ECLI:NL:RBMNE:2023:1581

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
16/116271-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en grootschalige productie en verkoop van LSD zegels

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt verdacht van het medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid LSD (Lysergide) in de vorm van blotters. De zaak betreft een criminele organisatie waarin drie verdachten betrokken zijn bij de productie, uitvoer en verkoop van LSD zegels gedurende twee jaar op grote schaal in Nederland. Tijdens de zittingen op 3 februari en 27 maart 2023 zijn procesafspraken gemaakt, waarbij onderzoekswensen zijn ingetrokken en de verdachte heeft ingestemd met een afdoeningsvoorstel. De rechtbank heeft de tenlastelegging getoetst en vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen tussen 4 augustus 2021 en 28 maart 2022 in verschillende plaatsen in Nederland LSD heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 250 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gemaakte procesafspraken. De totale hoeveelheid LSD blotters die de verdachte heeft vervoerd, is vastgesteld op 125.000, wat vergelijkbaar is met 2.500 gram harddrugs. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/116271-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 februari 2023 en 27 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. Kuipers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

2.1
De tenlastelegging
De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank heeft daarbij getoetst of na de wijziging het daarin aan de verdachte gemaakte verwijt niet meer in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting (ECLI:NL:HR:2022:1252 r.o. 5.6.1 – 5.6.3). Dat is niet het geval. Daarbij is het volgende meegewogen. Door de wijziging vervallen de verdenking van handel in LSD in vereniging en de verdenking dat verdachte een criminele organisatie heeft gevormd met zijn zuster en medeverdachte [medeverdachte 1] . De officier van justitie heeft op de zitting van 3 februari 2023 aangevoerd dat zij verdachte en zijn zuster ziet als grote afnemers van medeverdachte [medeverdachte 1] en niet als leden van een criminele organisatie met hem. Gezien het dossier acht de rechtbank deze zienswijze redelijk. De officier van justitie heeft verder aangevoerd dat ervan uitgegaan kan worden dat bij afname van 142.000 blotters daarmee is gehandeld en dat, gelet op de beperkte (onderzoeks)capaciteit, het openbaar ministerie heeft besloten geen uitvoerig onderzoek te doen naar de vraag wat verdachte en zijn zus met de LSD zegels hebben gedaan. Deze prioritering is aan het openbaar ministerie en gezien de processtukken en de omvang van het onderzoek in deze zaak met zes verdachten niet onredelijk. Daarom kan niet geoordeeld worden dat het vervallen van de handel-verdenking niet meer in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die uit de processtukken blijkt.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op meerdere tijdstippen in de periode van 4 augustus 2021 tot en met 28 maart 2022 in [plaats 1] , [plaats 2] en [plaats 3] met een ander telkens een hoeveelheid LSD (totaal 142.000 blotters) heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad.
2.2.
Het afdoeningsvoorstel en de beoordeling
Het Openbaar Ministerie en verdachte hebben procesafspraken gemaakt met betrekking tot de afdoening van de strafzaak en hebben naar aanleiding daarvan een overeenkomst gesloten, waarin onder meer de gezamenlijke zienswijze van de officier van justitie en de verdediging over de beoordeling van de ten laste gelegde feiten en de op te leggen straf is neergelegd.
De afspraken, die aan de rechtbank zijn voorgelegd, houden concreet het volgende in:
- reeds ingediende onderzoekswensen worden ingetrokken, en het indienen van nieuwe onderzoekswensen en het instellen van hoger beroep blijft achterwege, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform deze procesafspraken komt;
- er worden geen bewijsverweren door de verdediging gevoerd.
