In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, vorderde [eiseres] N.V. betaling van € 527,06 aan eigen bijdrage van [gedaagde], die een zorgverzekering bij [eiseres] had afgesloten. De vordering was gebaseerd op kosten die [gedaagde] bij een apotheek had gemaakt. [gedaagde] voerde verweer en betwistte de vordering op verschillende gronden, waaronder de stelling dat de gemachtigde van [eiseres] niet rechtsgeldig was en dat er geen deugdelijke facturen waren overgelegd.
De rechtbank oordeelde dat de akte van [eiseres] geldig was, ondanks de bezwaren van [gedaagde]. [eiseres] had verzocht om doorhaling van de procedure, maar [gedaagde] verzet zich hiertegen en vroeg om een veroordeling in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat [eiseres] niet verder wenste te procederen en dat de oorspronkelijke vordering niet langer ter beoordeling voorlag.
De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door [eiseres]. De vordering was niet evident ongegrond, en de rechtbank wees de vordering van [gedaagde] tot betaling van de werkelijk gemaakte proceskosten af. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] werden begroot op € 248,00, en de rechtbank veroordeelde [eiseres] tot betaling van deze kosten, vermeerderd met wettelijke rente.
Het vonnis werd uitgesproken op 18 januari 2023 door mr. D.A. van Steenbeek en is uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing bevatte ook bepalingen over nakosten en de uitvoerbaarheid van de kostenveroordeling.