ECLI:NL:RBMNE:2023:1375

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
16.167693.22 en 81.291309.20 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting, poging daartoe en poging doodslag met levensgevaar voor slachtoffers

Op 29 maart 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 en 3 juli 2022 betrokken was bij brandstichting en een poging tot doodslag. De verdachte heeft samen met een mededader geprobeerd brand te stichten bij de woning van de aangever, wat resulteerde in levensgevaar voor de bewoners. De eerste poging op 2 juli 2022 mislukte, maar de volgende avond werd de brand daadwerkelijk gesticht. Tijdens de vlucht van de plaats delict hebben de verdachten met een vuurwapen op de aangever geschoten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder poging tot brandstichting en poging tot doodslag. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft geen blijk gegeven van berouw en de rechtbank achtte een lange gevangenisstraf noodzakelijk om de samenleving te beschermen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor materiële en immateriële schade heeft vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.167693.22 en 81.291309.20 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. van den Berg, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partijen en de advocaat van de benadeelde partijen mr. R.E.H. Jager naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair:
op 2 juli 2022 in Naarden, samen met een ander geprobeerd heeft om opzettelijk brand te stichten en/of één of meer ontploffingen teweeg te brengen in de nabijheid van een woning;
feit 1 subsidiair:
op 2 juli 2022 in Naarden samen met een ander een brandstichting en/of het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing heeft voorbereid;
feit 2:
op 3 juli 2022 in Naarden, samen met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in de directe nabijheid van een woning;
feit 3 primair:
op 3 juli 2022 in Naarden, samen met een ander, geprobeerd heeft om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven;
feit 3 subsidiair:
op 3 juli 2022 in Naarden, samen met een ander, [slachtoffer] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 en 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de bestuurder van de auto was op 3 juli 2022. Er zou door de bijrijder zijn geschoten, waardoor verdachte niet de schutter kan zijn geweest.
Ook is niet bekend met wat voor wapen (een alarmpistool of vuurwapen) en met welk type patronen (dodelijke munitie of knalpatronen) er is geschoten. Het feit dat er hulzen zijn aangetroffen betekent niet dat deze hulzen in verband staan met het delict. Daarnaar is geen forensisch onderzoek gedaan. Volgens de raadsvrouw kan daarom niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat er met scherp is geschoten, zodat dit hooguit een bedreiging op kan leveren.
Ten aanzien van het medeplegen van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw opgemerkt dat het bewijs voor een intellectuele bijdrage van verdachte aan het delict ontbreekt. Er is niet gebleken van een eventueel vooropgezet plan tussen verdachte en één of meer anderen. Het enkel als bestuurder aanwezig zijn in de auto op het moment dat een ander een patroon afvuurt levert geen materiële bijdrage van voldoende gewicht op om daarop een bewezenverklaring van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) te gronden. Ook bevat het dossier onvoldoende informatie waaruit kan worden afgeleid dat de intentie van verdachte was gericht op een nauwe en bewuste samenwerking. Uit de OVC-gesprekken lijkt te volgen dat verdachte er niet van op de hoogte was dat de medeverdachte een wapen bij zich had en van plan was dat wapen te gebruiken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feiten 1 en 2:
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 maart 2023;
  • de aangifte door [slachtoffer] van 2 juli 2022;
- de aangifte van [slachtoffer] van 3 juli 2022; [3]
- proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straat 1] [nummeraanduiding 1] [plaats] ); [4]
- de verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een incident in [plaats] op 2 juli 2022 van het NFI van 24 november 2022; [5]
- het proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [straat 2] [nummeraanduiding 3] [plaats] ) [de rechtbank begrijpt: [straat 1] [nummeraanduiding 1] [plaats] ] met als bijlage het informatieblad Vuurwerk brandstof combinaties van 25 juni 2021. [6]
Feit 3
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 maart 2023, zakelijk weergeven:
Op 3 juli 2022 ben ik ’s nachts naar [plaats] gegaan om brand te stichten. Tijdens de achtervolging door de aangever bestuurde ik de auto. De persoon naast mij hing uit het raam, en vuurde een wapen af.
