ECLI:NL:RBMNE:2023:1374

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
16.188370.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting en poging daartoe met levensgevaar voor bewoners

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 en 3 juli 2022 betrokken was bij brandstichtingen in de nabijheid van een woning in Naarden. De verdachte, geboren in 1993 op Aruba, heeft samen met een medeverdachte geprobeerd brand te stichten bij de woning van de aangever. De eerste poging op 2 juli 2022 mislukte, maar de volgende avond werd een geslaagde brandstichting uitgevoerd. Tijdens beide incidenten was er levensgevaar voor de bewoners, die in de woning sliepen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, waarbij de ernst van de feiten en het levensgevaar voor de bewoners zwaar hebben meegewogen in de beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte opzettelijk handelden met het doel om brand te stichten, en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding hebben geëist als gevolg van de brandstichtingen. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partijen, die zowel materiële als immateriële schade hebben geleden door de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.188370.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te Aruba,
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Hilversum naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partijen en de advocaat van de benadeelde partijen mr. R.E.H. Jager naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair:
op 2 juli 2022 in Naarden, samen met een ander geprobeerd heeft om opzettelijk brand te stichten en/of één of meer ontploffingen teweeg te brengen in de nabijheid van een woning;
feit 1 subsidiair:
op 2 juli 2022 in Naarden samen met een ander een brandstichting en/of het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing heeft voorbereid;
feit 2:
op 3 juli 2022 in Naarden, samen met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in de directe nabijheid van een woning.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij de feiten. De gebruikte auto is weliswaar van hem, maar hij was er niet van op de hoogte dat de aankoop van de brandstof en de autorit gepland waren om brand te stichten. Na de aankoop van de brandstof op 2 juli 2022 is verdachte naar huis gegaan en heeft hij zijn auto aan iemand meegegeven. Zijn telefoon lag op dat moment nog in de auto. Dat de telefoon van verdachte heeft aangestraald op een zendmast in de buurt van het incident, zegt daarom niets over de aanwezigheid van verdachte.
Het handelen van verdachte was volgens de raadsvrouw niet dusdanig significant en essentieel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte was niet op de hoogte van een plan. Er is daarom geen sprake van medeplegen.
Ook op 3 juli 2022 lag de telefoon van verdachte nog in de auto. Er is niets waaruit opgemaakt kan worden dat verdachte bij de brandstichting op die dag aanwezig is geweest. Uit de OVC-gesprekken van de medeverdachte kunnen geen conclusies worden getrokken ten aanzien van het handelen van verdachte. Het lijkt erop dat de schuld in de schoenen van verdachte wordt geschoven.
Er is tot slot volgens de raadsvrouw ook geen sprake van een strafbare voorbereiding. Het uitlenen van een auto is niet per definitie het uitlenen van een middel voor het begaan van een brandstichting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 2 juli 2022 heeft [aangever] aangifte gedaan bij de politie en verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 2 juli 2022 omstreeks 02.10 uur werd ik wakker gemaakt door [benadeelde 1] . Hij sliep in mijn woning op de begane grond. Ik hoorde dat er gepoogd was om een brandbom bij mijn woning naar binnen te gooien. Ik zag dat het raam kapot geslagen was. Ik zag een jerrycan van de Shell liggen met een vlinderbom eraan en een lange lont. Ik zag tevens daarnaast een gasbrander liggen. Deze heeft [benadeelde 1] nog dichtgedraaid.
Als de ruit eruit was gegaan en [benadeelde 1] had niet in die kamer geslapen dan was het waarschijnlijk heel anders afgelopen. Dan was de bom ontploft in de kamer beneden op een bank. Mogelijk dat mijn hele huis dan in de brand had gestaan. Ik weet niet of wij dit dan hadden overleefd. [2]
Op 3 juli 2022 heeft [aangever] aangifte gedaan bij de politie en verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 3 juli 2022 omstreeks 04.10 uur word ik wakker van een dreun. Ik spring op van de bank, ren naar voren en zie vuur aan de voorzijde van ons huis. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 5 juli 2022 een proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres] [woonplaats] ) [de rechtbank begrijpt: [adres] [woonplaats] ] opgesteld en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Door een medewerker van de EODD werden röntgenfoto’s gemaakt van de jerrycan en de gasbrander. Uit de omschrijving van de Improvised Explosive Device en op basis van de röntgenfoto van de jerrycan bleek het hier om een zogenaamde Vuurwerk brandstof combinatie (hierna: VBC) te gaan. Ik zag dat er een hoeveelheid vloeistof in de jerrycan aanwezig was. Ik rook de mij ambtshalve bekende geur van benzine. De vloeistof, benzine is veiliggesteld onder SIN AAPX6429NL. [4]
Het NFI heeft in een rapport van 24 november 2022 vastgesteld dat de vloeistof (met SIN AAPX6429NL) in de jerrycan benzine is. Uit de bijlage bij dit rapport blijkt dat benzine zeer licht ontvlambaar is. [5] In het proces-verbaal van forensisch onderzoek naar aanleiding van brandstichting heeft verbalisant [verbalisant 8] op 31 januari 2023 gerelateerd dat uit het brandstof onderzoek blijkt dat de VBC, in de aangetroffen samenstelling, een werkzame brandbom was. [6]
Uit het informatieblad Vuurwerk brandstof combinaties van 25 juni 2021 blijkt het volgende:
Een brandbare vloeistof die wordt verspreid door de explosie van een stuk vuurwerk, zal deels vernevelen, waardoor een vuurbal ontstaat die vergelijkbaar is met die van de gasexplosie. Het kan echter gebeuren dat een deel van de vloeistof niet vernevelt, maar meer rondspat of wordt rondgeslingerd. Als dergelijke grotere samenhangende hoeveelheden vloeistof vlam vatten, zullen ze langer blijven branden, waardoor de kans op brand toeneemt, evenals de kans op ernstiger brandwonden bij omstanders. Een brandbare vloeistof die niet wordt verspreid, maar wordt blootgesteld aan een langdurig brandend vuurwerkartikel (zoals een fontein) kan ook tot ontbranding komen.
