ECLI:NL:RBMNE:2023:1319

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/3923
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over beëindiging Ziektewetuitkering en motiveringsgebrek door het Uwv

In deze tussenuitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewetuitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank concludeert dat het Uwv de beslissing op bezwaar onvoldoende heeft gemotiveerd en geeft het Uwv de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. Eiseres, die als pedagogisch medewerkster werkte, was ziek uitgevallen en had een Ziektewetuitkering ontvangen. De rechtbank stelt vast dat het Uwv in zijn bestreden besluit niet heeft aangetoond dat er geen toename van beperkingen is ten opzichte van eerdere beoordelingen. Dit is van belang omdat de Centrale Raad van Beroep recentelijk het beoordelingskader heeft gewijzigd, wat invloed heeft op de beoordeling van de geschiktheid van eiseres voor eerder geduide functies. De rechtbank oordeelt dat het Uwv onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres geschikt is voor de eerder geduide functies, gezien de nieuwe medische informatie over haar aandoeningen, waaronder artrose, artritis en migraine. De rechtbank geeft het Uwv acht weken de tijd om het motiveringsgebrek te herstellen en stelt dat het geding in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden die in deze tussenuitspraak zijn besproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3923

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer 27 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.H. Bouwman)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. W.A. Postma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres dat is gericht tegen de beëindiging van haar Ziektewetuitkering. De rechtbank doet een tussenuitspraak, omdat de rechtbank oordeelt dat het Uwv de beslissing op bezwaar onvoldoende heeft gemotiveerd. Het Uwv wordt in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen.
Wat er aan deze zaak vooraf ging
2. Eiseres werkte als pedagogisch medewerkster voor gemiddeld 21,84 uur per week. Op 1 september 2018 is zij ziek uitgevallen voor dit werk. Per einde wachttijd is er een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld en zijn er functies geduid voor eiseres. Zij is toen voor minder dan 35% arbeidsongeschikt beschouwd en daarom kreeg zij geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. Eiseres kreeg wel een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
3. Op 17 juni 2021 heeft eiseres zich vanuit de WW opnieuw ziekgemeld. Aan eiseres is per 16 augustus 2021 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Eiseres was op dat moment gestart met een behandeltraject voor drie dagen per week. Dit traject zou ongeveer drie maanden duren. Op 3 december 2021 heeft een verzekeringsarts van het Uwv de situatie van eiseres opnieuw beoordeeld. Eiseres werd toen weer geschikt geacht voor tenminste één van de bij de WIA-beoordeling geduide functies. Het Uwv heeft de ZWuitkering van eiseres met het besluit van 8 december 2021 (het primaire besluit) per 10 december 2021 beëindigd.
4. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat zij vindt dat zij nog niet in staat is om te werken. In bezwaar heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen redenen om van de primaire beoordeling af te wijken. Eiseres wordt in elk geval geschikt geacht voor de functie van ondersteunend administratief medewerker. In de beslissing op bezwaar van 28 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres daarom ongegrond verklaard.
5. Eiseres heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Het Uwv heeft een verweerschrift en een aantal nadere onderbouwingen van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend. De zaak is behandeld op de zitting van 13 februari 2023. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door mr. S.M. Ploegmakers die waarneemt voor de gemachtigde van eiseres. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

6. In het bestreden besluit concludeert het Uwv dat eiseres geschikt is voor tenminste één van de eerder geduide functies, namelijk de functie administratief ondersteunend medewerker. Eiseres heeft daarom geen recht op een ZW-uitkering. Eiseres is het hier niet mee eens, omdat zij vindt dat zij helemaal niet kan werken. Aan de hand van wat eiseres heeft aangevoerd, beoordeelt de rechtbank het standpunt van het Uwv. Het gaat daarbij om de situatie van eiseres op 10 december 2021.