Op 3 juli 2022 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan bij de politie en verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 3 juli 2022 omstreeks 04.10 uur word ik wakker van een dreun. Ik zie vuur aan de voorzijde van ons huis. Ik ben vervolgens in mijn auto gesprongen en toen ik de oprit van ons huis afreed, zag ik 2 auto’s rijden. Vervolgens zie ik uit het rechterportierraam van de BMW iemand een pistool op mij richten. Hij zat met zijn kont op de raamsponning en hing uit de auto. Ik denk dat hij op dat moment 2x of 3x op mij schoot. Het wapen wees in mijn richting. Dat was allemaal nog op de [straat 1] . Toen de BMW de oprit naar de [....] richting Amsterdam opdraaide zat de passagier weer op de sponning en hield zijn arm, met het wapen erin, op het dak. In de bocht hoorde ik dat er weer op mij geschoten werd. Ik zag dat het wapen weer in mijn richting werd gehouden. [7]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 3 juli 2022 het volgende in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde dat de eerste schoten waren gelost op de [straat 3] te [plaats] en later nog een keer bij de oprit naar de Rijksweg [....] , verderop. Ik liep vervolgens de [straat 3] af. Op 3 juli 2022 zag ik een huls liggen op het wegdek. Ik zag dat de huls in het midden van de weg lag. Ik zag dat de huls leek op een 9 mm pistool huls. [8]
Op 3 juli 2022 heeft verbalisant [verbalisant 2] in een proces-verbaal van bevindingen het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In de bocht komende vanaf [plaats] en dan oprit [....] richting Amsterdam zou volgens de melder op hem zijn geschoten vanuit een rijdende auto. Tijdens het afzetten zag ik op de rijbaan ter hoogte van de oprit [....] een huls op het wegdek liggen. Deze huls leek op een 9mm huls. [9]
De aangetroffen hulzen zijn van een Spoor identificatienummer voorzien [10] en onderzocht door het NFI. In het rapport ‘Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in [plaats] op 3 juli 2022’ van het NFI van 1 september 2022, worden de volgende conclusies getrokken:
De resultaten van het indicatief onderzoek worden verwacht wanneer de twee hulzen [AAPX1511NL en -12NL] zijn verschoten met één vuurwapen.
De afvuursporen in de twee hulzen [AAPX1511NL en -12NL] worden verwacht wanneer deze zijn verschoten met een (semi -)automatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Parabellum. Een merk vuurwapen kon niet worden vastgesteld. [11]
Tijdens het bezoekuur op 31 augustus 2022, 7, 14, 21 en 28 september 2022 en 5 en 12 oktober 2022 is vertrouwelijke informatie van verdachte opgenomen (hierna OVC). De gesprekken tussen de betrokkenen werden gevoerd in de Nederlandse taal en de Turkse taal.
Nadat de gesprekken waren opgenomen werden deze vertaald door een Turkse Tolk. Van deze vertalingen werden gespreksverslagen opgemaakt. Deze informatie is door verbalisanten op 25 oktober 2022 in een proces-verbaal van bevindingen opgenomen, waarin zij onder meer hebben gerelateerd:
[voorletter verdachte] = [verdachte]
OVC van 7 september 2022
[voorletter verdachte] : die man zegt waarom, waarom, waarom... en nu politie neemt die auto in beslag, er is kruitspoor op die auto, alles. [12] (...)
[voorletter verdachte] : Maar, het wapen is nooit gevonden, ze hebben mij helemaal niet op camerabeelden gezien.. dus die poging moord valt er af. (...)
NN: ouwe ouwe of niet.. als (ntv) waren jullie de lul ouwe
[voorletter verdachte] : dan zou ik de man neerslaan/neerschieten. (letterlijk: "Ben [.] vururdum o zaman", NB: vergelijkbaar met het Engelse woord 'hit') (...)
[voorletter verdachte] : Kruitsporen.. ze hebben [.] jas in beslag genomen, ze vinden daar kruitsporen. [13]
OVC van 14 september 2022
[voorletter verdachte] : weet je wat het ook is neef... ze willen poging moord gaan eeuh, maar ze weten geeneens wie die schutter is. Ze vinden in die auto ook kruitsporen. (...)
[voorletter verdachte] : Ik werd maandag aangehouden, donderdag zou ik het wapen verkopen verdomme. [14]
[voorletter verdachte] : hij ramt met die auto, hij (ntv, klinkt als ‘haalt uit’) raam... hij shoot (fon.) op die man. (...)
(OVC 7 september 2022) [voorletter verdachte] : neef, we hebben dat wapen gebruikt die nacht, ik heb ‘m meteen begraven, om 7 uur in de ochtend...’bij die park’ (fon.).
[voorletter verdachte] : m’n moeder (fon.) heeft ’t in iets/dinges (fon.) gegooid. [15]
(OVC 21 september 2022) [voorletter verdachte] : als ze dat wapen hadden gevonden he... dan waren we de lul. [16] (...)
[voorletter verdachte] : donderdag, weetjewel, zou ik het wapen verkopen neef... die donderdag! (...)
[voorletter verdachte] : mijn moeder heeft in het water gegooid. [17]
Bewijsoverwegingen
Poging doodslag
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er 9mm patronen zijn aangetroffen in de omgeving waarvan aangever heeft verklaard dat er gericht op hem geschoten is. Uit het onderzoek van het NFI blijkt dat de resultaten van het indicatief onderzoek worden verwacht wanneer de twee gevonden hulzen zijn verschoten met één vuurwapen. De rechtbank ziet dit als een sterke aanwijzingen dat er inderdaad met scherp is geschoten. Dat er met scherp is geschoten lijkt bovendien te volgen uit de OVC gesprekken van 7 en 14 september 2022 waarin verdachte tegen zijn bezoek heeft gezegd dat er kruitresten in de auto aangetroffen zullen worden en waarin verdachte het heeft over het neerschieten van de man.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er met scherp op aangever vanuit een rijdende auto is geschoten. Het met scherp op een persoon in een rijdende auto schieten vanuit een andere (met hoge snelheid) rijdende auto levert een poging tot doodslag op. Hiermee wordt immers de aanmerkelijke kans op de dood van de persoon op wie geschoten wordt in het leven geroepen en aanvaard.