Bij het ontbranden van een VBC treden de volgende gevaren op:
Het gevaar dat direct samenhangt met het vuurwerk.
Het gevaar dat direct samenhangt met de brandstof.
Vrijkomen van schadelijke stoffen. Te verwachten is, dat de gezondheidsschade door
verbrandingsproducten in het algemeen te verwaarlozen is, tenzij de verbranding binnenshuis optreedt. In zulke gevallen zal echter het directe gevaar van brand en explosie voor de personen die in de betreffende ruimte aanwezig zijn, veel groter zijn dan dat van de vrijkomende schadelijke stoffen. [7]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft op 2 augustus 2022 een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] [woonplaats] ) opgesteld en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 3 juli 2022 kwam ik voor een onderzoek aan op de locatie [adres] te [woonplaats] . 1e incident: Ik zag dat in de meest linker ruit van de raampartij van de aangebouwde vleugel een gat zat. Binnen en buiten deze ruit vond ik restanten glas.
2e incident: Ik zag op de muur boven de openslaande deuren in de nis van de openslaande deuren aan de voorzijde van het hoofdgebouw roetaanslag. Ik zag op de muur direct boven deze deuren de grootste concentratie roetaanslag. Ik zag dat de bovenlaag van de linker muur van de nis, aan de onderzijde deels schoongebrand was. Ik zag hier een grotendeels weggesmolten stuk plastic. Ik zag dat dit plastic qua kleur en merktekens overeen kwam met de kleur en merktekens van de jerrycan van de eerder aangetroffen VBC. Voor het hoofdgebouw, verspreid over de bestrating, vond ik verschillende snippers papier, stukjes plastic en tape. Ik interpreteerde dat deze afkomstig waren van het vuurwerkdeel van de VBC.
Aan de binnenzijde van de openslaande deuren zag ik op het plafond roetaanslag. Ook aan de onderzijde van de deur zag ik roetaanslag.
De lijnen in de roetafzetting op de muur en de grootste beroeting op de muur boven de dubbele deuren duiden er op dat de brandhaard zich voor deze deuren bevond. Links is de muur van de nis, in de nabijheid van de VBC, schoongebrand. Ook de doorslag van de beroeting naar binnen in de woning heeft zich aan de bovenzijde, links en rechts en ook aan de onderzijde van de linker deur voorgedaan. Samen met de aangetroffen resten van de VBC duidt dit er op dat de locatie van de brandhaard zich op de plaats van de VBC heeft bevonden. [8]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 27 juli 2022 een proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek (vlucht)voertuig BMW [kenteken] ’ opgesteld en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op de beveiligingsbeelden was te zien dat op 2 juli 2022 te 02:05 uur een donkerkleurige personenauto langs perceel [adres] te [woonplaats] reed. Vervolgens was te zien dat een persoon vanaf de personenauto richting de inrit van het perceel liep, waarna de poging moord [de rechtbank begrijpt: poging brandstichting], plaatsvond.
Uit de beveiligingsbeelden van het tweede incident op 3 juli 2022 was te zien dat de personenauto donkerkleurig was, model sedan en dat de rechter koplamp defect was.