Tijdens de inhoudelijke behandeling op 27 maart 2023 zijn de bovenstaande procesafspraken met verdachte besproken. Daarbij heeft de rechtbank getoetst of verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en de afdoening van zijn strafzaak konden hebben. Verdachte heeft ter terechtzitting uitdrukkelijk bevestigd dat hij op basis van voldoende en duidelijke informatie vrijwillig de keuze heeft gemaakt om in te stemmen met de procesafspraken en zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de rechtsgevolgen daarvan. Verdachte heeft verklaard dat hij met de afspraken heeft ingestemd omdat hij graag wil dat de zaak zo snel mogelijk achter de rug is en hij zo snel mogelijk zekerheid wil hebben over zijn straf.
Zowel bij het onderzoek ter terechtzitting als in dit vonnis heeft de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) centraal gestaan. Bij het bepalen van de straf en de motivering daarvan zal de inhoud en doorwerking van de procesafspraken worden besproken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het na de eiswijziging ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft conform de procesafspraken geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 maart 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 30 maart 2022, genummerd 457 met documentcode 20220329.1515-1345.VERH2, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 276 tot en met 278, en pagina’s 287 en 289;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 maart 2022, genummerd 438 met documentcode 2022032913154625.1342, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 53 tot en met 56, en pagina 60;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 maart 2022, genummerd 207 met documentcode 2022020915454134, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 161;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 maart 2022, genummerd 418 met documentcode 2022032816254625.1330, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , beide werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 222.
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de medeverdachte zuster van verdachte in ieder geval de volgende hoeveelheden heeft vervoerd en aanwezig gehad: 5k, 20k, 50k, 50 zon. Gelet op de inhoud van de gesprekken gaat de rechtbank ervan uit dat met ‘k’ 1.000 eenheden (blotters) worden bedoeld. ’50 zon’ begrijpt de rechtbank als 50.000 eenheden (blotters) LSD, omdat steeds in duizendtallen wordt gesproken. De totale hoeveelheid van deze bestellingen betrof aldus 125.000 blotters. Er zijn ook aanwijzingen voor vervoer en aanwezig hebben gehad van 2.000 en 15k blotters. En overigens berichten die op meer transacties duiden zonder dat de aantallen duidelijk zijn. De 2.000 en 15k zijn meegenomen in de gewijzigde tenlastelegging. Maar die hoeveelheden heeft de rechtbank alleen vermeld gezien in een proces-verbaal van verdenking en in processen-verbaal van verhoren; een proces-verbaal waarin een opsporingsambtenaar deze aantallen heeft geverbaliseerd als eigen waarneming als bedoeld in artikel 344 ten tweede Strafvordering is niet aangetroffen. Daarom zal de rechtbank 125.000 blotters bewezen verklaren. Uit de bewijsmiddelen blijkt tevens dat de zuster van verdachte meermalen bestellingen bij [medeverdachte 1] is gaan ophalen in [plaats 1] , [plaats 2] en [plaats 3] .
De rechtbank constateert op grond van de bewijsmiddelen ten slotte dat verdachte een en ander in nauwe en bewuste samenwerking met zijn zuster heeft gedaan, zodat de rechtbank het medeplegen eveneens bewezen acht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meerdere tijdstippen in de periode van 4 augustus 2021 tot en met 28 maart 2022 te [plaats 1] en [plaats 2] en [plaats 3] tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid (totaal 125.000 blotters) van een materiaal bevattende LSD (Lysergide), zijnde LSD een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2, onder B en C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