Medeplegen
Verdachte heeft ontkend dat hij op aangever heeft geschoten. Hij heeft verklaard dat hij ondertussen de auto bestuurde. De vraag die door de rechtbank beantwoord moet worden, is of verdachte kan worden aangemerkt als medepleger. Hiervan is sprake indien is komen vast te staan dat bij het begaan van het feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededader(s). Hierbij is het niet noodzakelijk dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten. De deelnemers moeten zich er wel van bewust zijn dat zij samenwerken en zij moeten weten waarop de samenwerking is gericht. De samenwerking kan blijken uit – uitdrukkelijke of stilzwijgende – afspraken, een feitelijke taakverdeling, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren daarvan.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Na een poging brandstichting op 2 juli 2022 zijn verdachte en zijn medeverdachte(n) in de nacht van 3 juli 2022 gezamenlijk naar het huis van aangever in [plaats] gereden om hier opnieuw brand te stichten. Tijdens de achtervolging door aangever is tot twee keer toe op aangever geschoten, eerst op de [straat 1] en vervolgens op de oprit van de [....] . Verdachte heeft in de OVC-gesprekken gezegd dat er een wapen is gebruikt ‘die nacht’, dat hij het wapen diezelfde ochtend om 7 uur heeft begraven en dat zijn moeder het wapen later in het water heeft gegooid. Als het wapen gevonden zou worden, zouden zij de lul zijn. Verdachte was eigenlijk van plan het wapen die donderdag te verkopen. De rechtbank acht op basis van de inhoud van deze gesprekken aannemelijk dat het wapen waarmee op 3 juli 2022 op aangever is geschoten van verdachte was, en dat verdachte ervan op de hoogte was dat dit wapen werd meegenomen. Op 7 september 2022 wordt tijdens een gesprek over de achtervolging en het schieten tegen verdachte gezegd ‘als (ntv) waren jullie de lul ouwe’. Hierop heeft verdachte geantwoord dat hij de man zou ‘hitten’. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte er rekening mee heeft gehouden dat het meegebrachte wapen gebruikt zou worden. Voorts heeft te gelden dat op meerdere momenten, met tussenpozen, uit de BMW op aangever is geschoten. Niet is gebleken dat verdachte het schieten heeft geprobeerd te voorkomen, terwijl hij hier wel tijd en gelegenheid voor lijkt te hebben gehad.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van een poging tot doodslag bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:
op 2 juli 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en één ontploffing teweeg te brengen in een woning gelegen aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] , met dat opzet met zijn mededader,
- naar voornoemde woning is gegaan en
- een gasbrander aan heeft gezet en
- voornoemde gasbrander naast een jerrycan gevuld met benzine, alwaar met duct tape zwaar vuurwerk, met een lont aan was bevestigd heeft gelegd en
- met een hamer een raam heeft ingeslagen,

in elk geval met dat opzet getracht heeft open vuur in aanraking te brengen met benzine en zwaar vuurwerk, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en de zich in de woning bevindende goederen en levensgevaar voor in die woning aanwezige personen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 2
op 3 juli 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met één of meer anderen, opzettelijk brand heeft gesticht en één ontploffing teweeg heeft gebracht in de directe nabijheid van een woning gelegen aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] door
- naar voornoemde woning te gaan en
- een jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare stof, en één of meer stuk(ken) (zwaar) vuurwerk, althans een (of meer) explosief/explosieve(n) (voorwerp(en)),
aan te steken en tot ontploffing te brengen,
ten gevolge waarvan die woning en de voorgevel is vernield en ramen beschadigd zijn geraakt, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en de zich in de woning bevindende goederen en levensgevaar voor in die woning aanwezige personen te duchten was;
feit 3 primair
op 3 juli 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, vanuit een rijdende auto, met een vuurwapen meerdere kogels heeft afgevuurd op die [slachtoffer] , die zich eveneens in een rijdende auto bevond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
medeplegen van poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
feit 2:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
feit 3 primair:
medeplegen van poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van negen jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
De verdachte is slechts een uitvoerder geweest die in opdracht van een ander heeft gehandeld. Het is van belang om hem de juiste handvatten en hulp te geven om hem uit handen van de georganiseerde misdaad te houden. Bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf liggen verharding en afdrijving van de maatschappij op de loer. Verdachte was ten tijde van zijn aanhouding pas 20 jaar. Zijn hersenen zijn nog niet volgroeid, waardoor er sprake kan zijn van zelfoverschatting en impulsiviteit. De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest op te leggen, met daarbij een maximale taakstraf en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere heftige strafbare feiten. Hij heeft zich in een kort tijdsbestek, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een poging brandstichting, een brandstichting en een poging doodslag. Bij alle drie de feiten hadden er mensen kunnen overlijden. Gelukkig is dat niet gebeurd.