Het slachtoffer verklaarde over het vluchtvoertuig dat het een BMW betrof, donkerblauw, 5 serie met 100% een S in het kenteken en mogelijk een [letter] of een [letter] in het kenteken. Het slachtoffer verklaarde verder dat hij het voertuig aan de achterzijde had aangereden, waardoor het voertuig mogelijk schade zou hebben opgelopen. Naar aanleiding van de DNA-hit op de verdachte [medeverdachte] werd in de politiesystemen onderzocht of hij, of een persoon in zijn directe omgeving, een BMW met kenteken [kenteken] . ter beschikking kon hebben gehad. Uit onderzoek bleek dat de broer van verdachte [medeverdachte] een dergelijke BMW met kenteken [kenteken] op naam had gehad en dat dit kenteken sinds 19 december 2021 op naam van [verdachte] stond. Op 25 juli 2022 bleek dat de tenaamstelling van het voertuig was overgeschreven op naam van een autobedrijf in [plaats] . Bij het eerste onderzoek bleek dat het voertuig een kapotte rechter koplamp had en dat het voertuig aan de achterzijde schade had. [9]
Op 27 juli 2022 hebben verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een proces-verbaal van bevindingen ‘herkenning [verdachte] en [medeverdachte] en kassabonnen’ opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 27 juli 2022 bevonden wij ons in het tankstation van de Shell aan de Muntbergweg 20 te Amsterdam. Hier bekeken wij de beelden van 2 juli 2022. Op de getoonde beelden zagen wij dat een manspersoon, een gele jerrycan kocht en deze contant afrekende te 01:38 uur. Tevens zagen wij dat een manspersoon een afrekening deed bij de kassa aan het genoemde Shell-station om 01:41 uur. Kassabon 1 was de betaling van een Shell Fuel Can en kassabon 2 was een betaling van getankte benzine.
Foto 1 betreft de afrekening van de gele jerrycan. De persoon van foto 1 herkenden wij als [medeverdachte] .
Foto 2 betreft de afrekening van de benzine van de jerrycan en het tanken benzine met de BMW [kenteken] aan de pomp. De persoon van foto 2 herkenden wij als [verdachte] . [10]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft op 29 augustus 2022 een proces-verbaal van bevindingen ‘nader onderzoek inhoud telefoon iPhone 7 Plus verdachte [verdachte] ’ opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In de iPhone 7 Plus is een WhatsAppgesprek aangetroffen met een contact genaamd " [contact] !" welke gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit nummer behoort vermoedelijk toe aan de medeverdachte [medeverdachte] .
In het WhatsAppgesprek met contact genaamd " [contact] !" van 30 juni 2022 om 19:05 uur appt [verdachte] aan [contact] : "Er is travajo", "Wil je mee" en "Morgen". Hiermee wordt waarschijnlijk het Spaanse woord Trabajo, wat werk betekent, gebruikt.
Daarnaast stuurt de gebruiker van de iPhone 7 Plus om 22:22 uur "Er is joenta feestje in een huis" en "Kan wel heftig worden" Het is mij ambtshalve bekend dat "Joenta" straattaal is voor werk of werken. Met deze berichten wordt dus waarschijnlijk bedoeld dat er werk in een huis is en dat het heftig gaat worden.
Op 1 juli 2022 22:35 uur wordt er vanaf de telefoon van [verdachte] "Waar ben je" gestuurd. Dit bericht is ongeveer 4 uur voor de poging brandstichting d.d. 2 juli 2022. [11]
Op 27 augustus 2022 heeft verbalisant [verbalisant 6] een proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek inhoud telefoon iPhone 7 Plus verdachte [verdachte] ’ opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 3 juli 2022 te 04.39 uur is in de mobiele telefoon van verdachte [verdachte] het telefoonnummer [telefoonnummer] toegevoegd. Blijkens een bevraging ex artikel 126na Wetboek van Strafvordering, staat dit telefoonnummer op naam van [medeverdachte] , [adres] te [woonplaats] .
Opvallend is dat dit telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] , slechts 27 minuten na de brandstichting en de daarop volgende schietpartij, in de telefoon van verdachte [verdachte] is ingevoerd en opgeslagen. [12]
Door verbalisant [verbalisant 7] is op 19 augustus 2022 een proces-verbaal van bevindingen omtrent historische telecomgegevens [telefoonnummer] , verdachte [verdachte] opgemaakt. Hierin is gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In het politiesysteem vond ik een telefoonnummer ( [telefoonnummer] , hierna [telefoonnummer] ) van verdachte [verdachte] .
Uit de analyse van de aangeleverde historische telecomgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer] blijkt dat telefoonnummer [telefoonnummer] :
• Op 2 juli 2022 vlak voor het incident gebruik maakt van een cell-id van een zendmast in de omgeving van het perceel aan de [adres] in [woonplaats] .
• Zich op 2 juli 2022 na het incident kennelijk verplaatst van Naarden via Zaandam naar Amsterdam.
• Op 3 juli 2022 vlak voor het incident gebruik maakt van een cell-id van een zendmast in de omgeving van het perceel aan de [adres] in [woonplaats] .
