaak, het specialisme of profiel waar het bezwaar, besluit of geschil betrekking op heeft en de specifieke deskundigheid van het lid. Het artikel schrijft echter niet voor dat het lid van het betreffende specialisme zitting móet nemen in de ACO. In het geval van eiseres was in eerste instantie overigens wel aangekondigd dat het specialist lid heelkunde aan de ACO zou deelnemen. Eiseres heeft dit lid echter gewraakt. Hoewel het wrakingsverzoek door verweerder is afgewezen is er toch besloten om hem geen zitting te laten nemen in de commissie. Aan eiseres is vervolgens medegedeeld dat het specialist lid klinische geriatrie aan de ACO zou deelnemen. Tegen deze mededeling heeft eiseres geen bezwaar gemaakt en ook op de hoorzitting heeft eiseres zich hier niet nader over uitgelaten.
5. De stelling van eiseres dat zij geen professioneel gesprek heeft kunnen voeren met de commissie omdat de leden (te) weinig kennis hadden van de heelkunde, volgt de rechtbank niet. Uit het verslag van de ACO volgt dat er een inhoudelijk gesprek is gevoerd over de (vervangende) werkzaamheden die eiseres heeft uitgevoerd voor [team] . Er is gesproken over hoe de werkzaamheden vakinhoudelijk moeten worden gekwalificeerd. Op welk vlak de leden van de commissie onvoldoende kennis van zaken hadden heeft eiseres onvoldoende toegelicht. De rechtbank is van oordeel dat de samenstelling van de ACO voldeed aan artikel 48 van de Regeling. Verder is ook niet is gebleken dat eiseres door de afwezigheid van het specialist lid heelkunde in haar belangen is geschaad omdat de vakinhoudelijke aspecten met het specialist lid zijn besproken. Eiseres heeft gesteld dat het specialist lid en de overige leden van de ACO niet op de hoogte waren van traumatologie en het werken als traumatoloog in een team, zodat haar werkzaamheden voor [team] niet goed besproken konden worden. Uit de verklaringen van eiseres en het verslag van de ACO kan de rechtbank echter niet afleiden dat het goede gesprek over de betreffende werkzaamheden niet is gevoerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bemensing van de ACO overeenkomstig de Regeling was en dat het zorgvuldigheidsbeginsel niet is geschonden doordat eiseres niet mede door een specialist lid heelkunde is gehoord.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet voldoet aan de uren-eis voor herregistratie als bedoeld in artikel D.8, eerste lid, onder a en artikel D.9 van het Kaderbesluit CGS. [2] Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in de van belang zijnde periode niet als chirurg heeft gewerkt. In het bestreden besluit heeft verweerder toereikend gemotiveerd waarom de uren die zij gemaakt heeft bij [team] niet kunnen worden aangemerkt als gelijkgestelde uren. Eiseres heeft in de stukken en op de zitting verder niet aannemelijk kunnen maken dat dit anders moet zijn. Omdat eiseres niet voldoet aan de uren-eis kan verweerder in beginsel niet overgaan tot herregistratie.
7. Eiseres doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Op de persoonlijke pagina van de website van verweerder stond volgens eiseres namelijk dat alle specialisten in 2021 hun registratie in de specialistenregisters zouden behouden. Eiseres vindt dat zij er op mocht vertrouwen dat haar registratie na 10 mei 2021 zou worden verlengd omdat de website een openbare bron is die voldoende specifiek ziet op de doelgroep, de mededeling afkomstig was van het bevoegde orgaan én de informatie ten tijde van het nemen van het besluit op de website stond.
8. De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. Hoewel zij begrijpt dat eiseres op het verkeerde been is gezet door de informatie op de website van verweerder, die later foutief bleek te zijn, leidt dat niet tot een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank licht dat oordeel als volgt toe. De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen moeten worden doorlopen. Allereerst moet eiseres aannemelijk maken dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in haar geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Het gaat dan om een welbewuste standpuntbepaling .Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat is het geval als eiseres in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. Als beide vragen bevestigend worden beantwoord, en er dus een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan, volgt de derde stap. Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent namelijk niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang, kunnen daaraan in de weg staan. [3]
9. De informatie op de website is algemene informatie die niet op het concrete geval van eiseres ziet. Een dergelijke uitlating leidt niet tot een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel omdat het geen welbewuste standpuntbepaling van verweerder is in het concrete geval van eiseres. Verweerder wijst er verder terecht op dat het Besluit Covid-19 [4] leidend is en blijft en dat het besluit ook op de website van verweerder is gepubliceerd. Eiseres valt niet onder het werkingsbereik van dat besluit, zoals in een eerdere procedure van eiseres al is vastgesteld. [5] Dat betekent ook dat de informatie op de website tegenstrijdig was en dat is een reden temeer waarom het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel strandt dan ook bij de eerste stap.