Verdachte is in de nacht van 2 juli 2022 naar het huis van aangever gereden, om te proberen daar brand te stichten, terwijl het gezin van aangever daar lag te slapen. Dit is niet alleen zeer bedreigend, maar ook werkelijk levensgevaarlijk. Gelukkig werd de logee getuige [getuige] wakker van het inslaan van de ruit, en kon hij verdachte en de medeverdachte wegjagen.
Maar blijkbaar was dit voor verdachte en zijn medeverdachte niet voldoende; de klus moest worden afgemaakt. Zij zijn de volgende nacht teruggekomen, om nogmaals te proberen in het huis van slapende mensen brand te stichten. Met wederom het levensgevaar voor de bewoners tot gevolg.
Toen verdachte en de medeverdachte werden betrapt en op de vlucht sloegen, hebben zij tijdens de achtervolging, met een meegebracht vuurwapen op aangever geschoten. Verdachte en de medeverdachten hebben zich dus op geen enkele wijze bekommerd om het leven van aangever en zijn gezin, en daar geen respect voor getoond. Veelzeggend zijn in dat verband ook de uitlatingen die verdachte daaromtrent doet in de OVC-gesprekken.
Dat deze daden grote gevoelens van angst en onveiligheid voor de bewoners hebben meegebracht en nog altijd meebrengen, staat buiten kijf. De slachtoffers zouden zich veilig moeten voelen in hun eigen woning, maar doen dat al lange tijd niet meer. Dat blijkt ook uit de vorderingen van de benadeelde partijen en het ter zitting uitgeoefende spreekrecht. Voor de bewoners van de woning is nog altijd onduidelijk waarom juist zij het doelwit waren van verdachte, omdat verdachte daarover geen opening van zaken heeft willen geven.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 8 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens het overtreden van de Wet wapens en munitie en het vuurwerkbesluit. De rechtbank neemt dat in strafverzwarende zin mee;
- een reclasseringsadvies van 1 december 2022, uitgebracht door [A] , reclasseringswerker van [instelling] .
De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte reeds onder toezicht stond in verband met een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. Verdachte heeft zich daarbij meewerkend en coöperatief opgesteld. De reclassering heeft haar zorgen geuit dat verdachte zich desondanks bezig heeft gehouden met het tenlastegelegde. Het vermoeden bestaat dan ook dat hij onvoldoende openheid heeft gegeven en zich sociaal wenselijk heeft opgesteld. In verband met de houding van verdachte heeft de reclassering naast een vermoedelijk negatief sociaal netwerk en een pro criminele houding, geen andere risicofactoren kunnen vaststellen. Ook het risico op recidive kon om die reden niet worden ingeschat. Er werden geen aanknopingspunten gezien voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht.
De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen in het kader van een deels voorwaardelijke straf, of indien een gevangenisstraf van vier jaar of meer wordt opgelegd in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De na te noemen straf strekt bovendien als duidelijk signaal naar anderen. Voor iedereen moet ondubbelzinnig duidelijk zijn dat op dergelijke heftige strafbare feiten, met flinke straffen wordt gereageerd.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan mee laten wegen wat veelal voor dergelijke feiten door de Nederlandse rechter wordt opgelegd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf, een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de goederen die een relatie hebben met soortgelijke feiten, zoals het holster, de hamer en jerrycan worden onttrokken aan het verkeer. De goederen zijn reeds vernietigd.