• Zich op 3 juli kennelijk verplaatst van Oostzaan via Naarden naar Zaandam en vervolgens naar Amsterdam. [13]
Tijdens het bezoekuur op 31 augustus 2022, 7, 14, 21 en 28 september 2022 en 5 en 12 oktober 2022 is vertrouwelijke informatie van de medeverdachte [medeverdachte] opgenomen (hierna OVC). De gesprekken tussen de betrokkenen werden gevoerd in de Nederlandse taal en de Turkse taal. Nadat de gesprekken waren opgenomen werden deze vertaald door een Turkse Tolk. Van deze vertalingen werden gespreksverslagen opgemaakt. Deze informatie is door verbalisanten op 25 oktober 2022 in een proces-verbaal van bevindingen opgenomen, waarin zij hebben gerelateerd:
[verdachte] : Maar als die mattie (vriend) gaat praten neef, dan ben ik de lul... maar hij sowieso! (...) Zijn auto, weet je.(...)
[verdachte] : weet je wat het is. We waren een dag eerder gegaan... het is fout gegaan... ik zei tegen hem, wacht. We gaan daarna wel, weet je. Hij zegt, neeee geld nodig, dit dat! [14]
S : waarom? Hoe zit het met [verdachte] ? Is hem iets overkomen?
[verdachte] : Hij zit binnen (lees: vast)
S: hij zit ook hier?
[verdachte] : ja, hij is gepakt. Niet hier, maar hij is Alphen a/d Rijn.. ze gaan hem neuken!
S: he?
[verdachte] : ze gaan hem neuken.. (fluisterend) zijn auto is daar gezien. .ze hebben, ze hebben zijn telefoon
gepakt... er is gezien dat hij benzine pompt (fon.). Hij is de lul! [15]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Aanwezigheid verdachte
De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij na het tanken op 2 juli 2022 naar huis is gegaan, toen zijn auto heeft afgegeven en zijn telefoon in de auto is achtergebleven en zijn auto pas op 4 of 5 juli 2022 heeft teruggekregen, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Verdachte is kort voor de poging brandstichting op 2 juli 2022 bij het tankstation gezien, waar hij samen met de medeverdachte de benodigdheden heeft gekocht voor de VBC.
Op 3 juli 2022 is in de telefoon van verdachte slechts 27 minuten na de brandstichting het telefoonnummer van de medeverdachte opgeslagen. Dit betekent dat verdachte op dat moment zijn telefoon had. De telefoon van verdachte verplaatste zich toen echter via Zaandam (de woonplaats van medeverdachte [medeverdachte] ) naar Amsterdam (de woonplaats van verdachte). De route van Naarden, via Zaandam naar Amsterdam duurt ongeveer 1 uur. Dat houdt in dat verdachte in de auto moet hebben gezeten en aanwezig is geweest bij de brandstichting. Zijn telefoon heeft beide avonden rond het tijdstip van de poging en voltooide brandstichting aangestraald in de omgeving van de [adres] te [woonplaats] . Beide avonden verplaatst de auto zich bovendien van Naarden naar Zaandam en vervolgens naar de woonplaats van verdachte (Amsterdam). Ook dit maakt de verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij zijn auto pas op 4 of 5 juli 2022 terug heeft gekregen en dat tegen hem gezegd zou zijn dat de auto voor zijn huis werd geparkeerd en zijn sleutels in de brievenbus zouden worden gedaan, ongeloofwaardig.
Voorts blijkt uit de OVC-gesprekken van de medeverdachte dat de medeverdachte gezegd heeft dat ze een dag eerder zijn gegaan, maar dat het toen fout liep. De medeverdachte wilde wachten, maar er werd nee gezegd, omdat de ander geld nodig had. Ook had hij gezegd dat als zijn mattie zou praten hij de lul zou zijn. Maar zijn mattie was zeker de lul omdat het zijn auto was. Op 31 augustus 2022 antwoordt de medeverdachte op de vraag hoe het met [verdachte] zit ‘ze gaan hem neuken.. (fluisterend) zijn auto is daar gezien. .ze hebben, ze hebben zijn telefoon gepakt... er is gezien dat hij benzine pompt (fon.). Hij is de lul!’ De rechtbank leidt hieruit af dat de medeverdachte spreekt over verdachte. Het is immers de auto van verdachte geweest die is gebruikt bij de poging en voltooide brandstichting en de voornaam van verdachte is [verdachte] . Bovendien is uit de verklaring van verdachte gebleken dat verdachte schulden heeft. Ook blijkt uit deze OVC-gesprekken dat verdachte beide avonden aanwezig is geweest.
