ECLI:NL:RBMNE:2023:1300

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
9926961
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van overeenkomst wegens dwaling en afwijzing schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap naar buitenlands recht, PTE LTD, en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, [gedaagde] B.V. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.J.P. van Huizen, vorderde een verklaring voor recht dat de overeenkomst met [gedaagde] is vernietigd op grond van dwaling, alsook een terugbetaling van de koopsom van € 16.100,00 en schadevergoeding. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. T. Hitzert, voerde verweer en stelde dat er geen sprake was van bedrog of dwaling.

De procedure begon met een koopovereenkomst voor de levering van een slewing ring, waarbij eiseres stelde dat de gedaagde een onrealistische levertijd van 8 weken had opgegeven. Na betaling van de koopsom en herhaaldelijk contact over de verwachte levertijd, bleek dat de levering niet tijdig plaatsvond. Eiseres heeft uiteindelijk de overeenkomst vernietigd en vorderde terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij niet voldoende had geïnformeerd over de werkelijke levertijd en dat eiseres de overeenkomst niet zou hebben gesloten als zij op de hoogte was geweest van de werkelijke omstandigheden.

De kantonrechter verklaarde de overeenkomst vernietigd op grond van dwaling en wees de vordering tot schadevergoeding af, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Eiseres kreeg wel de onverschuldigde betaling van de koopsom toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan eiseres, waarbij gedaagde als grotendeels in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9926961 UC EXPL 22-3975 LvdH/1470
Vonnis van 15 maart 2023
inzake
de vennootschap naar buitenlands recht
de rechtspersoon naar het recht van Singapore [eiseres] PTE LTD,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.J.P. van Huizen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. T. Hitzert.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 5;
- de conclusie van antwoord tevens houdende incident met producties 1 tot en met 7;
- de conclusie van antwoord in incident;
- het vonnis in incident van 12 oktober 2022;
- de akte indiening nadere producties 6 tot en met 9 en wijziging van eis van de zijde van [eiseres] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 januari 2023. Daarbij heeft namens [eiseres] de heer [A] (in de e-mails tussen partijen en hierna [A (voornaam)] genoemd) via een videoverbinding deelgenomen. Hij werd bijgestaan door een tolk in de Engelse taal, mevrouw J. Barnett, en door zijn gemachtigde. Namens [gedaagde] was de heer [B] , financieel manager bij [gedaagde] , aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde.
Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht, waarbij door beide partijen gebruik is gemaakt van spreekaantekeningen, en is antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. Partijen hebben ook op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling hebben partijen verzocht om een aanhouding in verband met het verkennen van de mogelijkheden tot het treffen van een onderlinge regeling. Op 15 februari 2023 hebben partijen bericht dat dit niet is gelukt en is verzocht vonnis te wijzen.
1.4.
De kantonrechter heeft vonnis bepaald op vandaag.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[gedaagde] is een onderneming die zich heeft gespecialiseerd in [.] . [eiseres] heeft op 19 juli 2021 in opdracht van haar klant een slewing ring (draaikrans) gekocht bij [gedaagde] voor een bedrag van € 16.100,00 (inclusief transportkosten van € 1.250,00). Op de factuur staat vermeld ‘
delivery time indication +- 8 weeks’. Op 27 juli 2021 heeft [eiseres] de koopsom betaald aan [gedaagde] . Over de totstandkoming van de overeenkomst heeft [A (voornaam)] namens [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling het volgende verklaard:
“we hebben nooit een koopovereenkomst gezien. We hebben alleen een factuur gekregen en deze betaald.
We doen alles in onze bedrijfstak online via internet of via Whatsapp.
Ik doe zaken met [C (voornaam)] . We hebben een klant en hun kraan deed het niet en zij hadden dat onderdeel snel nodig. Ik heb onderhandeld met [C (voornaam)] en ik heb gezegd dat het urgent was en dat het naar Singapore moest. Allereerst heeft hij een kostenopgave gedaan op basis van zeevracht. Toen hebben we gezegd dat het via vliegtuig moest, want we konden niet zoveel weken wachten. Toen hebben we die extra kosten voor luchtvervoer betaald.
