ECLI:NL:RBMNE:2023:1583

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
16/066749-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerijen met procesafspraken

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in de ontnemingszaak tegen een veroordeelde, geboren in 1988, die betrokken was bij hennepkwekerijen in [plaats 1] en [plaats 2]. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel behandeld, waarbij de hoogte van het voordeel is vastgesteld op € 162.376,45. Dit bedrag is berekend op basis van eerdere oogsten van de hennepkwekerijen, waarbij de politie een bedrag van € 199.857,69 aan totale opbrengsten heeft vastgesteld, minus de kosten van de kwekerijen. De veroordeelde heeft ingestemd met procesafspraken, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat op € 50.000,-, en een betalingsverplichting van € 34.600,- aan de Staat is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich bewust was van de gevolgen van deze afspraken en dat de procesafspraken in redelijke verhouding staan tot de ernst van de zaak. De rechtbank heeft ook bepaald dat het Openbaar Ministerie maximaalgijzeling kan vorderen indien het verhaal van het bedrag niet mogelijk blijkt. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/066749-22 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 april 2023 op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 februari 2023 en 27 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen veroordeelde en mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.AFDOENINGSVOORSTEL

Het Openbaar Ministerie en veroordeelde zijn procesafspraken overeengekomen en hebben naar aanleiding daarvan een overeenkomst gesloten, waarin onder meer de gezamenlijke zienswijze van de officier van justitie en de verdediging ten aanzien van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde is neergelegd.
Het in de procesafspraken opgenomen bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend op basis van eerdere oogsten van de hennepkwekerijen aan de [adres 2] te [plaats 1] en aan de [adres 3] te [plaats 2] . Op grond van het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van de hennepkwekerij in [plaats 1] [1] is de politie uitgekomen op een bedrag van € 162.376,45 aan opbrengsten met eerdere oogsten. Uit het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van de hennepkwekerij in [plaats 2] [2] volgt een bedrag van € 37.480,24 aan opbrengsten met eerdere oogsten. De voornoemde rapportages zijn opgemaakt voor de geschatte totale opbrengsten van de kwekerijen, waarvan kan worden aangenomen dat deze niet slechts aan veroordeelde zijn toegekomen. Uit de procesafspraken volgt dat de officier van justitie het wederrechtelijk verkregen voordeel voor veroordeelde, na aftrek van geschatte kosten en verdeling van de opbrengst met medeveroordeelden, heeft geschat op € 50.000,-. Na verrekening van de onder veroordeelde in beslaggenomen geldbedragen, te weten € 4.800,- aan cash en cryptocurrency ter waarde van € 10.600,-, volgt uit de procesafspraken dat de officier van justitie zal vorderen dat aan veroordeelde een betalingsverplichting aan de Staat wordt opgelegd tot een bedrag van € 34.600,-.
Tijdens de inhoudelijke behandeling op 3 februari 2023 zijn de bovenstaande procesafspraken bij veroordeelde onder de aandacht gebracht. Daarbij heeft de rechtbank getoetst of veroordeelde begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem, zijn strafzaak en deze ontnemingszaak konden hebben. Veroordeelde heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk bevestigd dat hij op basis van voldoende en duidelijke informatie vrijwillig de keuze heeft gemaakt om in te stemmen met procesafspraken en zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de rechtsgevolgen daarvan.
Bij de beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal de inhoud en doorwerking van de procesafspraken worden besproken.

3.VORDERING

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform de procesafspraken gevorderd om het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde te schatten op € 50.000,- en een betalingsverplichting van € 34.600,- op te leggen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij de inhoudelijke behandeling de procesafspraken bevestigd en zich aangesloten bij de vordering van de officier van justitie.