Levensgevaar
De rechtbank acht op basis van de genoemde bewijsmiddelen de poging op 2 juli 2022 en de voltooide brandstichting op 3 juli 2022 wettig en overtuigend bewezen. Hierbij is gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor in de woning aanwezige personen te duchten geweest. Op 2 juli 2022 waren meerdere personen in de woning aanwezig en sliep getuige [benadeelde 1] bij het raam dat ingeslagen werd om de Vuurwerk Brandstof Combinatie (hierna VBC) naar binnen te gooien om daar tot ontploffing te laten komen. Een dergelijke VBC kan door het vuurwerk en de vloeibare brandstof een vuurbal laten ontstaan die vergelijkbaar is met die van een gasexplosie. Op 3 juli 2022 is de VBC daadwerkelijk tot ontploffing gekomen bij de voordeur van de woning. Aangever en zijn familie waren op dat moment in de woning aanwezig en waren er alert op dat de poging brandstichting van de avond ervoor mogelijk herhaald zou worden. Daardoor was het geenszins ondenkbaar dat zij, op het moment dat er een persoon bij de woning werd gedetecteerd, naar de voordeur zouden gaan waar op dat moment de VBC tot ontploffing werd gebracht.
Naar algemene ervaringsregels gemeten moet het voor verdachte en zijn medeverdachte(n) voorzienbaar zijn geweest dat door hun handelen levensgevaar voor de bewoners van de woning te duchten was.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:
op 2 juli 2022 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of één ontploffing teweeg te brengen in een woning (gelegen aan de [adres] ), met dat opzet met zijn mededader,
- naar voornoemde woning is gegaan en
- een gasbrander aan heeft gezet en
- voornoemde gasbrander naast een jerrycan gevuld met benzine, alwaar met duct tape zwaar vuurwerk, met een lont aan was bevestigd heeft gelegd en
- met een hamer een raam heeft ingeslagen,

in elk geval met dat opzet getracht heeft open vuur in aanraking te brengen met benzine en zwaar vuurwerk, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en de zich in de woning bevindende goederen en levensgevaar voor in die woning aanwezige personen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 2:
op 3 juli 2022 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met één of meer anderen, opzettelijk brand heeft gesticht en één ontploffing teweeg heeft gebracht in de directe nabijheid van een woning gelegen aan de [adres] door
- naar voornoemde woning te gaan en
- een jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare stof, en/of één of meer stuk(ken) (zwaar) vuurwerk, althans een (of meer) explosief/explosieve(n) (voorwerp(en)), aan te steken en tot ontploffing te (laten) brengen, ten gevolge waarvan die woning en de voorgevel is vernield en ramen beschadigd zijn geraakt, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en de zich in de woning bevindende goederen en levensgevaar voor in die woning aanwezige personen, te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
medeplegen van poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
feit 2:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Verdachte zit nu bijna zeven maanden vast en dat valt hem zwaar. Doordat hij rustig is, heeft hij ten onrechte de indruk gewekt bij de reclassering dat hij al vaker met justitie in aanraking is geweest. Verdachte is goed bezig in de penitentiaire inrichting.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere heftige strafbare feiten. Hij heeft zich in een kort tijdsbestek, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een poging brandstichting, een brandstichting en een poging doodslag. Bij alle drie de feiten hadden er mensen kunnen overlijden. Gelukkig is dat niet gebeurd.
Verdachte is in de nacht van 2 juli 2022 naar het huis van aangever gereden, om te proberen daar brand te stichten, terwijl het gezin van aangever daar lag te slapen. Dit is niet alleen zeer bedreigend, maar ook werkelijk levensgevaarlijk. Gelukkig werd de logee getuige [benadeelde 1] wakker van het inslaan van de ruit, en kon hij verdachte en de medeverdachte wegjagen.
Maar blijkbaar was dit voor verdachte en zijn medeverdachte niet voldoende; de klus moest worden afgemaakt. Zij zijn de volgende nacht teruggekomen, om nogmaals te proberen in het huis van slapende mensen brand te stichten. Met wederom het levensgevaar voor de bewoners tot gevolg.
Verdachte en de medeverdachten hebben zich dus op geen enkele wijze bekommerd om het leven van aangever en zijn gezin, en daar geen respect voor getoond.
Dat deze daden grote gevoelens van angst en onveiligheid voor de bewoners hebben meegebracht en nog altijd meebrengen, staat buiten kijf. De slachtoffers zouden zich veilig moeten voelen in hun eigen woning, maar doen dat al lange tijd niet meer. Dat blijkt ook uit de vorderingen van de benadeelde partijen en het ter zitting uitgeoefende spreekrecht. Voor de bewoners van de woning is nog altijd onduidelijk waarom juist zij het doelwit waren van verdachte, omdat verdachte daarover geen opening van zaken heeft willen geven.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld;
- een reclasseringsadvies van 26 januari 2023, uitgebracht door L. Scheffers, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
In geval van een bewezenverklaring is er volgens de reclassering sprake van risicofactoren op de leefgebieden ‘sociaal netwerk’, ‘middelengebruik en verslaving’ en ‘houding’. Verdachte heeft aangegeven elke dag te blowen en dit te gebruiken als zelfmedicatie tegen stress. De houding van verdachte is niet wat verwacht kan worden bij een
first offender, maar meer van een persoon die vaker met justitie te maken heeft gehad. Verdachte werkte in de beveiliging. In geval van een veroordeling zal hij zich moeten oriënteren op ander werk, omdat hij geen VOG meer zal krijgen.
Het recidiverisico wordt geschat op laag tot hoog. De reclassering heeft geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De na te noemen straf strekt bovendien als duidelijk signaal naar anderen. Voor iedereen moet ondubbelzinnig duidelijk zijn dat op dergelijke heftige strafbare feiten, met flinke straffen wordt gereageerd.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan mee laten wegen wat veelal voor dergelijke feiten door de Nederlandse rechter wordt opgelegd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf, een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslaggenomen verdovende middelen worden onttrokken aan het verkeer. Op de overige goederen is door het Openbaar Ministerie al de beslissing genomen tot teruggave aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de elektronica te retourneren aan verdachte. De verdediging heeft nog geen beslissing van het Openbaar Ministerie hierop ontvangen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 stuks verdovende middelen, in ladekast op kamer moeder, wit (PL0900-2022190576-G3032309);
  • 1 stuks verdovende middelen, zwart doosje met poeder op kast woonkamer (PL0900-2022190576-G3032315),
onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen.
Teruggave aan verdachte
De raadsvrouw heeft aangegeven dat zij de beslissing op het beslag van het Openbaar Ministerie niet heeft ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank een beslissing op het beslag nemen. De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een computer (Notebook), merk: HP, zilverkleurig (PL0900-2022190576-3032261);
- een telefoon, merk: APPLE, kleur: zwart, scherm kapot (PL0900-2022190576-3032268);
- een communicatieap, merk: APPLE, kleur: zwart, kapot scherm (PL0900-2022190576-3032273);
- een computer (Notebook), merk: APPLE, zilverkleurig, zonder oplaadsnoer (PL0900-2022190576-3032278);
- een computer (Tablet), merk: APPLE, meerkleurig wit/zilver (PL0900-2022190576-3032283).

10.BENADEELDE PARTIJEN

[aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 46.531,55. Dit bedrag bestaat uit € 38.031,55 materiële schade en € 8.500,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.885,-. Dit bedrag bestaat uit € 385,- materiële schade en € 8.500,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[benadeelde 1] en [benadeelde 3] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen ieder een bedrag van € 8.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[benadeelde 4] en [benadeelde 5] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen ieder een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat alle vorderingen in hun geheel toegewezen kunnen worden.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen vanwege de door haar bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
[aangever]
Ten aanzien van de kosten voor het herstelwerk dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden omdat een offerte onvoldoende onderbouwing biedt voor de kosten, nu er, gelet op het tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten, van uit mag worden gegaan dat de herstelwerkzaamheden inmiddels zijn gestart.
Subsidiair worden de kosten voor het herstelwerk betwist en wordt verzocht om de kosten voor het herstel te laten inventariseren door een onafhankelijke derde. De zaak hiervoor aanhouden, brengt een onevenredige belasting van het strafgeding met zich mee, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Over de kosten voor een tijdelijke noodvoorziening heeft de raadsvrouw geen opmerking.
Ook ten aanzien van de kosten voor het eigen risico voor de psycholoog is gesteld dat dit een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert omdat een overzicht van de zorgverzekering ontbreekt, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De kosten voor de beveiliging van de woning zijn volgens de raadsvrouw niet te duiden als rechtstreekse schade, zodat de benadeelde partij ook voor deze post niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden dan wel dat het bedrag sterk gematigd dient te worden, omdat de schade onvoldoende is onderbouwd.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard. Er ontbreekt een overzicht van de zorgverzekering waarop de in rekening gebrachte kostenposten voor het eigen risico zijn opgenomen. Om dit overzicht alsnog op te vragen is een onevenredige belasting van het strafgeding. De immateriële schade is onvoldoende onderbouwd.
Subsidiair is aangevoerd dat de immateriële kosten sterk gematigd moeten worden.
[benadeelde 1]
De vordering is onvoldoende onderbouwd omdat de benadeelde partij niet in de woning woont en niets te maken heeft met het langdurige conflict. De benadeelde partij moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de immateriële kosten gematigd moeten worden.
[benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5]
De benadeelde partijen zijn niet ingeschreven op het adres Amsterdamsestraatweg, waardoor geldt dat niet is onderbouwd dat dit hun woning betreft. Zonder onderbouwing van de BRP dient de vordering gematigd te worden.
Voor [benadeelde 4] en [benadeelde 5] geldt verder nog dat zij volgens de raadsvrouw niet in de woning aanwezig waren tijdens de bewezenverklaarde feiten. Van een aantasting in persoon op andere wijze is volgens de verdediging onvoldoende gebleken zodat de vorderingen moeten worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade algemeen
Omdat alle benadeelde partijen immateriële schade hebben verzocht, maakt de rechtbank eerst een algemene opmerking over de immateriële schade. De rechtbank zal daarna per benadeelde partij de (immateriële) schade beoordelen.