De goederen genoemd op de beslaglijst onder nummer 1 tot en met 20 kunnen worden geretourneerd aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de goederen die op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 19 zijn genoemd aan verdachte te retourneren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer, te weten:
een masker, mondkapje (PL0900-2022191909-G3024651) (nr. 21 op de beslaglijst);
een masker (PL0900-2022191909-G3024654) (nr. 22 op de beslaglijst);
een handschoen (PL0900-2022191909-G3032288) (nr. 23 op de beslaglijst);
een handschoen (PL0900-2022191909-G3032300) (nr. 24 op de beslaglijst);
een wapen, nabootsing Heckler & Koch model G36C, zwart, merk: DOUBLE EAGLE (PL0900-2022191909-G3032324) (nr. 25 op de beslaglijst);
plakband, grijs (PL0900-2022191909-G3032354) (nr. 26 op de beslaglijst);
een hamer uit de stellingkast in de berging (PL0900-2022191909-G3032359) (nr. 27 op de beslaglijst);
een hamer uit de gereedschapskist in de berging (PL0900-2022191909-G3032360) (nr. 28 op de beslaglijst);
een jerrycan (PL0900-2022191909-G3032362) (nr. 29 op de beslaglijst);
een holster (PL0900-2022191909-G3032405) (nr. 30 op de beslaglijst);
ontstekingsdraad (PL0900-2022191909-G3032437) (nr. 31 op de beslaglijst);
een explosief, handgranaat h27 dummy (PL0900-2022191909-3032375)
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten, aangetroffen. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
een harde schijf, zwart, merk: TRUST (PL0900-2022191909-G3032385);
een USB-stick (memorykaart), zwart, merk onbekend (PL0900-2022191909-G3032390);
een USB-stick (memorykaart), rood, merk: ICTS (PL0900-2022191909-G3032393);
een harde schijf, zilverkleurig, merk TOSHIBA (PL0900-2022191909-G3032410);
twee stuks randapparatuur, zwart (PL0900-2022191909-G3032435);
een USB-stick (memorykaart), zwart, merk: SAMSUNG (PL0900-2022191909-G3032433);
een USB-stick (memorykaart), zwart, geen merk (PL0900-2022191909-G3032439);
een telefoontoestel, scherm links boven kapot en barst, zwart, merk: APPLE (PL0900-2022191909-G3032305);
een telefoontoestel, bovenkant voor en achter kapot, zwart, merk: APPLE (PL0900-2022191909-G3032307);
een computer inclusief hoes, zwart, merk: SAMSUNG (PL0900-2022191909-G3032399);
een telefoontoestel, grijs, merk: APPLE (PL0900-2022191909-G3032416);
een videocamera, zwart, merk: GRUNDIG (PL0900-2022191909-G3032407);
een telefoontoestel, zwart, merk: BLACKBERRY (PL0900-2022191909-G3032420);
een telefoontoestel, zwart, merk: HUAWEI (PL0900-2022191909-G3032424);
een telefoontoestel, zwart, merk: APPLE (PL0900-2022191909-G3032432);
een gegevensdrager, Hardware Wallet voor Bidcoins in doosje, zwart (PL0900-2022191909-G3032428);
een Babyfoon, zwart, in doos (PL0900-2022191909-G3032436);
een telefoontoestel met hoesje, blauw, merk: APPLE (PL0900-2022190576-G3032483);
twee stuks schoenen, meerkleurig, merk: DIOR (PL0900-2022191909-G3032343);
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten een jas, zwart, merk: THE NORTH FACE (PL0900-2022191909-G3032353) (nr. 20 op de beslaglijst), aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 56.531,55. Dit bedrag bestaat uit € 38.031,55 materiële schade en € 18.500,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
[B] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.885,-. Dit bedrag bestaat uit € 385,- materiële schade en € 8.500,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[getuige] en [C] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen ieder een bedrag van € 8.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[D] en [E] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen ieder een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat alle vorderingen in hun geheel toegewezen kunnen worden.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het volgende gesteld.
[slachtoffer]
Ten aanzien van de kosten voor het herstelwerk dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden omdat een offerte onvoldoende onderbouwing biedt voor de kosten, nu er, gelet op het tijdsverloop sinds de bewezen verklaarde feiten, van uit mag worden gegaan dat de herstelwerkzaamheden inmiddels zijn gestart.
Subsidiair worden de kosten voor het herstelwerk betwist en wordt verzocht om de kosten voor het herstel te laten inventariseren door een onafhankelijke derde. De zaak hiervoor aanhouden, brengt een onevenredige belasting van het strafgeding met zich mee, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Over de kosten voor een tijdelijke noodvoorziening heeft de raadsvrouw geen opmerking.
Ook ten aanzien van de kosten voor het eigen risico voor de psycholoog is gesteld dat dit een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert omdat een overzicht van de zorgverzekering ontbreekt, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De kosten voor de beveiliging van de woning zijn volgens de raadsvrouw niet te duiden als rechtstreekse schade, zodat de benadeelde partij ook voor deze post niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden dan wel dat het bedrag sterk gematigd dient te worden. Voor de feiten 1 en 2 is daarbij aangevoerd dat de schade onvoldoende is onderbouwd en voor feit 3 is aangevoerd dat vrijspraak is verzocht voor dit feit.
[B]
De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard. Er ontbreekt een overzicht van de zorgverzekering waarop de in rekening gebrachte kostenposten voor het eigen risico zijn opgenomen. Om dit overzicht alsnog op te vragen is een onevenredige belasting van het strafgeding. De immateriële schade is onvoldoende onderbouwd.
Subsidiair is aangevoerd dat de immateriële kosten sterk gematigd moeten worden.
[getuige]
De vordering is onvoldoende onderbouwd omdat de benadeelde partij niet in de woning woont en niets te maken heeft met het langdurige conflict. De benadeelde partij moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de immateriële kosten gematigd moeten worden.
[C] , [D] en [E]
De benadeelde partijen zijn niet ingeschreven op het adres [straat 1] , waardoor geldt dat niet is onderbouwd dat dit hun woning betreft. Zonder onderbouwing van de BRP dient de vordering gematigd te worden.
Voor [D] en [E] geldt verder nog dat zij volgens de raadsvrouw niet in de woning aanwezig waren tijdens de bewezen verklaarde feiten. Van een aantasting in persoon op andere wijze is volgens de verdediging onvoldoende gebleken zodat de vorderingen moeten worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade algemeen
Omdat alle benadeelde partijen immateriële schade hebben verzocht, maakt de rechtbank eerst een algemene opmerking over de immateriële schade. De rechtbank zal daarna per benadeelde partij de (immateriële) schade beoordelen.
De benadeelde partijen hebben volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting over de vorderingen is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partijen door de bewezen verklaarde feiten schade hebben geleden.
Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank echter niet voor de benadeelde partijen
[D]en
[E]. [D] sliep in de nacht van 2 juli 2022 niet in de woning zelf, maar in een huisje op het terrein van de woning en heeft van de poging brandstichting ’s nachts niets meegekregen. In de nacht van 3 juli 2022 sliep [D] ergens anders. Ook [E] was zowel ten tijde van de brandstichting als de poging daartoe niet in de woning aanwezig. Uit de overgelegde stukken blijkt onvoldoende van een dermate aantasting van de persoon als rechtstreeks gevolg van de feiten, dat zij voor vergoeding van smartengeld in aanmerking komen. De rechtbank zal daarom hun vorderingen afwijzen.
[slachtoffer]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor de schade aan de woning voldoende zijn onderbouwd met de overgelegde facturen, de offerte en de foto’s van de schade zoals deze op dit moment nog aanwezig is. De vordering ligt in zoverre voor toewijzing gereed. Het verzoek van de raadsvrouw om de kosten voor het herstel te laten inventariseren door een onafhankelijke derde wordt afgewezen, nu zij de door de eiser gestelde en onderbouwde kosten, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
Ook de kosten voor het eigen risico voor het bezoek aan de psycholoog zijn voldoende onderbouwd met de factuur van de psycholoog.
Ten aanzien van de kosten voor de beveiliging van de woning wijst de rechtbank op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad [18] waaruit blijkt dat beveiligingskosten aangemerkt kunnen worden als rechtstreekse schade indien er voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de schade. Of een zodanig verband bestaat, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat dit verband bestaat en dat deze kosten daarom zijn aan te merken als rechtstreekse schade. Er is bij de woning brand gesticht, dan wel een poging daartoe gedaan. Ondanks dat er al de nodige beveiliging rondom de woning aanwezig was, is uit de verklaringen van de benadeelde partijen gebleken dat zij nog altijd hevige gevoelens van angst en onveiligheid voelden. Uit de facturen blijkt dat de verschillende beveiligingssystemen in de periode van 5 juli 2022 tot en met 13 oktober 2022 zijn aangeschaft.
De rechtbank zal aan materiële schade een bedrag ter hoogte van € 38.031,55 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Verdachte heeft met zijn handelen onmiskenbaar het oogmerk gehad op het toebrengen van nadeel aan de heer [slachtoffer] . Door de bewezen verklaarde feiten is de benadeelde partij bovendien op andere wijze in de persoon aangetast. Op 2 juli 2022 is geprobeerd om een VBC in of in de nabijheid van de woning te laten ontploffen en op 3 juli 2022 is daadwerkelijk een VBC tot ontploffing gebracht bij de voordeur van de woning. Dit moet zeer beangstigend zijn geweest voor de benadeelde partij. Ook het feit dat er op de benadeelde partij is geschoten moet zeer angstige momenten hebben opgeleverd. De aard en ernst van deze feiten brengt met zich mee dat de relevante nadelige gevolgen van deze feiten zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die doorgaans door rechters in Nederland in soortgelijke zaken worden toegewezen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde bedragen redelijk zijn.
De rechtbank zal aan immateriële schade een bedrag van € 8.500,- voor de feiten 1 en 2 en een bedrag van € 10.000,- voor feit 3 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de geleden materiele en immateriële schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk, met uitzondering van de immateriële schade voor feit 3. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[B]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor het eigen risico voor het bezoek aan de psycholoog voldoende zijn onderbouwd met de factuur van de psycholoog en onvoldoende gemotiveerd zijn betwist. De rechtbank zal aan materiële schade een bedrag ter hoogte van € 385,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Ook voor deze benadeelde partij geldt dat verdachte met zijn handelen het oogmerk had op het toebrengen van nadeel aan mevrouw, maar bovendien dat zij op andere wijze in de persoon is aangetast door de poging tot brandstichting en de voltooide brandstichting de nacht erop. Dit moet zeer beangstigend zijn geweest. De aard en ernst van deze feiten brengt met zich mee dat de relevante nadelige gevolgen van deze feiten zo voor de hand liggen dat een aantasting in persoon op andere wijze kan worden aangenomen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die doorgaans door rechters in Nederland in soortgelijke zaken worden toegewezen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde bedragen redelijk zijn.
