Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van ten minste 125.000 LSD blotters oftewel harddrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Het in grote hoeveelheden voorhanden hebben van dergelijke middelen staat in het algemeen niet op zichzelf en hiermee heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek. Verdachte heeft geen moment stilgestaan bij de mogelijke negatieve gevolgen voor anderen. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs schadelijk zijn voor de algemene volksgezondheid. Elke bestelling leidt tot de vervaardiging van nieuwe LSD blotters waarmee weer kan worden voorzien in de behoefte van afnemers en waarmee wordt bijgedragen aan de instandhouding van ondermijnende criminaliteit en illegale geldstromen. Door het vervoeren en aanwezig hebben van een flink aantal LSD blotters heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek.
De persoon van verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op een reclasseringsadvies van 24 juni 2022 ten behoeve van de raadkamer en houdt de rechtbank rekening met hetgeen ter terechtzitting van 27 maart 2023 naar voren is gekomen over de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat verdachte samen met zijn vrouw evenementen organiseert en hij tevens bezig is met het bouwen van een hotel waarin hij fulltime wil gaan werken als ZZP’er. Voorts heeft verdachte aangegeven vrijwillig in behandeling te zijn geweest bij [instelling] en dit traject inmiddels te hebben afgerond. Uit het uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 februari 2023 volgt ten slotte dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat het Openbaar Ministerie en verdachte procesafspraken zijn overeengekomen. De rechtbank heeft daarbij in acht genomen dat de officier van justitie tijdens de inhoudelijke behandeling onder meer heeft gewezen op een beperkte onderzoeks- en recherchecapaciteit en beperkte zittingsruimte. Door dit afdoeningsvoorstel hoeven de onderzoekswensen niet meer te worden uitgevoerd, hoeft geen beroep meer te worden gedaan op de beperkte recherchecapaciteit, kan de zittingscapaciteit beter worden benut en kan de zaak voortvarender worden afgedaan, waardoor er sneller uitsluitsel kan komen en geëxecuteerd kan worden en meer tijd beschikbaar is voor andere zaken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het relevante toetsingskader voor procesafspraken dat de Hoge Raad heeft neergelegd in de uitspraak van 27 september 2022 (zie randnummer 2.1). Ten aanzien van de strafoplegging overweegt de Hoge Raad, dat de rechter vrij is in de keuze van de strafsoort en strafmaat en de factoren die hij daarbij van belang acht. Dit betekent dat de rechter acht kan slaan op wat het afdoeningsvoorstel inhoudt met betrekking tot de sanctieoplegging. Als de rechter van oordeel is dat wat het afdoeningsvoorstel daarover inhoudt, niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting, zal de rechter komen tot een andere sanctiebeslissing dan de voorgestelde en tot uitdrukking brengen wat de redenen daarvoor zijn.
De rechtbank heeft voor het vervoeren en aanwezig hebben van 125.000 LSD blotters gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs uitgaan van het (totale) gewicht van deze harddrugs, waarbij 1 pil gelijk wordt gesteld aan 0,5 gram. In de onderhavige zaak stelt de rechtbank 1 LSD-zegel (oftewel 25 blotters) gelijk aan 1 pil. 125.000 LSD blotters zijn daarom voor de oriëntatiepunten vergelijkbaar met 2.500 gram harddrugs. Volgens de oriëntatiepunten komt daarmee een langdurige gevangenisstraf in beeld van 9 maanden bij een standaardzaak en van 12 maanden bij een organisatie. De samenwerking met zijn zuster en verdere afnemers levert ten opzichte van een standaard zaak van een alleen opererende dader een strafverhogende omstandigheid op.
Het openbaar ministerie heeft zonder procesafspraken een strafeis van 10 maanden passend en geboden geacht. Gezien het voorgaande acht de rechtbank zo’n eis een bij de ernst van het feit passend vertrekpunt.
Vanwege de ernst van het feit is slechts een (ten minste gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
De rechtbank ziet een aantal omstandigheden die zij in het voordeel van verdachte laat meewegen. Verdachte heeft reeds 144 dagen in voorarrest gezeten. Verdachte heeft tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis een behandeling bij [instelling] afgerond en contact onderhouden met de reclassering. Vanuit een oogpunt van speciale preventie is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest dan ook niet meer noodzakelijk en kan worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur. Met partijen acht de rechtbank verder reclasseringstoezicht niet langer nodig.
Alles overziend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 250 dagen waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren conform de procesafspraken passend en geboden.
Dat de rechtbank slechts 125.000 blotters bewezen acht en het openbaar ministerie 17.000 meer, geeft geen reden voor een lagere straf omdat uit het dossier ook duidelijk wordt dat het om meer gegaan moet zijn dan de aantallen die ‘hard’ uit de beschikbare bewijsmiddelen volgen. Zeker nu openbaar ministerie en rechtbank vanwege de persoonlijke omstandigheden ten gunste van verdachte hebben afgeweken van oriëntatiepunten, is de bestraffing passend bij het lager bewezen verklaarde aantal.
Van deze straf conform de procesafspraken kan gezien het voorgaande niet worden geoordeeld dat die niet in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting.