ECLI:NL:RBMNE:2023:1177

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
16/233505-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht, verleiding tot ontucht door misbruik van overwicht en verkrachting

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere zedendelicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op het moment van de feiten meerderjarig was, zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige, die op dat moment nog niet de leeftijd van zestien jaar had bereikt. De feiten vonden plaats tussen 2015 en 2022 en omvatten onder andere het aanraken van de geslachtsdelen van het slachtoffer, het dwingen tot seksuele handelingen en het gebruik van geld om het slachtoffer te bewegen tot ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandelverplichting en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot € 5000,- voor immateriële schade toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging van ondergeschiktheid van het slachtoffer in de zin van artikel 248 lid 2 Sr, maar heeft wel overwicht vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/233505-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2023 (pro forma) en 3 maart 2023 (inhoudelijke behandeling). De verdachte is telkens in persoon verschenen en heeft zich laten bijstaan door mr. S.G.H. Langeweg, advocaat te Koog aan de Zaan.
Bij de terechtzittingen waren verder aanwezig: de ouders van verdachte en de raadsvrouw van benadeelde partij [slachtoffer] , mr. A.Y. Bleeker.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. G.A. Hoppenbrouwers, en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw en door de raadsvrouw van de benadeelde partij naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De ter zitting gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort weergegeven op neer dat verdachte:
1
in de periode van 14 maart 2015 tot 29 november 2017 te Amersfoort en Soest, terwijl hij minderjarig was, meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn ondergeschikte [slachtoffer] , toen deze de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt;
2
in de periode van 29 november 2017 tot 14 maart 2021 te Amersfoort en Soest, terwijl hij meerderjarig was, meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn ondergeschikte [slachtoffer] , toen deze de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt;
3
in de periode van 1 juni 2021 tot en met 20 augustus 2022 te Amersfoort en Soest, zijn ondergeschikte [slachtoffer] meermalen heeft verkracht;
4
in de periode van 14 maart 2020 tot en met 9 juli 2022 te Amersfoort en Soest, zijn ondergeschikte [slachtoffer] , toen deze de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, meermalen heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of te dulden, door misbruik van overwicht en het geven van geld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten vanwege het ontbreken van voldoende bewijs. Zij heeft hiertoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van alle feiten
Ten aanzien van alle feiten geldt dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] veel inconsistenties en onwaarschijnlijkheden bevatten, wat de geloofwaardigheid van deze verklaringen aantast.
Voor alle feiten geldt verder dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] onvoldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De getuigenverklaringen in het dossier zijn vaag, van horen zeggen of beïnvloed door de verklaringen van aangever [slachtoffer] . Ook de geluidsopname van een gesprek dat tussen aangever [slachtoffer] en verdachte in de auto van verdachte heeft plaatsgevonden, moet anders uitgelegd worden. Aangever [slachtoffer] heeft dit gesprek met een specifiek doel opgenomen, namelijk het aantonen van de strafbare feiten waarvan verdachte wordt verdacht. Uit de toon van het gesprek blijkt echter dat het om een luchtig gesprek ging, wat in contrast staat met de dwang die verdachte tegenover aangever [slachtoffer] zou hebben uitgeoefend. Verder zijn er aanwijzingen dat de geluidsopname is gemanipuleerd.
Ten slotte is er ten aanzien van alle feiten geen sprake van ondergeschiktheid. Verdachte had weliswaar wat meer taken binnen de muziekschool, maar had feitelijk gezien dezelfde functie als aangever [slachtoffer] en was niet zijn leidinggevende.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Over de onder feit 1 ten laste gelegde ontucht kan aangever [slachtoffer] weinig vertellen. Hij verwijst vooral naar de verklaring die verdachte hierover zou hebben afgelegd tijdens het opgenomen gesprek in de auto van verdachte. Verdachte heeft later een aannemelijke toelichting gegeven op dit gespreksfragment, waaruit blijkt dat de door hem besproken handelingen niet als ontuchtig zijn te kwalificeren. Aangever wilde immers zelf opgetild worden en verdachte heeft per ongeluk toen zijn kruis aangeraakt.
De verklaring van getuige [getuige] kan niet dienen als steunbewijs voor feit 1, omdat deze voor het overgrote deel niet op eigen waarneming berust, en uit haar eigen waarnemingen niet blijkt van ontuchtige handelingen door verdachte.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
Verdachte ontkent niet dat er gedurende een deel van de ten laste gelegde periode seksuele handelingen tussen hem en aangever [slachtoffer] hebben plaatsgevonden, en dat verdachte aangever [slachtoffer] heeft betaald. Dit was echter op initiatief van aangever [slachtoffer] en niet van verdachte. Van dwang of misbruik van overwicht door verdachte tegenover aangever [slachtoffer] was geen sprake. Het omgekeerde was het geval: aangever [slachtoffer] zou druk op verdachte hebben uitgeoefend om seks met hem te hebben en om betalingen te verrichten.
Ten aanzien van de onder feit 3 ten laste gelegde verkrachting geldt verder dat niet bewezen kan worden dat verdachte seksueel is binnengedrongen bij aangever [slachtoffer] , wat nodig is voor een bewezenverklaring van verkrachting. Het ten laste gelegde aftrekken en pijpen door verdachte van aangever [slachtoffer] is geen seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . Verder zou verdachte een dildo hebben ingebracht bij aangever [slachtoffer] , maar daarvoor ontbreekt steunbewijs, terwijl als contra-indicatie geldt dat aangever [slachtoffer] dit onderwerp niet ter sprake heeft gebracht in het (opgenomen) gesprek. Dat had wel voor de hand gelegen.
Ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde verleiden tot ontucht geldt verder dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer] heeft betaald om hem ertoe te bewegen ontuchtige handelingen te ondergaan. De verklaringen van aangever [slachtoffer] over deze betalingen stroken vaak niet met de inhoud van de tekstberichten die in het dossier zijn opgenomen. Bovendien is de toelichting van verdachte op deze tekstberichten, waaruit blijkt dat de betalingen niets te maken hebben met seksuele handelingen, aannemelijk. Maar zelfs als de verklaring van aangever [slachtoffer] over de betalingen zou worden gevolgd, dan volgt hieruit niet dat verdachte [slachtoffer] geld heeft betaald om hem ertoe te bewegen ontuchtige handelingen te dulden. Deze betalingen vonden volgens aangever immers altijd ná de seksuele handelingen plaats, en dienden volgens hem niet om hem ertoe te bewegen ontuchtige handelingen te ondergaan, maar om ervoor te zorgen dat hij anderen niets over de ontuchtige handelingen zou vertellen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van alle feiten
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard:
Geboortedatum aangever: [2005] . [2]
V: Waar doe je aangifte van?
A: Seksueel overschrijdend gedrag.
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte]
V: Waar is het gebeurd?
A: Op de [school] te [woonplaats] .
V: Wat is er gebeurd?
A: Hij begon me op schoot te trekken bij het orkest. Ook pakte hij me bij mijn ballen, bij mijn kruis, en tilde me zo op zijn schoot. Dat ging tot mijn 15e zo door, denk ik. Hij probeerde heel de tijd lichamelijk contact te krijgen, ook nog door me bij mijn benen, rug en buik aan te raken. [3]
Na mijn 15e vroeg [verdachte] of ik klusjes wilde doen op de [school] . [verdachte] heeft mij rond die tijd vastgemaakt met tie-wraps, trok me op schoot en ging met zijn hand over mijn been naar mijn kruis. Hij ging met zijn hand in mijn onderbroek en voelde aan mijn piemel. Hij had mijn piemel vast, daarna mijn ballen, daarna allebei en maakte knedende bewegingen met zijn hand.
V: Wat is er nog meer gebeurd?
A: In de zomer, het was juli 2021 vroeg [verdachte] me te helpen met het schilderen van de [school] .