Ik weet niet meer het bedrag in eerste instantie voor zeevracht, maar ik weet wel dat er een groot verschil inzat.”
[A (voornaam)] heeft ook verklaard dat [C (voornaam)] heeft gezegd dat de productie en de vracht samen 8 weken tijd zou kosten. [gedaagde] heeft dit niet bestreden, maar enkel gezegd dat de gefactureerde vrachtprijs nooit de prijs voor vervoer door de lucht kan zijn geweest omdat dat veel duurder zou zijn. Toegelicht is ook dat alleen al het vervoer vanuit China (waar de slewing ring gemaakt is) per schip naar Nederland weken tijd kost en dat [gedaagde] nooit heeft overwogen om de slewing ring rechtstreeks vanuit China naar Singapore te laten gaan. [gedaagde] heeft desgevraagd vervolgens niet uit kunnen leggen waarom [gedaagde] in de factuur een leveringstermijn van 8 weken heeft laten opnemen.
2.2.
Na de betaling van de koopsom is er tussen partijen contact geweest via Whatsapp over de verwachte levertijd. Uit de overgelegde Whatsapp-berichten van 11 september 2021, 27 september 2021, 5 oktober 2021, 6 6 oktober 2021 en 13 oktober 2021 blijkt het volgende:
“Hi [C (voornaam)] ,
Please update the slew ring delivery as 8 week is almost up!!!”
“Hello [C (voornaam)] still no news??????”
“Hi [C (voornaam)]
Still no update on the slew ring delivery…Please return call urgently….
It more than 8 week”
“ [C (voornaam)] we need an answer…”
“Another week had pass
When can we receive the slew ring!!!!...”
2.3.
Nadat de verwachte levertijd van 8 weken was verstreken, heeft [gedaagde] aangegeven dat er sprake was van een productiefout en dat de verwachte levertijd zou worden verlengd met ongeveer 6 weken. Namens [eiseres] is daarna het belang van spoedige levering verschillende malen benadrukt, omdat haar klant met spoed zat te wachten op de levering van de slewing ring. Dit blijkt onder meer uit de volgende Whatsapp berichten van 13 oktober 2021 en 27 oktober 2021:
“Too long as crane had stopped working n rental for a crane in Singapore is $30k a mth? They cannot afford to wait double the time so how u can expedite it.”
“ [C (voornaam)]
Let us know the discount so that we can revert to our customer to try to pacify them as they are currently very unhappy over the delay”
Ook uit de e-mail van 10 december 2021 blijkt het belang van de klant van [eiseres] bij een spoedige levering:
“…
As a supplier to our customer, we feel very bad to our customer as the crane is unable to operate for so long. Couple to it, because of your failure to supply you had put our customer in very difficult situation and resort to rental to resolve their problem.
These are additional costs to our customer and because of that we need to know the date of delivery!!!””
2.4.
Op 30 december 2021 is er namens [eiseres] opnieuw per e-mail contact gezocht met [gedaagde] en is dringend verzocht om een update met betrekking tot de verwachte levering. In reactie hierop bericht [gedaagde] op 30 december 2021 dat de productie van de slewing ring klaar is en dat transport vanaf de fabriek naar het magazijn van [gedaagde] zal worden geregeld. [gedaagde] zal aan [eiseres] laten weten wanneer de slewing ring in het magazijn is gearriveerd.
2.5.
Op 23 januari 2022 bericht [eiseres] aan [gedaagde] na 30 december 2021 niets meer gehoord te hebben. [eiseres] verzoekt [gedaagde] de volledige aankoopsom terug te betalen.
2.6.
Op 16 maart 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] namens [eiseres] de koopovereenkomst met [gedaagde] vernietigd op grond van bedrog en [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door [eiseres] geleden schade wegens de niet levering van de slewing ring.
2.7.
Op 14 april 2022 heeft [gedaagde] aan de gemachtigde van [eiseres] bericht dat de draaikrans binnen is en naar [eiseres] verzonden kan worden. Verzending naar [eiseres] heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden, vanwege de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst door [eiseres] .
2.8.
