Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.AFDOENINGSVOORSTEL
3.VORDERING
4.BEOORDELING VAN DE VORDERING
vanaf 2010vellen heeft gedrukt voor veroordeelde, die hij onder een alias kent, dat de getuige daar altijd zwart met contant geld voor werd betaald en dat de getuige daar dik aan verdiend heeft. Er is melding gemaakt van aangetroffen berichten tussen veroordeelde en [A] uit 2018 en van aangetroffen contant bonnen vanaf 2014. [5] Op basis van deze feiten en omstandigheden gevoegd bij de kasopstelling met een groot tekort, is aannemelijk dat veroordeelde ten minste vanaf 1 januari 2019 heeft beschikt over vermogen verkregen uit andere strafbare feiten, naast het wederrechtelijk verkregen vermogen uit de feiten waarvoor hij is veroordeeld uit de periode vanaf 1 juni 2021.
€ 187.016,-.
€ 43.336,-(zegge: drieënveertigduizend driehonderdzesendertig euro). Daarbij is rekening gehouden met de onder veroordeelde in beslag genomen gelden en goederen, waarvan veroordeelde afstand heeft gedaan ten behoeve van de Staat. Aan veroordeelde zal de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat worden opgelegd. De rechtbank zal verder bepalen dat het Openbaar Ministerie maximaal
866 (achthonderdzesenzestig) dagengijzeling kan vorderen jegens veroordeelde indien volledig verhaal van dit bedrag overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 van het Wetboek van Strafvordering niet mogelijk blijkt.
5.TOEGEPAST WETSARTIKEL
6.BESLISSING
€ 187.016,-;
€ 43.336,-aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
866 dagen.