4.BEOORDELING VAN DE VORDERING

4.1
De grondslag van de vordering
Degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit kan de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde is bij vonnis van 7 april 2023 van deze rechtbank, voor zover van belang, veroordeeld voor tweemaal medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod (op 7 juli 2021 respectievelijk 17 mei 2022).
Beide feiten betreffen hennepkwekerijen in [plaats 1] respectievelijk [plaats 2] zoals aangetroffen op de dag van ontmanteling. Die feiten hebben niet tot voordeel geleid want de aangetroffen hennep is in beslag genomen en vernietigd.
Zoals gemotiveerd en uitgewerkt in de ontnemingsrapporten is aannemelijk dat die kwekerijen gedurende enige tijd zijn geëxploiteerd, dat meerdere oogsten zijn gerealiseerd en dat veroordeelde tot de kring van de exploitanten van beide kwekerijen behoorde en heeft gedeeld in de opbrengst van gerealiseerde oogsten.
Omdat die eerdere kweekperioden niet ten laste zijn gelegd en veroordeelde daar niet voor is veroordeeld, gaat het in deze ontnemingsprocedure niet om het voordeel uit de feiten waarvoor veroordeelde is veroordeeld, maar om voordeel afkomstig uit strafbare feiten waarvan aannemelijk is dat veroordeelde deze heeft begaan (artikel 36e, tweede lid, Sr).
4.2
Beoordeling en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Voor de berekening van de opbrengsten en kosten neemt de rechtbank – voor zover niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt wat is opgenomen in de ontnemingsrapporten en maakt dit tot haar oordeel.
4.2.1.
Periode
De rechtbank zal bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgaan van de in de ontnemingsrapporten gehanteerde perioden van:
  • [adres 2] te [plaats 1] : 21 juni 2021 tot en met 17 mei 2022, twee kweekruimtes met ieder vijf gerealiseerde oogsten;
  • [adres 3] te [plaats 2] : 1 februari 2021 tot en met 7 juli 2021, twee kweekruimtes met ieder één eerdere gerealiseerde oogst (en één oogst die bij de ontmanteling in beslag is genomen en vernietigd).
4.2.2.
Hoeveelheid en opbrengst
[adres 2] te [plaats 1]
In het ontnemingsrapport wordt uitgegaan van tien reeds eerder gerealiseerde oogsten; vijf in de eerste kweekruimte en vijf in de tweede kweekruimte. De rechtbank zal de berekeningen uit het ontnemingsrapport voor de totale opbrengst van de twee kweekruimtes overnemen, nu deze bedragen goed zijn onderbouwd in het ontnemingsrapport en overigens ook niet zijn betwist. In totaal bedraagt de bruto opbrengst voor de gerealiseerde oogsten in beide kweekruimtes € 175.872,85.
[adres 3] te [plaats 2]
In het ontnemingsrapport wordt uitgegaan van twee reeds eerder gerealiseerde oogsten; één in de eerste kweekruimte en één in de tweede kweekruimte. De rechtbank zal de berekeningen uit het ontnemingsrapport voor de totale opbrengst van de twee kweekruimtes overnemen, nu deze bedragen goed zijn onderbouwd in het ontnemingsrapport en overigens ook niet zijn betwist. In totaal bedraagt de bruto opbrengst voor de gerealiseerde oogsten in beide kweekruimtes € 41.318,64.
4.2.3.
Kosten
[adres 2] te [plaats 1]
Gelet op het feit dat de kosten die in het ontnemingsrapport per kweekruimte zijn berekend, goed zijn onderbouwd in het ontnemingsrapport en overigens ook niet zijn betwist, zal de rechtbank deze berekeningen tot de hare maken. De rechtbank komt op basis hiervan tot een bedrag van € 13.496,40 aan totale kosten voor de gehele hennepkwekerij aan de [adres 2] te [plaats 1] .
[adres 3] te [plaats 2]
De kosten die in het ontnemingsrapport per kweekruimte zijn berekend, zijn goed onderbouwd in het ontnemingsrapport en overigens ook niet betwist. De rechtbank zal om die reden deze berekeningen tot de hare maken. De rechtbank komt op basis hiervan tot een bedrag van € 3.838,40 aan totale kosten voor de gehele hennepkwekerij aan de [adres 3] te [plaats 2] .
4.2.4.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het voorgaande volgt uit de ontnemingsrapporten dat het totale bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat € 199.857,69 bedraagt, bestaande uit (de bruto opbrengst – de totale kosten):
