ECLI:NL:RBMNE:2023:1664

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
UTR 21/5210
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens ontbreken procesbelang na vernietiging naheffingsaanslag

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Weesp, die op 9 november 2021 was gedaan. De heffingsambtenaar heeft op 1 maart 2022 de naheffingsaanslag vernietigd, maar eiser heeft aangegeven zijn beroep niet te willen intrekken. De rechtbank heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de naheffingsaanslag door verweerder is vernietigd, omdat de uitleg van eiser na nader onderzoek niet onaannemelijk is. Eiser handhaaft zijn beroep, omdat hij het vreemd vindt dat de naheffing is vernietigd na het indienen van beroep en hij vraagt zich af wat de definitie van “parkeren” inhoudt. De rechtbank stelt vast dat, omdat de naheffingsaanslag is vernietigd, eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is er pas sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de eiser met het indienen van het beroep wil behalen, daadwerkelijk kan worden bereikt.

De rechtbank concludeert dat eiser alleen een principieel belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling, maar dat dit onvoldoende is voor het aannemen van procesbelang. Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, en zal het niet inhoudelijk worden behandeld. Er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, en is openbaar uitgesproken op 17 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5210

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Weesp, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van 9 november 2021.
Bij brief van 1 maart 2022 heeft verweerder de naheffing vernietigd. Eiser heeft aangegeven zijn beroep niet te willen intrekken.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
2. Verweerder heeft bij brief van 1 maart 2022 besloten om de naheffingsaanslag te vernietigen, omdat de uitleg van eiser na nader onderzoek niet onaannemelijk is.
3. Eiser wilt zijn beroep handhaven, omdat hij het vreemd vindt dat verweerder na het instellen van beroep de naheffing heeft vernietigd. Hij stelt dat er sprake is van willekeur naar aanleiding van een telefoongesprek met verweerder. Daarnaast vraagt hij zich af wat de definitie “parkeren” precies inhoud.
4. Omdat verweerder de naheffingsaanslag inmiddels heeft vernietigd, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eiser nog een procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. In vaste rechtspraak van de Hoge Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:392) is neergelegd dat pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de eiser met het indienen van het beroep wil behalen, daadwerkelijk kan worden bereikt en als het realiseren van dat resultaat voor eiser feitelijk betekenis kan hebben. Het alleen hebben van een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft. Verweerder heeft de naheffingsaanslag vernietigd. Daarmee is tijdens de beroepsprocedure het procesbelang komen te vervallen. Eiser heeft alleen een principieel belang bij een inhoudelijke beoordeling. Er is bovendien niet gebleken dat eiser een ander belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2023.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.