ECLI:NL:RBMNE:2023:1597

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
16/286425-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak tegen veroordeelde voor handelen in strijd met de Opiumwet

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis gewezen in de ontnemingszaak tegen een veroordeelde, geboren in 1983, die betrokken was bij de internationale handel in LSD. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een onderzoek op de terechtzittingen van 3 februari en 27 maart 2023. De officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan, heeft een vordering tot ontneming ingediend, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde is geschat op € 280.000,-. Dit bedrag is gebaseerd op procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, waarbij de veroordeelde instemde met de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de gevolgen daarvan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een deel van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet betalen aan de Staat, vastgesteld op € 204.865,51, met een maximale gijzeling van 1080 dagen. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een transactieberekening van de politie en de gegevens uit het ontnemingsrapport, waarbij de opbrengsten van de LSD-handel zijn meegenomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de procesafspraken in redelijke verhouding staan tot de ernst van de zaak en heeft de ontnemingsvordering toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/286425-21 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 april 2023 op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 februari 2023 en 27 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen veroordeelde en zijn raadslieden, mr. C.C. Polat en mr. V.A. Biljouw, advocaten te Breukelen, naar voren hebben gebracht.

2.AFDOENINGSVOORSTEL

Het Openbaar Ministerie en veroordeelde zijn procesafspraken overeengekomen en hebben naar aanleiding daarvan een overeenkomst gesloten, waarin onder meer de gezamenlijke zienswijze van de officier van justitie en de verdediging ten aanzien van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde is neergelegd.
Het in de procesafspraken opgenomen bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde en medeveroordeelde [medeveroordeelde] is berekend op basis van een transactieberekening van de politie en verschillende door de verdediging ingediende stukken en geschat op € 980.051,-. Het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn in de procesafspraken overeengekomen dat veroordeelde een deel van € 280.000,- voor zijn rekening neemt. Gelet hierop volgt uit de procesafspraken dat de officier van justitie zal vorderen dat de betalingsverplichting van veroordeelde aan de Staat wordt gesteld op een bedrag van € 204.865,51 en het aantal dagen gijzeling hoogstens 1080 dagen zal bedragen.
Tijdens de inhoudelijke behandeling op 3 februari 2023 zijn de bovenstaande procesafspraken bij veroordeelde onder de aandacht gebracht. Daarbij heeft de rechtbank getoetst of veroordeelde begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak konden hebben. Veroordeelde heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk bevestigd dat hij op basis van voldoende en duidelijke informatie vrijwillig de keuze heeft gemaakt om in te stemmen met procesafspraken en zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de rechtsgevolgen daarvan.
Bij de beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal de inhoud en doorwerking van de procesafspraken worden besproken.

3.VORDERING

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform de procesafspraken gevorderd om de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde te schatten op € 280.000,-, de betalingsverplichting vast te stellen op € 204.865,51 en het aantal dagen gijzeling op hoogstens 1080 dagen vast te stellen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij de inhoudelijke behandeling de procesafspraken bevestigd en zich aangesloten bij de vordering van de officier van justitie.