De benadeelde partijen hebben volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting over de vorderingen is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partijen door de bewezen verklaarde feiten schade hebben geleden.
Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank echter niet voor de benadeelde partijen
[benadeelde 4]en
[benadeelde 5]. [benadeelde 4] sliep in de nacht van 2 juli 2022 niet in de woning zelf, maar in een huisje op het terrein van de woning en heeft van de poging brandstichting ’s nachts niets meegekregen. In de nacht van 3 juli 2022 sliep [benadeelde 4] ergens anders. Ook [benadeelde 5] was zowel ten tijde van de brandstichting als de poging daartoe niet in de woning aanwezig. Uit de overgelegde stukken blijkt onvoldoende van een dermate aantasting van de persoon als rechtstreeks gevolg van de feiten, dat zij voor vergoeding van smartengeld in aanmerking komen. De rechtbank zal daarom hun vorderingen afwijzen.
[aangever]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor de schade aan de woning voldoende zijn onderbouwd met de overgelegde facturen, de offerte en de foto’s van de schade zoals deze op dit moment nog aanwezig is. De vordering ligt in zoverre voor toewijzing gereed. Het verzoek van de raadsvrouw om de kosten voor het herstel te laten inventariseren door een onafhankelijke derde wordt afgewezen, nu zij de door de eiser gestelde en onderbouwde kosten, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
Ook de kosten voor het eigen risico voor het bezoek aan de psycholoog zijn voldoende onderbouwd met de factuur van de psycholoog.
Ten aanzien van de kosten voor de beveiliging van de woning wijst de rechtbank op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad [16] waaruit blijkt dat beveiligingskosten aangemerkt kunnen worden als rechtstreekse schade indien er voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de schade. Of een zodanig verband bestaat, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat dit verband bestaat en dat deze kosten daarom zijn aan te merken als rechtstreekse schade. Er is bij de woning brand gesticht, dan wel een poging daartoe gedaan. Ondanks dat er al de nodige beveiliging rondom de woning aanwezig was, is uit de verklaringen van de benadeelde partijen gebleken dat zij nog altijd hevige gevoelens van angst en onveiligheid voelden. Uit de facturen blijkt dat de verschillende beveiligingssystemen in de periode van 5 juli 2022 tot en met 13 oktober 2022 zijn aangeschaft.
De rechtbank zal aan materiële schade een bedrag ter hoogte van € 38.031,55 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Verdachte heeft met zijn handelen onmiskenbaar het oogmerk gehad op het toebrengen van nadeel aan de heer Leyds. Door de bewezenverklaarde feiten is de benadeelde partij bovendien op andere wijze in de persoon aangetast. Op 2 juli 2022 is geprobeerd om een VBC in of in de nabijheid van de woning te laten ontploffen en op 3 juli 2022 is daadwerkelijk een VBC tot ontploffing gebracht bij de voordeur van de woning. Dit moet zeer beangstigend zijn geweest voor de benadeelde partij. De aard en ernst van deze feiten brengt met zich mee dat de relevante nadelige gevolgen van deze feiten zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die doorgaans door rechters in Nederland in soortgelijke zaken worden toegewezen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde bedragen redelijk zijn.
De rechtbank zal aan immateriële schade een bedrag van € 8.500,- voor de feiten 1 en 2 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de geleden materiele en immateriële schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 2]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor het eigen risico voor het bezoek aan de psycholoog voldoende zijn onderbouwd met de factuur van de psycholoog, en onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
De rechtbank zal aan materiële schade een bedrag ter hoogte van € 385,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Ook voor deze benadeelde partij geldt dat verdachte met zijn handelen het oogmerk had op het toebrengen van nadeel aan mevrouw, maar bovendien dat zij op andere wijze in de persoon is aangetast door de poging tot brandstichting en de voltooide brandstichting de nacht erop. Dit moet zeer beangstigend zijn geweest. De aard en ernst van deze feiten brengt met zich mee dat de relevante nadelige gevolgen van deze feiten zo voor de hand liggen dat een aantasting in persoon op andere wijze kan worden aangenomen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die doorgaans door rechters in Nederland in soortgelijke zaken worden toegewezen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde bedragen redelijk zijn.
De rechtbank zal aan immateriële schade een bedrag van € 8.500,- voor de feiten 1 en 2 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 1]
De benadeelde partij is op andere wijze in de persoon aangetast door de poging tot brandstichting en de voltooide brandstichting de nacht erop. De benadeelde lag de eerste nacht te slapen onder het raam dat werd ingeslagen en heeft daarbij glassplinters op zich gekregen. Dit moet angstige momenten voor [benadeelde 1] hebben opgeleverd.
Zonder afbreuk te willen doen aan de gevoelens van onveiligheid van de benadeelde, zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag matigen. Dat heeft ermee te maken dat benadeelde niet in de woning woont en hij in die zin niet al langer met de brandstichtingen en ontploffingen te maken heeft.