We gingen naar de keuken om water te drinken bij de kraan. Hij zat aan mijn broek, hij pakte mijn riem en deed die open. Hij was sterker dan ik. Hij maakte mijn gulp open, toen trok hij mijn broek naar beneden. Hij zat met zijn hand aan mijn kruis op mijn onderbroek. Hij maakte knedende bewegingen mijn zijn hand. Toen trok hij mijn onderbroek naar beneden en begon me af te trekken. Hij trok mij met zijn rechterhand af. Met zijn linkerhand hield hij mijn armen op mijn rug, die had hij daarvoor al met twee handen op mijn rug getrokken. Ik schreeuwde dat hij moest stoppen. Hij reageerde met “Stil, laat me even doen, stop met tegenwerken!” Ik was de hele tijd aan het tegenstribbelen. Ik bleef schreeuwen dat hij moest stoppen en dat ik dit niet wou. Dit ging zo een kwartier door. Hij gaf mij 50 euro en zei: “Hier heb je 50 euro zodat je het aan niemand vertelt”.
V: Hoe vaak is het gebeurd?
A: Op de woensdagen is het afgelopen jaar bijna elke week gebeurd. Dus vanaf zomer 2021 tot de een-na-laatste woensdag voor de zomervakantie. [4]
Hij vroeg mij of ik ook een keer wat anders wilde proberen. Ik zei “Nee, ik wil naar huis. Het is al laat”. Hij begon me toen toch te pijpen. Hij kwam met zijn hoofd naar mijn piemel, ik duwde zijn hoofd weg maar dat was tevergeefs.
De volgende dag dat ik kwam werken zei hij dat hij zou stoppen en dat hij zijn leven zou beteren. Het is toen twee weken gestopt, maar hij is toch wel weer verder gegaan. Hij wilde me toen zonder condoom pijpen. Dat is ook gebeurd. Dit was in kamer 3. Hij had mij eerst in een houdgreep en wilde dat ik op tafel ging zitten. Hij trok mijn broek uit. Hij vroeg “Wil je hetzelfde als vorige keer, maar dan zonder condoom?” Ik zei nee. Hij stopte toch mijn piemel in zijn mond, met zijn hand had hij mijn piemel vast en trok mijn voorhuid naar achteren. Met zijn andere hand ging hij onder mijn shirt over mijn buik.
Ik kon niet weg, want dan hield hij mij tegen. Hij weegt misschien meer dan 100 kilo, dus hij was te zwaar om van me af te duwen.
V: Wat is er verder nog gebeurd?
A: We zaten in lokaal 7, in april/mei 2022. Hij had mijn broek helemaal uitgetrokken, mijn schoenen ook. Hij trok mij weer af.
Op een bepaald moment stribbelde ik niet meer tegen. Het had geen zin meer. Hij was te sterk en de deur zat op slot. Ik had geen andere keuze dan het toe te laten. [5]
V: En wat gebeurde er toen?
A: Hij duwde mijn benen naar links en duwde met zijn rechterhand mijn rug naar voren terwijl hij met zijn linkerhand mijn been opzij trok. Ik kwam toen als een hondje te zitten. Ik stribbelde tegen, hij drukte mijn bovenlijf op de grond, hij stond schuin zijn achter mij, links, en duwde met zijn hand op mijn rug. Ik voelde de kracht van zijn rechterhand op mijn rug en met zijn linkerhand trok hij mijn armen onder mij vandaan. Ik kwam met mijn ellebogen op en de grond. Hij duwde toen een dildo in mijn kont. Hij had hem ingesmeerd met glijmiddel. Het glijmiddel zat in een kleine, roze fles (ter grootte van een koffiebekertje). Ik weet het merk niet.
Ik schreeuwde. Hij hield zijn hand voor mijn mond. Ik schreeuwde dat hij moest stoppen en dat het pijn deed. Hij ging met de dildo heen en weer en stopte hem er dieper in.
V: Hoe vaak is dit met die dildo gebeurd?
A: Eén keer maar.
V: Zijn dit alle dingen die gebeurd zijn?
A: Soms likte hij ook aan mijn buik en kont. [6]
Bijna elke keer dat hij mij aftrok of pijpte gaf hij mij geld. Soms was dat 30 euro, soms 50 euro. Toen de keer met de dildo gaf hij me 125 euro.
V: Wist jij dat je geld kreeg?
A: Op een bepaald moment wist ik dat het een gewoonte was, ik wist niet wat het bedrag was. Hij wou dat ik niets zou zeggen, dat zei hij vaak als hij het geld gaf. [7]
V: Hoe kwamen jullie van de receptie bij de plek waar het dan gebeurde?