4.BEOORDELING VAN DE VORDERING

4.1
De grondslag van de vordering
De veroordeelde is bij vonnis van 7 april 2023 van deze rechtbank, voor zover van belang, veroordeeld voor handelen in strijd met een in artikel 2 onder A, B, C en D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (in de periode van 26 maart 2020 tot en met 23 maart 2022).
De grondslag voor de ontnemingsvordering is een veroordeling voor een strafbaar feit als bedoeld in artikel 36e Wetboek van Strafrecht (Sr). Voor de ontnemingsvordering betekent dit, dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel afkomstig uit het strafbare feit dat de veroordeelde heeft begaan.
4.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ontnemingsvordering uit van de in het vonnis in de onderliggende strafzaak bewezen verklaarde feiten. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de navolgende feiten en omstandigheden, die aan wettige bewijsmiddelen zijn ontleend [1] , voldoende aannemelijk is geworden dat veroordeelde uit deze strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft genoten als bedoeld in artikel 36e Sr.
Voor de berekening van de opbrengsten en kosten neemt de rechtbank – voor zover niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt wat is opgenomen in het ontnemingsrapport. [2] In dat rapport is de LSD order administratie, die is aangetroffen in de onder veroordeelde in beslag genomen laptop, als uitgangspunt genomen voor een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dat vindt de rechtbank een goed uitgangspunt om het wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten.
4.2.1.
Periode
De periode waarover het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat is gelijk aan de periode van de veroordeling voor de feiten 1 (onder meer internationale en nationale handel in LSD) en 4 (criminele organisatie van onder andere veroordeelde en medeveroordeelde [medeveroordeelde] ), te weten de periode van 26 maart 2020 tot en met 23 maart 2022.
4.2.2.
Hoeveelheid en opbrengst
In het ontnemingsrapport is op basis van het procesdossier de omvang van de
internationalehandel in LSD door veroordeelde en medeveroordeelde [medeveroordeelde] vastgesteld op
ten minste725 LSD bestellingen, die naar verschillende landen wereldwijd zijn verzonden. De opbrengsten per bestelling zijn niet bekend over die gehele periode, maar wel van een referentieperiode van 26 maart 2020 tot en met 12 juni 2020, omdat uit die periode chatgesprekken beschikbaar zijn middels de chatdienst Encrochat. In die periode zijn er 109 LSD bestellingen verwerkt met volgens het rapport een opbrengst van in totaal € 217.657,50. Dit houdt in dat de gemiddelde opbrengst per LSD bestelling € 1.996,86 was (= € 217.657,50 / 109 orders). Op basis hiervan kan de opbrengst van 725 LSD bestellingen worden geschat op € 1.447.721,90 (= 1.996,86 x 725) volgens het rapport.
De officier van justitie en de verdediging zijn overeengekomen dat bij een aanduiding ‘K’ niet moet worden uitgegaan van € 1.000,-, maar van 1000 stuks. Gelet hierop dient een bedrag van € 33.475,- af te worden getrokken van de opbrengst van de 109 LSD bestellingen (voorheen € 217.657,50), hetgeen ertoe leidt dat de totale opbrengst van de 109 LSD bestellingen moet worden geschat op €184.182,50. Hierdoor is de gemiddelde opbrengst per LSD bestelling (voorheen € 1.996,86) te schatten op € 1.689,74. Op basis hiervan bedraagt de geschatte opbrengst van 725 LSD bestellingen € 1.225.063,76.
De rechtbank vindt de interpretatie van de aanduiding “K” aannemelijk en vindt het gebruik van een gemiddelde verkoopprijs uit de genoemde referteperiode een goed uitgangspunt voor de schatting van de opbrengst van de 725 genoemde :LSD bestellingen. De rechtbank neemt daarom deze schatting over en gaat bij de berekening van het wederrechtelijk gekregen voordeel uit van dit bedrag. Daarbij past de kanttekening dat de internationale handel niet volledig in beeld is gekomen en de nationale handel evenmin. Het komt aannemelijk voor dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dus (veel) groter is geweest, maar het ontbreekt aan handvatten om dat verder te kunnen schatten.
4.2.3.
Kosten
Aangezien er geen zicht is verkregen op de omvang van de kosten is er in het ontnemingsrapport voor gekozen om te rekenen met een kostenpercentage van 20% van de totale opbrengst. Dit kostenpercentage vindt de rechtbank redelijk en neemt zij over. De kosten van de 725 LSD bestellingen worden daarom daarin geschat op € 245.012,75 (= 20% van € 1.225.063,76). Partijen hebben over deze berekening overeenstemming bereikt; de rechtbank acht dit redelijk en neemt deze over.
4.2.4.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
Beoordeling afdoeningsvoorstel
De rechtbank heeft acht geslagen op het relevante toetsingskader voor procesafspraken dat de Hoge Raad heeft neergelegd in de uitspraak van 27 september 2022. [3] De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad zich niet uitdrukkelijk heeft uitgelaten over procesafspraken in het kader van ontnemingen, maar zal naar analogie van de bestraffing toetsen of de afspraken in het kader van de ontneming in redelijke verhouding staan tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting.
Gelet op het voorgaande is het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de 725 genoemde LSD verkopen te schatten op € 980.051,01 (€ 1.225.063,76 - € 245.012,75).
4.3
Toerekening van het voordeel
Op basis van het dossier kan niet met zekerheid worden vastgesteld wat de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel tussen veroordeelde en medeveroordeelde [medeveroordeelde] moet zijn geweest, maar het lijkt aannemelijk dat veroordeelde een kleiner aandeel toegekomen is nu hij een kleinere rol in de LSD handel heeft gespeeld dan medeveroordeelde [medeveroordeelde] .
Volgens de procesafspraken in de zaak van veroordeelde en die in de zaak van medeveroordeelde [medeveroordeelde] wordt het voordeel van veroordeelde geschat op €280.000,- en het voordeel van medeveroordeelde [medeveroordeelde] op € 686.000,- (samen € 966.000,-).
Gelet op het voorgaande staan de procesafspraken in redelijke verhouding tot de ernst van de zaak zoals die uit de stukken en het verhandelde op de zitting is gebleken. Daarom zal de rechtbank conform de procesafspraken het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde wordt geschat, vaststellen op
€ 280.000,-.
4.4
Betalingsverplichting
De rechtbank stelt het bedrag dat door veroordeelde dient te worden betaald aan de staat, conform de procesafspraken vast op
€ 204.865,51(zegge: tweehonderdenvierduizend achthonderdvijfenzestig euro en eenenvijftig cent) en zal derhalve aan veroordeelde de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat opleggen. Daarbij is rekening gehouden met het contante geldbedrag van € 34.100,-, cryptovaluta ter waarde van € 9.612,90, de banksaldi van (in totaal) € 11.921,59 en een Audi A5 ter waarde van € 19.500,-, die onder veroordeelde in beslag zijn genomen en waarvan hij afstand heeft gedaan. De rechtbank zal verder bepalen dat het Openbaar Ministerie maximaal
1080 (duizendtachtig) dagengijzeling kan vorderen jegens veroordeelde indien volledig verhaal van dit bedrag overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 van het Wetboek van Strafvordering niet mogelijk blijkt.

5.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 280.000,-;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
€ 204.865,51aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. M.C. Danel en I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2023.
Mr. Danel is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juni 2022, genummerd 2021151944, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, in onderzoek [...] :
2.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict”, genummerd 01 en documentcode FIN-WVV-JM1847, opgenomen in het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 2021151944 (pagina 1 tot en met 367).