10. Ook het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Eiseres heeft met de verwijzing naar de Vektis-pagina van een collega arts onvoldoende onderbouwd dat hij anders is behandeld dat eiseres. Dat er op de Vektis-pagina staat dat hij specialist “chirurgie (Heelkunde)” is, heeft niet de bewijswaarde die eiseres daaraan toegekend wil zien. Vektis is namelijk een systeem waar de betreffende arts zijn eigen informatie zelf in moet updaten. Het heeft geen link met het BIG-register of het specialistenregister van verweerder. Verweerder heeft op zitting verder toegelicht dat de betreffende arts in het BIG-register geregistreerd staat zonder specialisme.
11. Eiseres stelt dat verweerder in haar geval had moeten afwijken van de uren-eis omdat er sprake is van een ‘schrijnend geval’ zoals bedoeld in artikel D.8, tweede lid, van het Kaderbesluit CGS, althans dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom daar geen sprake van is. Verweerder heeft geen criteria geformuleerd om dat begrip nader in te vullen, wat tot gevolg heeft dat willekeur kan ontstaan. Verweerder gaat ten onrechte niet in op de persoonlijke omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd; namelijk de mantelzorg voor haar ouders, de pandemie, het inreisverbod, en het overlijden van haar vader en moeder in de van belang zijnde periode.
12. De rechtbank overweegt dat verweerder niet gehouden is om beleidsregels op te stellen over de invulling van het begrip ‘schrijnend geval’. Dat verweerder dit niet heeft gedaan betekent dan ook op zichzelf niet dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Verweerder heeft toegelicht dat alle door eiseres genoemde omstandigheden bij de beoordeling zijn betrokken, maar dat deze omstandigheden onvoldoende zwaarwegend zijn om ondanks het niet voldoen aan de uren-eis toch over te gaan tot herregistratie van eiseres. Dit met name gezien het zwaarwegende belang van de volksgezondheid wat ten grondslag ligt aan de uren-eis uit het Kaderbesluit CGS. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. Hoewel eiseres persoonlijk het nodige te verduren heeft gehad in de van belang zijnde periode, en er tevens beperkingen waren wegens Covid-19, kan niet worden gesteld dat er sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden dat verweerder had moeten afwijken van de uren-eis. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de beperkingen door Covid-19 slechts een deel van de van belang zijnde periode besloegen en dat met het Besluit Covid-19 deze negatieve gevolgen deels zijn afgedekt. Verder is de verleende mantelzorg door eiseres aan haar ouders een persoonlijke keus die verweerder terecht niet als bijzondere omstandigheid heeft aangemerkt. Bovendien besloeg dit ook maar gedeeltelijk de periode die van belang is. In de overige periode heeft eiseres geen bijzondere omstandigheden gesteld waarom zij niet in staat was om aan de uren-eis te voldoen. De beroepsgrond slaagt niet.
13. Dit betekent dat verweerder in redelijkheid heeft besloten om het verzoek tot herregistratie te weigeren. Of eiseres al eerder dan 1 december 2021 is uitgeschreven als specialist uit het BIG-register, is geen vraag die de rechtbank in deze procedure kan beantwoorden. Het bestreden besluit gaat hier namelijk niet over en het is ook geen (rechts)gevolg van dat besluit.
14. De rechtbank merkt ten slotte nog op dat het feit dat het bestreden besluit is ondertekend door iemand die niet deel heeft genomen aan de ACO niet maakt dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Gesteld noch gebleken is dat de betreffende persoon niet bevoegd is om namens verweerder het besluit te ondertekenen.
15. Eiseres heeft aangevoerd dat het verweerschrift te laat is ingediend. De rechtbank volgt deze stelling niet. Verweerder heeft aan de rechtbank uitstel gevraagd voor het indienen van een verweerschrift. Dat uitstel is toegewezen en verweerder heeft vervolgens binnen de gestelde termijn een verweerschrift ingediend. Door dat tijdstip van indienen is de goede procesorde niet in geding gekomen. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiseres onvoldoende tijd heeft gehad om kennis te nemen van het verweer aangezien het op 7 september 2022, ruim zes weken voor de zitting, aan haar is toegestuurd en eiseres op 10 oktober 2022 uitvoerig op het verweerschrift heeft gereageerd. Zij is dan ook niet in haar belang geschaad door het moment van indienen van het verweerschrift.
16. De beroepsgronden slagen niet.
Conclusie en gevolgen
17. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid vanmr.B.L. Kosterman-Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2022 2023.

griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.
2.Besluit van 13 maart 2019 houdende de algemene eisen voor de opleiding, registratie en herregistratie voor de geneeskundig specialist en voor de erkenning van opleiders, opleidingsinstellingen en opleidingsinstituten van het College Geneeskundige Specialismen,
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694, overweging 11.
4.Besluit van 9 september 2020 houdende tijdelijke maatregelen vanwege Covid-19, https://www.knmg.nl/opleiding-herregistratie-carriere/cgs/regelgeving/besluit-covid-19-1.htm
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2052.