De rechtbank zal aan immateriële schade een bedrag van € 1.500,- voor de feiten 1 en 2 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 3]
De benadeelde partij is op andere wijze in de persoon is aangetast door de poging tot brandstichting en de voltooide brandstichting de nacht erop. De benadeelde lag beide dagen in de woning te slapen.
Zonder afbreuk te willen doen aan de gevoelens van onveiligheid van de benadeelde, zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag matigen.
De rechtbank zal aan immateriële schade een bedrag van € 1.500,- voor de feiten 1 en 2 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 47, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 stuks verdovende middelen, in ladekast op kamer moeder, wit (PL0900-2022190576-G3032309);
  • 1 stuks verdovende middelen, zwart doosje met poeder op kast woonkamer (PL0900-2022190576-G3032315);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • een computer (Notebook), merk: HP, zilverkleurig (PL0900-2022190576-3032261);
  • een telefoon, merk: APPLE, kleur: zwart, scherm kapot (PL0900-2022190576-3032268);
  • een communicatieap, merk: APPLE, kleur: zwart, kapot scherm (PL0900-2022190576-3032273);
  • een computer (Notebook), merk: APPLE, zilverkleurig, zonder oplaadsnoer (PL0900-2022190576-3032278);
  • een computer (Tablet), merk: APPLE, meerkleurig wit/zilver (PL0900-2022190576-3032283);
Benadeelde partij
[aangever]
  • wijst de vordering van [aangever] toe tot een bedrag van € 46.531,55, bestaande uit € 38.031,55 materiële schade en € 8.500,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat € 46.531,55 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 290 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 8.885,-, bestaande uit € 385,- materiële schade en € 8.500,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 8.885,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 57 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 3]
  • wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [benadeelde 3] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 4]
  • wijst de vordering van [benadeelde 4] af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 5]
- wijst de vordering van [benadeelde 5] af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mr. M.C. Danel en mr. L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of één of meer ontploffing(en) teweeg te brengen in/bij (de directe nabijheid van) een woning (gelegen aan de [adres] ), met dat opzet met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of
- een gasbrander aan heeft/hebben gezet en/of
- voornoemde gasbrander naast een jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare stof, alwaar met ductape (zwaar) vuurwerk, althans explosief materiaal, met een (lang) lont aan was bevestigd heeft/hebben gelegd en/of
- met een (klauw)hamer een raam heeft/hebben ingeslagen,
in elk geval met dat opzet getracht heeft open vuur in aanraking te brengen met benzine en/of (zwaar) vuurwerk, althans met een brandbare stof en/of explosief materiaal, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of omliggende woning(en) en/of de zich in de (omliggende) woning(en) bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer in die (omliggende) woning(en) aanwezige
perso(o)n(en) en/of passanten, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die (omliggende) woning(en) aanwezige perso(o)n(en) en/of passanten, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te Naarden, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten brandstichting en/of het teweegbrengen van een ontploffing als bedoeld in artikel 157 sub 1 jo artikel 157 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten:
- een personenauto (BMW met kenteken [kenteken] ) en/of
- een gasbrander en/of
- een jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare stof, alwaar met ductape (zwaar) vuurwerk, althans explosief materiaal, met een (lang) lont aan is/was bevestigd en/of
- een klauwhamer,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
feit 2:
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal, brand heeft/hebben gesticht en/of één of meer ontploffing(en) teweeg heeft/hebben gebracht in/bij (de directe nabijheid van) een woning (gelegen aan de [adres] ) door
- naar voornoemde woning te gaan en/of
- een jerrycan gevuld met benzine, althans een brandbare stof, en/of één of meer stuk(ken) (zwaar) vuurwerk, althans een (of meer) explosief/explosieve(n)
(voorwerp(en)), aan te steken en/of tot ontploffing te (laten) brengen, ten gevolge waarvan die woning en/of de voorgevel is vernield en/of ramen
beschadigd zijn geraakt, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of omliggende woning(en) en/of de zich in de (omliggende) woning(en) bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer in die (omliggende) woning(en) aanwezige perso(o)n(en) en/of passanten, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die (omliggende) woning(en) aanwezige perso(o)n(en) en/of passanten, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 november 2022, genummerd MD1R022038 (onderzoek 14Amster22), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 14 tot en met 558. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 19.
3.Pagina’s 39 en 40.
4.Pagina 127.
5.Pagina’s 621 en 622.
6.Pagina 581.
7.Pagina’s 131 en 132.
8.Pagina’s 108 tot en met 110.
9.Pagina’s 150 tot en met 152.
10.Pagina’s 169 tot en met 171.
11.Pagina 359.
12.Pagina 304.
13.Pagina’s 328 en 329.
14.Pagina’s 422 en 427.
15.Pagina 435.