In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V., over de overtreding van een concurrentiebeding in een samenwerkingsovereenkomst. De eiseres, [eiseres] B.V., vorderde een verklaring voor recht dat de gedaagde partij, [gedaagde] B.V., artikel 12 van de overeenkomst had geschonden door direct contact op te nemen met een opdrachtgever van eiseres, [stichting]. De eiseres stelde dat de gedaagde partij een e-mail had gestuurd die als een aanbod voor samenwerking kon worden gekwalificeerd, wat in strijd was met de geheimhoudingsclausule van de overeenkomst.
De gedaagde partij voerde aan dat de e-mail niet door haar was verzonden, maar door een andere vennootschap, [onderneming], die geen partij was bij de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van vereenzelviging tussen de twee vennootschappen, omdat er geen bewijs was dat er misbruik werd gemaakt van het identiteitsverschil. De rechter concludeerde dat de gedaagde partij artikel 12 van de overeenkomst niet had overtreden, omdat de e-mail niet door of namens haar was verzonden en de werkzaamheden van de twee vennootschappen wezenlijk verschilden.
De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van gedaagde. De kantonrechter benadrukte dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht door eiseres, en dat de proceskosten op basis van het liquidatietarief werden begroot. De uitspraak werd gedaan door mr. J.W. Wagenaar, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.