In deze procedure vordert [eiseres] een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen is vernietigd dan wel is ontbonden en een veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de koopprijs en een schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering en heeft aangevoerd dat er van bedrog dan wel dwaling geen sprake is.

3.De beoordeling

3.1.
[eiseres] stelt primair dat de overeenkomst met [gedaagde] is vernietigd op grond van bedrog dan wel dwaling.
Bedrog
3.2.
In artikel 3:44 BW is bepaald dat een rechtshandeling vernietigbaar is, wanneer deze door bedreiging, door bedrog of door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. In lid 3 van dit artikel is opgenomen dat van bedrog sprake is wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep.
3.3.
De kantonrechter constateert dat bij het sluiten van de overeenkomst door [gedaagde] aan [eiseres] een indicatie is gegeven over de verwachte levertijd van de slewing ring, te weten +- 8 weken. Vast staat dat die verwachte levertijd al vanaf het begin niet haalbaar was. De slewing ring moest namelijk op het moment dat de koopovereenkomst werd gesloten nog in China gebouwd worden en [gedaagde] was kennelijk van plan de slewing ring vervolgens per schip vanuit China naar Nederland te laten komen. Helder was dat dit een reis was die weken in beslag zou nemen. De kantonrechter maakt uit de e-mailwisseling op dat alleen de reis van China naar Nederland in dit geval al 12 weken heeft geduurd. Want in de e-mail van 19 januari 2022 is gemeld dat de slewing ring klaar stond voor transport naar Nederland en op 14 april 2022 is bericht dat de slewing ring in het magazijn in Nederland is ontvangen. Na controle door [gedaagde] zou de slewing ring volgens [gedaagde] nog verscheept moeten worden naar Singapore . Een levertijd van 8 weken afspreken was dus niet realistisch. Maar dat [gedaagde] opzettelijk een niet haalbare levertijd heeft opgegeven om [eiseres] te bewegen tot het sluiten van de koopovereenkomst, is naar het oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk geworden en daarvoor zijn ook geen aanknopingspunten aangedragen. Het beroep van [eiseres] op de vernietigbaarheid van de overeenkomst wegens bedrog kan daarom niet slagen.
Dwaling
3.4.
Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten is vernietigbaar indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten (artikel 6:228 lid 1 aanhef sub b BW) tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
3.5.
Uit de toelichting die [A (voornaam)] bij de zitting heeft gegeven en die [gedaagde] niet heeft weersproken volgt dat het voor [gedaagde] bij het sluiten van de koopovereenkomst meer dan duidelijk moet zijn geweest dat de toegezegde levertijd voor haar van essentieel belang was. Dat die levertijd zo belangrijk was en als zodanig is besproken wordt bevestigd in de hiervoor geciteerde berichten die [eiseres] daarover heeft gestuurd. Het had daarom op de weg van [gedaagde] gelegen [eiseres] goed te informeren over het productie- en leveringsproces en daaraan een realistische levertijd te koppelen. Dat heeft zij niet gedaan. Bij de mondelinge behandeling heeft [A (voornaam)] namelijk toegelicht dat niet met hem is gedeeld dat de slewing ring in China zou worden gebouwd en per schip naar Nederland zou worden gezonden voordat die op transport naar Singapore zou gaan. Hij verkeerde in de veronderstelling dat de slewing ring in Nederland zou worden gebouwd en vervolgens per vliegtuig naar Singapore zou komen waar zijn klant met een stilstaande kraan stond. Door haar contractspartner in het ongewisse te laten over haar werkwijze en alles wat daarbij kwam kijken en in plaats daarvan een leveringstijd op te geven die volstrekt onhaalbaar was heeft [gedaagde] [eiseres] op het verkeerde been gezet en niet in staat gesteld een juiste afweging te maken bij het geven van de opdracht. Voor [gedaagde] moet duidelijk zijn geweest dat [eiseres] de overeenkomst niet zou hebben gesloten als zij had geweten dat het productieproces en het leveringstraject over de nodige schijven zou gaan waarbij, zoals is gebleken, van alles mis zou kunnen gaan en in ieder geval niet de besproken en gewenste leveringstermijn zou kunnen worden gehaald. Aan de vereisten voor dwaling is dus voldaan.