  • € 162.376,45 (= € 175.872,85 - € 13.496,40) ten aanzien van de [adres 2] te [plaats 1] ;
  • € 37.480,24 (= € 41.318,64 - € 3.838,40) ten aanzien van de [adres 3] te [plaats 2] .
In het ontnemingsrapport ten aanzien van de [adres 3] te [plaats 2] is er bij de berekening van het voordeel voorts gelet op het feit dat veroordeelde samen met [A] in de hennepkwekerij was aangetroffen en zij daarom beiden vermoedelijk eigenaar zijn geweest van de hennepkwekerij. Op basis hiervan wordt in het ontnemingsrapport een pondspondsgewijze verdeling gemaakt en wordt veroordeelde een wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 18.740,12 toegerekend. De rechtbank is het hier mee eens en maakt deze toerekening tot de hare.
Beoordeling afdoeningsvoorstel
De rechtbank heeft acht geslagen op het relevante toetsingskader voor procesafspraken dat de Hoge Raad heeft neergelegd in de uitspraak van 27 september 2022. [3] De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad zich niet uitdrukkelijk heeft uitgelaten over procesafspraken in het kader van ontnemingen, maar zal naar analogie van de bestraffing toetsen of de afspraken in het kader van de ontneming in redelijke verhouding staan tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting.
In het ontnemingsrapport betreffende de hennepkwekerij te [plaats 1] is geen berekening gemaakt van het geschatte bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel dat aan veroordeelde kan worden toegerekend. Wel wordt geconcludeerd dat er meerdere verdachten bij de hennepkwekerij betrokken waren. Dat wordt ook bevestigd door verschillende tapgesprekken, die klaarblijkelijk betrekking hebben op de hennepkwekerij aan de [adres 2] te [plaats 1] . Aangezien de rechtbank op basis van het dossier vaststelt dat naast veroordeelde in ieder geval [A] , [B] en ‘ [bijnaam] ’ betrokken waren bij deze hennepkwekerij, zou het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel (€ 162.376,45) vermoedelijk onder ten minste vier personen zijn verdeeld. Mogelijk waren er ook nog andere betrokkenen. Voor de kwekerij in [plaats 2] zijn ten minste twee betrokkenen in beeld onder wie het voordeel vermoedelijk is verdeeld.
Gelet op het voorgaande staan de procesafspraken in redelijke verhouding tot de ernst van de zaak zoals die uit de stukken en het verhandelde op de zitting is gebleken. Daarom zal de rechtbank conform de procesafspraken het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde wordt geschat vaststellen op
€ 50.000,-.
4.3
Betalingsverplichting
De rechtbank zal het bedrag dat door veroordeelde dient te worden betaald aan de staat, conform de procesafspraken vaststellen op
€ 34.600,-(zegge: vierendertigduizend zeshonderd euro). Daarbij is rekening gehouden met een bedrag van € 4.800.- aan cashgeld en een bedrag van € 10.600,- als waarde van cryptocurrency dat onder de veroordeelde in beslag is genomen en waarvan hij ten gunste van de staat afstand heeft gedaan. De rechtbank zal aan veroordeelde daarom de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat opleggen. De rechtbank zal verder bepalen dat het Openbaar Ministerie maximaal
692 (zeshonderdtweeënnegentig) dagengijzeling kan vorderen jegens veroordeelde indien volledig verhaal van dit bedrag overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 van het Wetboek van Strafvordering niet mogelijk blijkt.

5.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 50.000,-;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
€ 34.600,-aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
692(
zeshonderdtweeënnegentig)
dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. M.C. Danel en I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2023.
Mr. Danel is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht”, opgenomen in het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, te weten zaaksdossier 3 in onderzoek 03Zegel, genummerd 2021151944 (pagina 293 tot en met 300).
2.Het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht”, opgenomen in het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, te weten zaaksdossier 3 in onderzoek 03Zegel, genummerd 2021151944 (pagina 453 tot en met 459).