De beoordeling van het geschil

Het gewijzigde beoordelingskader
7. De rechtbank stelt voorop dat in deze beroepszaak een bijzondere situatie aan de hand is, omdat de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), recent een uitspraak heeft gedaan waarbij het beoordelingskader in dit soort zaken is gewijzigd. [1] Deze wijziging heeft invloed op de beoordeling van het beroep van eiseres. Het gaat in deze zaak namelijk om de vraag of de ZW-uitkering van eiseres terecht beëindigd is. Hiervoor is van belang dat in 2020 is beoordeeld of eiseres recht heeft op een WIA-uitkering. Er zijn toen vijf functies voor eiseres aangewezen die zij ondanks haar beperkingen nog kon doen. Eiseres is daarna niet opnieuw aan het werk gegaan. Bij de vraag of zij nu nog recht heeft op een ZW-uitkering wordt er daarom gekeken naar haar geschiktheid voor de eerder geduide functies. Op grond van de rechtspraak van de CRvB, die tot voor kort gold, was het voor het Uwv voldoende om aan te tonen dat eiseres tenminste één van de eerder geduide functies kon doen. Dat is nu echter anders. Volgens de nieuwe rechtspraak van de CRvB moet het Uwv voortaan eerst beoordelen of er sprake is van een toename van beperkingen ten opzichte van de eerdere beoordeling. Als daar geen sprake van is, worden alle eerdere functies geschikt geacht. Als er wél sprake is van een toename van beperkingen dan moet het Uwv daarna beoordelen of er nog tenminste drie van de eerder geduide functies geschikt zijn voor eiseres.
De grondslag van het besluit van het Uwv
8. Het Uwv heeft zich tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat er in het geval van eiseres geen sprake is van een toename van beperkingen en dat dit ook tijdens de bezwaarfase al het standpunt was. De FML van 3 november 2020 is nog steeds van toepassing en dus zijn alle eerder geduide functies nog steeds geschikt voor haar.
9. De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande standpunt van het Uwv niet uit het bestreden besluit en ook niet uit de medische beoordeling in bezwaar blijkt. Uit het bestreden besluit en het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in bezwaar van 23 juni 2022 blijkt dat het Uwv de ZWuitkering heeft beëindigd, omdat eiseres geschikt werd geacht voor slechts één van de eerder geduide functies. Hieruit is niet af te leiden dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, zoals in beroep door het Uwv wordt gesteld, heeft beoordeeld of er sprake was van een toename van beperkingen of niet.
10. Dit betekent dat het bestreden besluit gebrekkig is gemotiveerd en in zijn huidige vorm niet in stand blijven. In het kader van finale geschilbeslechting beoordeelt de rechtbank of het Uwv zijn standpunt in beroep voldoende heeft onderbouwd met de aanvullende rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Beoordeling van de standpunten in beroep
11. In beroep stelt het Uwv zich op het standpunt dat er in het geval van eiseres geen sprake is van een toename van beperkingen ten opzichte van de WIA-beoordeling in 2020. De FML van 3 november 2020 is nog steeds van toepassing en daarom zijn ook alle eerder geduide functies nog steeds geschikt. De ZW-uitkering is dus terecht beëindigd.
12. Eiseres stelt dat er wel sprake is van toegenomen klachten en beperkingen én dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep daar ook vanuit lijkt te gaan. Eiseres wijst onder andere op de klachten artrose, artritis en migraine en daarnaast nog een aantal overige klachten zoals fibromyalgie en vermoeidheid. Eiseres onderbouwt haar standpunt met medische informatie van haar reumatoloog van 14 juli 2021 en van 15 juni 2022 en medische informatie van 5 januari 2023 van de polikliniek neurologie.
13. De rechtbank oordeelt dat ook met de aanvullende onderbouwing in beroep het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank overweegt dat bij de medische beoordeling in 2020 een aantal klachten en beperkingen nog niet aanwezig was, althans dat uit de rapporten niet blijkt of die klachten zijn meegenomen/aangenomen door de artsen van het Uwv. Bij de huidige beoordeling is dat anders, en is een aantal klachten/aandoeningen wel in beeld gekomen. Het is onvoldoende duidelijk op welke wijze dit in de medische beoordeling is betrokken en welke invloed dit heeft op de beperkingen van eiseres. De rechtbank legt dit oordeel hierna verder uit. De rechtbank zal ingaan op drie deelonderwerpen, namelijk de artrose/artritis, de migraine en de overige klachten.
Artrose/artritis
14. Ten aanzien van de aandoeningen artrose en/of artritis overweegt de rechtbank het volgende. Tijdens de beoordeling in het kader van de WIA in 2020 hebben de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep in hun rapporten geen opmerking en/of beschouwing over de handen van eiseres of over artrose/artritis gemaakt. Er zijn in de FML van 3 november 2020 ook geen specifieke beperkingen aangenomen voor hand- en vingergebruik. Het is niet duidelijk of, en zo ja, hoe hier in 2020 rekening mee is gehouden. De rechtbank zet dit af tegen de huidige beoordeling. Bij de huidige beoordeling heeft de primaire verzekeringsarts in zijn rapporten van 10 september 2021 en 3 december 2021 opgeschreven dat de reumatoloog van eiseres artrose bij haar heeft vastgesteld. De verzekeringsarts beschrijft niet welke gevolgen de artrose voor de beperkingen van eiseres heeft. Dit blijkt in elk geval niet uit zijn rapporten. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 juni 2022 blijkt dat hij grotendeels herhaalt wat de primaire arts overweegt, namelijk dat er door een reumatoloog artrose is vastgesteld in de handen en polsen van eiseres. In beroep heeft het Uwv weliswaar een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 oktober 2022 ingebracht, waarin hij ingaat op de informatie van de reumatoloog, maar ook daaruit blijkt niet welke gevolgen die informatie heeft voor de beperkingen van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat de functie van administratief ondersteunend medewerker fysiek zeer licht is en daarom geschikt is voor eiseres. Het is echter onduidelijk of daaruit het standpunt volgt dat er geen toename is van beperkingen, zoals het Uwv in beroep stelt, of dat ondanks een toename in beperkingen die geduide functie nog steeds geschikt is voor eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep zal hier een nadere reactie op moeten geven.
15. Eiseres heeft daarbij ook aangevoerd dat er niet alleen rekening gehouden moet worden met artrose, maar dat er op de datum in geding, 10 december 2021, ook al sprake was van artritis. Hierover het volgende. De reumatoloog heeft eiseres op twee momenten gezien en haar ook op die twee momenten beoordeeld. Dit zijn onderzoeken geweest op 25 mei 2021 en 14 juni 2022. De reumatoloog heeft haar bevindingen vastgelegd in brieven van 14 juli 2021 en 15 juni 2022. Hieruit blijkt dat er in mei 2021 in elk geval sprake was van artrose en dat daar in juni 2022 artritis en chronisch pijnsyndroom zijn bijgekomen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit bloedonderzoek dat er ook in 2022 nog geen sprake was van artritis. De rechtbank kan dat niet goed volgen, omdat de reumatoloog expliciet aangeeft dat er in juni 2022 wel sprake is van artritis. Het is echter onduidelijk of dit ook al op de datum in geding speelt, die ruim een half jaar vóór de tweede beoordeling door de reumatoloog ligt.
16. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er (nog steeds) sprake is van een motiveringsgebrek. De rechtbank kan het standpunt van het Uwv niet volgen dat er ondanks de artrose en/of artritis geen toename van beperkingen is bij eiseres, terwijl hier bij de beoordeling in 2020 nog helemaal geen sprake van was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep zal dit opnieuw moeten beoordelen. Daarbij moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook beoordelen of (1) uit de brief van de reumatoloog van 15 juni 2022 volgt dat er bij eiseres sprake is van artritis en (2) of die artritis dan ook al op de datum in geding aanwezig was.
Migraine
17. Ten aanzien van de migraine overweegt de rechtbank als volgt. De migraine van eiseres was ten tijde van de WIA-beoordeling in 2020 nog niet in beeld. Dit blijkt in elk geval niet uit de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv. Bij de huidige beoordeling blijkt uit de rapporten van de verzekeringsarts van 10 september 2021 en van 3 december 2021 dat eiseres bekend is met migraine. Eiseres heeft gemiddeld drie keer per week een migraineaanval, zo blijkt uit de medische anamnese. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 juni 2022 blijkt dat hij dit overneemt: eiseres heeft last van migraine, waarvoor medicatie wordt gebruikt. In beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn aanvullende rapport van 31 januari 2023 aangegeven dat hij bekend is met de hoofdpijnklachten/migraine van eiseres, maar dat hier in eerdere rapportages al rekening mee is gehouden. Verder reageert hij op de informatie van de neuroloog van 5 januari 2023, waaruit blijkt dat eiseres regelmatig migraineaanvallen heeft. Hieruit blijkt echter niet dat de eerder geduide functies per datum in geding ongeschikt zijn voor eiseres.
18. De rechtbank kan ook op dit punt het standpunt van het Uwv niet volgen. Aanvankelijk was er bij eiseres geen sprake van migraine. Dat vooronderstelt dat daar dus ook geen beperkingen voor zijn aangenomen. Bij de huidige beoordeling wordt wel migraine aangenomen, maar de FML van 3 november 2020 blijft ongewijzigd. Er worden dus geen beperkingen voor aangenomen. De rechtbank vindt het onvoldoende duidelijk hoe, en op welke wijze de migraine van eiseres bij de beoordeling is betrokken en hoe dat invloed heeft op de beperkingen van eiseres. Het is ook hier weer onduidelijk of de verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat er geen toename van beperkingen is, of dat ondanks een mogelijke toename de eerder geduide functies nog steeds geschikt zijn.
De overige beperkingen
19. Ten aanzien van de overige geclaimde klachten en beperkingen overweegt de rechtbank dat eiseres geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht om haar standpunt te onderbouwen. De rechtbank ziet daarom voor het overige geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In het vervolg van de procedure zal de rechtbank hier dan ook niet meer over oordelen.