3.6.
De kantonrechter is dus van oordeel dat [eiseres] op goede gronden de overeenkomst heeft kunnen vernietigen door de buitengerechtelijke verklaring van 16 maart 2022. De overeenkomst is onder invloed van dwaling, veroorzaakt door de gegeven bezorgindicatie van +- 8 weken, tot stand gekomen, terwijl de werkelijke leveringstijd aanzienlijk zou afwijken, en vast staat dat [eiseres] de overeenkomst niet zou hebben gesloten indien zij met de daadwerkelijke levertijd bekend was geweest.
De kantonrechter zal voor recht verklaren dat de overeenkomst is vernietigd, zoals primair is gevorderd.
Koopsom
3.7.
De vernietiging van de koopovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] werkt terug tot het moment waarop de koopovereenkomst is gesloten. Dit leidt ertoe dat de vordering tot terugbetaling van de koopsom van € 16.100,00 toewijsbaar is, omdat [eiseres] de koopsom onverschuldigd heeft betaald.
Wettelijke (handels)rente
3.8.
[eiseres] heeft betaling van de wettelijke handelsrente over de koopprijs gevorderd. Over dit bedrag kan niet de wettelijke handelsrente worden toegewezen, nu het niet gaat om de voldoening van een geldsom uit hoofde van een handelsovereenkomst, maar om een onverschuldigde betaling. Wel kan de wettelijke rente over dit bedrag worden toegewezen. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment van opeisbaarheid en intreden van verzuim. De vordering tot terugbetaling van de koopprijs is opeisbaar geworden door de buitengerechtelijke vernietiging, te weten 16 maart 2022. In die buitengerechtelijke vernietiging wordt aan [gedaagde] een termijn van 5 dagen gegeven voor het terugbetalen van de koopsom. Vanaf 22 maart 2022 is [gedaagde] in verzuim met het terugbetalen van de koopprijs. De wettelijke rente zal vanaf deze datum worden toegewezen tot het moment van voldoening.
Schadevergoeding
3.9.
[eiseres] vordert tevens veroordeling van [gedaagde] tot betaling van schadevergoeding, bestaande uit € 6.900,00 aan gederfde winst.
3.10.
In het arrest van de Hoge Raad van 11 oktober 2013 (ECLI:NL:HR:2013:CA3765) is overwogen dat een geslaagd beroep op dwaling niet zonder meer meebrengt dat de wederpartij van de dwalende schadeplichtig is. Wil bij een geslaagd beroep op dwaling aanspraak kunnen worden gemaakt op schadevergoeding dan dient daarvoor een specifieke rechtsgrond aanwezig te zijn. Dit houdt in dat de koper die naast vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling tevens een beroep wil kunnen doen op schadevergoeding, zijn vordering tot vernietiging zal moeten combineren met bijvoorbeeld een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking.
3.11.
Namens [eiseres] is gesteld dat zij door de niet-tijdige levering niet kon voldoen aan haar eigen leveringsverplichtingen. De kantonrechter begrijpt de stelling van [eiseres] zo dat zij aldus grondslag voor schadevergoeding een beroep doet op onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW. Deze grondslag is door [eiseres] echter niet onderbouwd. De vordering tot schadevergoeding zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.12.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van een bedrag van € 1.525,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden in redelijkheid zijn verricht en acht het gevorderde bedrag niet onredelijk. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
Proceskosten
3.13.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 1.384,00
- salaris gemachtigde €
792,00(2 punten x tarief € 396,00)
Totaal € 2.301,03
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
De nakosten, waarvan [eiseres] betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot. De gevorderde wettelijke rente over de nakosten zal als volgt worden toegewezen.
3.14.
De vergoeding van de kosten voor de tolk door [eiseres] zal worden afgewezen. De kosten van een tolk komen voor eigen rekening van een partij.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] is vernietigd op grond van dwaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van:
- een bedrag van € 16.100,00 aan onverschuldigde betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 22 maart 2022 tot het moment van voldoening;
- een bedrag van € 1.525,00 een buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 23 mei 2022 tot het moment van voldoening;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.301,03, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling;
- de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2023.