6.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform het afdoeningsvoorstel gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 250 dagen waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft desgevraagd bevestigd zich te verenigen met het afdoeningsvoorstel en heeft de rechtbank verzocht om dit te volgen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van ten minste 125.000 LSD blotters oftewel harddrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Het in grote hoeveelheden voorhanden hebben van dergelijke middelen staat in het algemeen niet op zichzelf en hiermee heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek. Verdachte heeft geen moment stilgestaan bij de mogelijke negatieve gevolgen voor anderen. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs schadelijk zijn voor de algemene volksgezondheid. Elke bestelling leidt tot de vervaardiging van nieuwe LSD blotters waarmee weer kan worden voorzien in de behoefte van afnemers en waarmee wordt bijgedragen aan de instandhouding van ondermijnende criminaliteit en illegale geldstromen. Door het vervoeren en aanwezig hebben van een flink aantal LSD blotters heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek.
De persoon van verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op een reclasseringsadvies van 24 juni 2022 ten behoeve van de raadkamer en houdt de rechtbank rekening met hetgeen ter terechtzitting van 27 maart 2023 naar voren is gekomen over de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat verdachte samen met zijn vrouw evenementen organiseert en hij tevens bezig is met het bouwen van een hotel waarin hij fulltime wil gaan werken als ZZP’er. Voorts heeft verdachte aangegeven vrijwillig in behandeling te zijn geweest bij [instelling] en dit traject inmiddels te hebben afgerond. Uit het uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 februari 2023 volgt ten slotte dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat het Openbaar Ministerie en verdachte procesafspraken zijn overeengekomen. De rechtbank heeft daarbij in acht genomen dat de officier van justitie tijdens de inhoudelijke behandeling onder meer heeft gewezen op een beperkte onderzoeks- en recherchecapaciteit en beperkte zittingsruimte. Door dit afdoeningsvoorstel hoeven de onderzoekswensen niet meer te worden uitgevoerd, hoeft geen beroep meer te worden gedaan op de beperkte recherchecapaciteit, kan de zittingscapaciteit beter worden benut en kan de zaak voortvarender worden afgedaan, waardoor er sneller uitsluitsel kan komen en geëxecuteerd kan worden en meer tijd beschikbaar is voor andere zaken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het relevante toetsingskader voor procesafspraken dat de Hoge Raad heeft neergelegd in de uitspraak van 27 september 2022 (zie randnummer 2.1). Ten aanzien van de strafoplegging overweegt de Hoge Raad, dat de rechter vrij is in de keuze van de strafsoort en strafmaat en de factoren die hij daarbij van belang acht. Dit betekent dat de rechter acht kan slaan op wat het afdoeningsvoorstel inhoudt met betrekking tot de sanctieoplegging. Als de rechter van oordeel is dat wat het afdoeningsvoorstel daarover inhoudt, niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting, zal de rechter komen tot een andere sanctiebeslissing dan de voorgestelde en tot uitdrukking brengen wat de redenen daarvoor zijn.
De rechtbank heeft voor het vervoeren en aanwezig hebben van 125.000 LSD blotters gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs uitgaan van het (totale) gewicht van deze harddrugs, waarbij 1 pil gelijk wordt gesteld aan 0,5 gram. In de onderhavige zaak stelt de rechtbank 1 LSD-zegel (oftewel 25 blotters) gelijk aan 1 pil. 125.000 LSD blotters zijn daarom voor de oriëntatiepunten vergelijkbaar met 2.500 gram harddrugs. Volgens de oriëntatiepunten komt daarmee een langdurige gevangenisstraf in beeld van 9 maanden bij een standaardzaak en van 12 maanden bij een organisatie. De samenwerking met zijn zuster en verdere afnemers levert ten opzichte van een standaard zaak van een alleen opererende dader een strafverhogende omstandigheid op.
Het openbaar ministerie heeft zonder procesafspraken een strafeis van 10 maanden passend en geboden geacht. Gezien het voorgaande acht de rechtbank zo’n eis een bij de ernst van het feit passend vertrekpunt.
Vanwege de ernst van het feit is slechts een (ten minste gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
De rechtbank ziet een aantal omstandigheden die zij in het voordeel van verdachte laat meewegen. Verdachte heeft reeds 144 dagen in voorarrest gezeten. Verdachte heeft tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis een behandeling bij [instelling] afgerond en contact onderhouden met de reclassering. Vanuit een oogpunt van speciale preventie is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest dan ook niet meer noodzakelijk en kan worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur. Met partijen acht de rechtbank verder reclasseringstoezicht niet langer nodig.
Alles overziend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 250 dagen waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren conform de procesafspraken passend en geboden.
Dat de rechtbank slechts 125.000 blotters bewezen acht en het openbaar ministerie 17.000 meer, geeft geen reden voor een lagere straf omdat uit het dossier ook duidelijk wordt dat het om meer gegaan moet zijn dan de aantallen die ‘hard’ uit de beschikbare bewijsmiddelen volgen. Zeker nu openbaar ministerie en rechtbank vanwege de persoonlijke omstandigheden ten gunste van verdachte hebben afgeweken van oriëntatiepunten, is de bestraffing passend bij het lager bewezen verklaarde aantal.
Van deze straf conform de procesafspraken kan gezien het voorgaande niet worden geoordeeld dat die niet in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting.

9.BESLAG

De rechtbank heeft kennisgenomen van een beslaglijst op naam en parketnummer van verdachte dat zich in het dossier bevindt. De rechtbank zal geen beslissing geven ten aanzien van het in beslag genomen voorwerp, te weten 10500 STK LSD (omschrijving G2969886,
betreft 10500 blotters SIN AAJZ4409). Uit de kennisgeving van inbeslagneming (pagina 690 van het algemeen dossier in onderzoek [...] ) blijkt dat dit voorwerp onder een andere persoon dan verdachte, namelijk medeverdachte [medeverdachte 1] , in beslag is genomen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 47 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 250 (tweehonderdvijftig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 106 (honderdenzes) dagen, nietzal worden ten uitvoer gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

Voorlopige hechtenis

- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. M.C. Danel en I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2023.
Mr. Danel is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 augustus 2021 tot en met 28 maart 2022 te Amsterdam en/of Almere en/of Purmerend, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk
heeft vervoerd en/of
aanwezig heeft gehad
een (grote) hoeveelheid (totaal 142.000 blotters) van een materiaal bevattende LSD (Lysergide), zijnde LSD een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juni 2022, genummerd 2021151944, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 318 van zaaksdossier 2 in onderzoek [...] . Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.