Conclusie

20. De rechtbank komt tot de volgende conclusie. Het bestreden besluit bevat een motiveringsgebrek. De beëindiging van de ZW-uitkering was namelijk gebaseerd op de geschiktheid van slechts één van de eerder geduide functies. De rechtbank heeft beoordeeld of dit motiveringsgebrek in beroep is hersteld, maar dat is niet het geval. Er is dus nog steeds sprake van een motiveringsgebrek. Dit is een gebrek wat in beginsel nog steeds te herstellen is. De rechtbank doet daarom een tussenuitspraak [2] en stelt het Uwv in de gelegenheid om het gebrek te herstellen.
21. Om het gebrek te herstellen moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordelen of de aandoeningen artrose, artritis en migraine op de datum in geding speelden en zo ja, of dat wel of geen toename in beperkingen oplevert. Als de verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat er wel sprake is van een toename in de beperkingen, zal moeten worden beoordeeld of eiseres geschikt is voor tenminste drie van de bij de WIAbeoordeling geduide functies.
22. Het gebrek kan worden hersteld met een aanvullende motivering, of, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
23. Het Uwv moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het Uwv gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beginsel, ook in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
24. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. [3]
25. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
 draagt het Uwv op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
 stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
 houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. P.J. Naus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2023.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie hiervoor de uitspraak van de CRvB van 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2658.
2.Op grond van 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877.