ECLI:NL:RBMNE:2023:1501

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
UTR 22/4618
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart op basis van medisch advies

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 februari 2023 uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart. Eiser had eerder een gehandicaptenparkeerkaart gekregen, maar zijn aanvraag voor verlenging werd afgewezen op basis van een medisch advies dat door Argonaut was uitgebracht. Dit advies concludeerde dat eiser niet in aanmerking kwam voor de kaart, omdat hij in staat zou zijn om meer dan 100 meter te lopen. Eiser betwistte deze conclusie en stelde dat het medisch advies onvoldoende inzichtelijk was en dat verweerder niet had voldaan aan de vergewisplicht.

De rechtbank oordeelde dat het medisch advies niet op een objectieve en inzichtelijke wijze was opgesteld. Er waren verschillende tekortkomingen in de onderbouwing van het advies, zoals het ontbreken van een lichamelijk onderzoek en onduidelijkheden over de conclusies die de arts had getrokken. De rechtbank concludeerde dat verweerder onvoldoende had vergewist of het advies op een inzichtelijke wijze tot stand was gekomen, wat leidde tot een zorgvuldigheidsgebrek. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser en moest het griffierecht vergoeden. De rechtbank wees partijen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4618
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.E. Silbermann),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: dhr. B. Arabaci).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een gehandicaptenparkeerkaart.
Verweerder heeft bij besluit van 3 mei 2017 aan eiser een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder toegekend voor de duur van vijf jaar. Op 2 maart 2022 heeft eiser een aanvraag gedaan om verlenging van zijn gehandicaptenparkeerkaart. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan aan Argonaut verzocht om een medisch advies uit te brengen. Op 22 april 2022 is het medisch advies uitgebracht. Volgens de arts komt eiser niet in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart. Ondanks dat eiser een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard heeft, is eiser wel in staat om een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen. Daarmee voldoet eiser niet aan het vereiste voor een gehandicaptenkaart.
Op basis van het medisch advies heeft verweerder de aanvraag van eiser bij besluit van 2 mei 2022 (het primaire besluit) afgewezen. In de bezwaarprocedure die daarop is gevolgd, heeft verweerder nadere vragen aan Argonaut gesteld. Dit heeft niet geleid tot een andere conclusie. Bij besluit van 11 augustus 2022 (het bestreden besluit) is verweerder daarom bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft na afloop van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 11 augustus 2022;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
2. Het besluit van verweerder om een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart toe of af te wijzen wordt genomen op basis van een medisch onderzoek en het daarbij behorende advies van de arts. [1] Verweerder mag dit advies van de arts betrekken bij de beoordeling van de aanvraag, mits het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. [2] Verweerder dient dit te vergewissen (de zogeheten ‘vergewisplicht’).
3. De rechtbank vindt dat verweerder niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan, omdat het medisch advies op een onvoldoende inzichtelijke wijze is opgesteld.
4. In de eerste plaats is niet duidelijk waarom de arts geen lichamelijk onderzoek heeft gedaan, maar alleen een telefonisch onderzoek. Het medisch onderzoek dat voorafgaand aan het verstrekken van een gehandicaptenkaart moet worden gedaan, hoeft weliswaar niet per se fysiek plaats te vinden [3] , maar volgens het VIA-protocol [4] dat ook Argonaut hanteert, moet de arts dan wel de reden voor het afzien van een fysiek onderzoek aangeven in het advies. Dat heeft de arts hier onvoldoende gedaan. De arts heeft alleen gezegd dat al is vastgesteld in het telefonisch onderzoek dat eiser meer dan 100 meter kan lopen en daarom geen fysiek onderzoek naar het looppatroon van eiser nodig is, maar onduidelijk is waarom.
5. Daarbij acht de rechtbank ook relevant dat er in 2017 een fysiek onderzoek heeft plaatsgevonden en naar aanleiding daarvan door de arts is vastgesteld dat eiser niet aan één stuk zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter te voet kan overbruggen. De arts heeft naar aanleiding van vragen van verweerder hierover enkel gezegd dat er inderdaad sprake is van een discrepantie in de bevindingen met betrekking tot het looppatroon, maar dat dit niet leidt tot een ander advies, omdat zij zelf heeft vastgesteld dat eiser een looppatroon heeft van meer dan 100 meter. Niet inzichtelijk is echter waarom de arts dit vindt, terwijl de geconstateerde loopbeperking van eiser dezelfde is en ook bijvoorbeeld niet is gezegd door de arts dat dit is verbeterd.
6. In de derde plaats vindt de rechtbank het onvoldoende duidelijk hoe de arts tot conclusie is gekomen dat eiser meer dan 100 meter kan lopen. In het advies staat alleen dat de aandoening met eiser is besproken en dat met eiser via Google Maps de afstanden die eiser aflegt zijn bekeken en nagerekend. Om welke afstanden het gaat, wat er in het gesprek is gezegd en wat exact de bevindingen van de arts zijn, zijn echter niet in het advies uitgewerkt. Hierdoor is onvoldoende duidelijk op basis waarvan de arts tot die conclusie is gekomen.
7. Tot slot merkt de rechtbank nog op dat eiser in zijn reactie op het conceptadvies van de arts toestemming heeft gegeven om contact op te nemen met zijn behandelaar. Dat heeft de arts niet gedaan. Dat hoeft ook niet altijd en de rechtbank zegt ook niet dat de arts dat bij eiser had moeten doen, maar gelet op de vraagtekens die de rechtbank heeft bij de algehele onderbouwing van het advies, blijft onduidelijk of de arts dit hier al dan niet had moeten doen.
8. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende heeft vergewist of het advies op een inzichtelijke wijze tot stand is gekomen. Het besluit had daarom niet mogen worden genomen op basis van dit advies. Dit leidt tot een zorgvuldigheidsgebrek.
9. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Dat betekent niet dat de rechtbank zegt dat eiser dus in aanmerking moet komen voor een gehandicaptenkaart. Het betekent dat verweerder een nieuw besluit moet nemen. Verweerder moet daarvoor een nieuw medisch advies uitvragen en op basis daarvan het nieuwe besluit nemen. De rechtbank stelt de termijn daarvoor op zes weken. Zij ziet geen aanleiding om een langere termijn te bepalen.
10. Eiser komt in aanmerking voor vergoeding van het door hem betaalde griffierecht en zijn proceskosten. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
11. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van
mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.

Voetnoten

1.Artikel 2, eerste lid, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juni 2021 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2021:1609.
3.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 januari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC2529, rov. 2.4; en de uitspraak van deze rechtbank van 18 november 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4695, rov. 11.
4.Het Protocol gehandicaptenparkeervoorzieningen van de Vereniging van Indicerende en Adviserende Artsen.