De rechtbank zal aan immateriële schade een bedrag van € 8.500,- voor de feiten 1 en 2 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [B] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[getuige]
De benadeelde partij is op andere wijze in de persoon aangetast door de poging tot brandstichting en de voltooide brandstichting de nacht erop. De benadeelde lag de eerste nacht te slapen onder het raam dat werd ingeslagen en heeft daarbij glassplinters op zich gekregen. Dit moet angstige momenten voor [getuige] hebben opgeleverd.
Zonder afbreuk te willen doen aan de gevoelens van onveiligheid van de benadeelde, zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag matigen. Dat heeft ermee te maken dat benadeelde niet in de woning woont en hij in die zin niet al langer met de brandstichtingen en ontploffingen te maken heeft.
De rechtbank zal aan immateriële schade een bedrag van € 1.500,- voor de feiten 1 en 2 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [getuige] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[C]
De benadeelde partij is op andere wijze in de persoon is aangetast door de poging tot brandstichting en de voltooide brandstichting de nacht erop. De benadeelde lag beide dagen in de woning te slapen.
Zonder afbreuk te willen doen aan de gevoelens van onveiligheid van de benadeelde, zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag matigen.
De rechtbank zal aan immateriële schade een bedrag van € 1.500,- voor de feiten 1 en 2 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [C] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 81.291309.20 gevorderd.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de proeftijd te verlengen met een jaar en subsidiair om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de meervoudige economische strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2021 (parketnummer 81.291309.20) is aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden. De rechtbank ziet geen aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 47, 57, 157 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 (negen) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • een masker, mondkapje (PL0900-2022191909-G3024651) (nr. 21 op de beslaglijst);
  • een masker (PL0900-2022191909-G3024654) (nr. 22 op de beslaglijst);
  • een handschoen (PL0900-2022191909-G3032288) (nr. 23 op de beslaglijst);
  • een handschoen (PL0900-2022191909-G3032300) (nr. 24 op de beslaglijst);
  • een wapen, nabootsing Heckler & Koch model G36C, zwart, merk: DOUBLE EAGLE (PL0900-2022191909-G3032324) (nr. 25 op de beslaglijst);
  • plakband, grijs (PL0900-2022191909-G3032354) (nr. 26 op de beslaglijst);
  • een hamer uit de stellingkast in de berging (PL0900-2022191909-G3032359) (nr. 27 op de beslaglijst);
  • een hamer uit de gereedschapskist in de berging (PL0900-2022191909-G3032360) (nr. 28 op de beslaglijst);
  • een jerrycan (PL0900-2022191909-G3032362) (nr. 29 op de beslaglijst);
  • een holster (PL0900-2022191909-G3032405) (nr. 30 op de beslaglijst);
  • ontstekingsdraad (PL0900-2022191909-G3032437) (nr. 31 op de beslaglijst);
  • een explosief, handgranaat h27 dummy (PL0900-2022191909-3032375);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • een harde schijf, zwart, merk: TRUST (PL0900-2022191909-G3032385) (nr. 1 op de beslaglijst);
  • een USB-stick (memorykaart), zwart, merk onbekend (PL0900-2022191909-G3032390) (nr. 2 op de beslaglijst);
  • een USB-stick (memorykaart), rood, merk: ICTS (PL0900-2022191909-G3032393) (nr. 3 op de beslaglijst);
  • een harde schijf, zilverkleurig, merk TOSHIBA (PL0900-2022191909-G3032410) (nr. 4 op de beslaglijst);
  • twee stuks randapparatuur, zwart (PL0900-2022191909-G3032435) (nr. 5 op de beslaglijst);
  • een USB-stick (memorykaart), zwart, merk: SAMSUNG (PL0900-2022191909-G3032433) (nr. 6 op de beslaglijst);
  • een USB-stick (memorykaart), zwart, geen merk (PL0900-2022191909-G3032439) (nr. 7 op de beslaglijst);
  • een telefoontoestel, scherm links boven kapot en barst, zwart, merk: APPLE (PL0900-2022191909-G3032305) (nr. 8 op de beslaglijst);
  • een telefoontoestel, bovenkant voor en achter kapot, zwart, merk: APPLE (PL0900-2022191909-G3032307) (nr. 9 op de beslaglijst);
  • een computer inclusief hoes, zwart, merk: SAMSUNG (PL0900-2022191909-G3032399) (nr. 10 op de beslaglijst);
  • een telefoontoestel, grijs, merk: APPLE (PL0900-2022191909-G3032416) (nr. 11 op de beslaglijst);
  • een videocamera, zwart, merk: GRUNDIG (PL0900-2022191909-G3032407) (nr. 12 op de beslaglijst);
  • een telefoontoestel, zwart, merk: BLACKBERRY (PL0900-2022191909-G3032420) (nr. 13 op de beslaglijst);
  • een telefoontoestel, zwart, merk: HUAWEI (PL0900-2022191909-G3032424) (nr. 14 op de beslaglijst);
  • een telefoontoestel, zwart, merk: APPLE (PL0900-2022191909-G3032432) (nr. 15 op de beslaglijst);
  • een gegevensdrager, Hardware Wallet voor Bidcoins in doosje, zwart (PL0900-2022191909-G3032428) (nr. 16 op de beslaglijst);
  • een Babyfoon, zwart, in doos (PL0900-2022191909-G3032436) (nr. 17 op de beslaglijst);
  • een telefoontoestel met hoesje, blauw, merk: APPLE (PL0900-2022190576-G3032483) (nr. 18 op de beslaglijst);
  • twee stuks schoenen, meerkleurig, merk: DIOR (PL0900-2022191909-G3032343) (nr. 19 op de beslaglijst);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
 een jas, zwart, merk: THE NORTH FACE (PL0900-2022191909-G3032353) (nr. 20 op de beslaglijst);
Benadeelde partij
[slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 56.531,55, bestaande uit € 38.031,55 materiële schade en € 18.500,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag met uitzondering van de € 10.000,- aan immateriële schade die voor het onder 3 tenlastegelegde is toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte voor de schade die voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde is toegewezen (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 56.531,55 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 302 dagen gijzeling, hiervan geldt voor een bedrag van € 46.531,55 een hoofdelijke verplichting;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[B]
  • wijst de vordering van [B] toe tot een bedrag van € 8.885,-, bestaande uit € 385,- materiële schade en € 8.500,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [B] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [B] aan de Staat € 8.885,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 47 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[getuige]
  • wijst de vordering van [getuige] toe tot een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [getuige] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [getuige] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [getuige] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[C]
  • wijst de vordering van [C] toe tot een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [C] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [C] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [C] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[D]
  • wijst de vordering van [D] af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[E]
  • wijst de vordering van [E] af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 81.291309.20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige economische kamer in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 15 juli 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mr. M.C. Danel en mr. L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te Naarden, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of één of meer ontploffing(en) teweeg te brengen in/bij (de directe nabijheid van) een woning (gelegen aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] ), met dat opzet met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of
- een gasbrander aan heeft/hebben gezet en/of
- voornoemde gasbrander naast een jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare stof, alwaar met ductape (zwaar) vuurwerk, althans explosief materiaal, met een (lang) lont aan was bevestigd heeft/hebben gelegd en/of
- met een (klauw)hamer een raam heeft/hebben ingeslagen,
in elk geval met dat opzet getracht heeft open vuur in aanraking te brengen met benzine en/of (zwaar) vuurwerk, althans met een brandbare stof en/of explosief materiaal, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of omliggende woning(en) en/of de zich in de (omliggende) woning(en) bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer in die (omliggende) woning(en) aanwezige perso(o)n(en) en/of passanten, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die (omliggende) woning(en) aanwezige perso(o)n(en) en/of passanten, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te Naarden, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten brandstichting en/of het teweegbrengen van een ontploffing als bedoeld in artikel 157 sub 1 jo artikel 157 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten:
- een personenauto (BMW met kenteken [kenteken] ) en/of
- een gasbrander en/of
- een jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare stof, alwaar met ductape (zwaar) vuurwerk, althans explosief materiaal, met een (lang) lont aan is/was bevestigd en/of
- een klauwhamer,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
Feit 2
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Naarden, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal, brand heeft/hebben gesticht en/of één of meer ontploffing(en) teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (gelegen aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] ) door
- naar voornoemde woning te gaan en/of
- een jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare stof, en/of één of meer stuk(ken) (zwaar) vuurwerk, althans een (of meer) explosief/explosieve(n) (voorwerp(en)), aan te steken en/of tot ontploffing te (laten) brengen,
ten gevolge waarvan die woning en/of de voorgevel is vernield en/of ramen beschadigd zijn geraakt, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of omliggende woning(en) en/of de zich in de (omliggende) woning(en) bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer in die (omliggende) woning(en) aanwezige perso(o)n(en) en/of passanten, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die (omliggende) woning(en) aanwezige perso(o)n(en) en/of passanten, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Feit 3
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Naarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, vanuit een rijdende auto, met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, één of meer kogels heeft afgevuurd op, althans in de richting van, die [slachtoffer] , die zich (eveneens) in een rijdende auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Naarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door vanuit een rijdende auto met een vuurwapen één of meer kogels af te vuren op, althans in de richting van, die [slachtoffer] , die zich (eveneens) in een rijdende auto bevond.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 november 2022, genummerd MD1R022038 (onderzoek 14Amster22), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 14 tot en met 558. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 19.
3.Pagina 40.
4.Pagina’s 108 tot en met 110.
5.Pagina’s 620 en 621.
6.Pagina’s 126, 127 en 130 tot en met 133.
7.Pagina’s 40 en 41.
8.Pagina 63.
9.Pagina 61.
10.Pagina 134.
11.Pagina’s 659 en 660.
12.Pagina 416.
13.Pagina 417.
14.Pagina 421.
15.Pagina 427.
16.Pagina 428.
17.Pagina 429.