A: Ik ging alle lokalen af om het af te sluiten. Hij deed dan in een lokaal bijvoorbeeld de radio aan en als ik daar naar binnen ging liep hij achter mij en deed de deur op slot. [8]
V: Wanneer is het gestopt?
A: Ik werd sterker en groter. Op 20 augustus 2022, de dag dat ik het aan [A] vertelde, bij de barbecue, wilde hij telkens met mij afspreken. Hij stuurde daarna telkens berichten of ik wilde afspreken. Op een gegeven moment stopte dat, omdat ik nee zei.
O: Je hebt zojuist een aan USB-stick afgegeven. Die gaan we in beslag nemen. Wat treffen wij aan op deze USB-stick?
A: Er staan geluidsfragmenten op die ik had opgenomen met mijn Apple-watch. Het gaat om een gesprek van 20 minuten. Dit vond plaats nadat hij me weer had afgetrokken en had gepijpt. Dit was op 11 mei 2022. [9]
Verbalisant [verbalisant] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
Op zaterdag 17 september 2022 was ik belast met het uitwerken van een geluidsbestand.
Het geluidsbestand is hieronder woordelijk uitgewerkt.
NN1 [de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer] ]: Wat vind je er eigenlijk leuk aan?
NN2 [de rechtbank begrijpt: verdachte]: Uhmm
NN1: Mij elke week af te trekken of te pijpen. Mij te dwingen.
NN2: Dat vind ik vooral het leukste, dat laatste.
NN1: Mij te dwingen?
NN2: Ja.
NN1: (…) Ik weet niet hoeveel je weegt maar ik kan jouw gewicht niet aan als jij op mij springt.
NN2: Dat weet ik.
(…)
NN1: Je dwingt mij nu eigenlijk gewoon om dingen te doen die ik helemaal niet leuk vind. (…) NN2: Uhhhhhmmmm. Ja sorry [10]
(…)
NN2: Ik kan er best wel vaak zeg maar ook echt niet van slapen. Van het idee dat ik dit doe.
(…)
Ik weet het niet. Het is gewoon elke keer als ik je zie dan, knapt er iets.
NNl: Eigenlijk zeg je nu dat je gewoon verliefd op mij bent ofzo.
NN2: Nee dat is het ook weer niet want het voelt anders. En ik weet best hoe het is om verliefd op iemand te zijn. En uhhh het voelt niet zo. Het is een soort uhhmm. Ja, het voelt een beetje als een boosachtig gevoel maar ik weet niet waarom. Want ik ben echt serieus niet boos op jou ofzo.
NN1: Ja, maar je maakt gebruik van je macht die je over mij hebt bij werk daar begon het ook nou niet eens mee. Het begon letterlijk met.. gewoon letterlijk de [school] volgens mij. Ik ging je een keer helpen ofzo met een klusje.
NN2: Nee, het is al van veeeeeel verder daarvoor.
NN1: Misschien was ik zelf 14 ofzo. Gaat het van kwaad tot erger.
NN2: Het is al VEEL meer jaren geleden begonnen.
Weet je nog die hele oude keren van vroeger?
NN1: De eerste keer was met die tie-wraps.
NN2: Nja, het is nog veel verder daarvoor begonnen.
NN1: Oke, maar wat is er, wanneer is het dan begonnen?
NN2: Ja, het is, Weet je nog HEEL lang gelden bij orkest? Als we het slaglokaal aan het opruimen waren? (…) Wat uhh dingen ik toen deed en toen zei je het ook al uhmm toen was het.. [11] (…) Maar uhmm wat het was, vroeger uhhh heb ik bij het slagwerk opruimen eigenlijk toen je net bij het orkest zat, nee niet direct maar ietsje later. Dan tilde ik jou op..
NN1: Oja.. Ja.
NN2: Precies aan je ballen enzo.
NN1: Ja dat weet ik nog. Dat vond ik altijd heel raar.
NN2: En toen is, is dat bozige gevoel dat zeg maar wat ik nog steeds... (…)
NN1: Maar toen was ik 10?
NN2: Ja. Ik was toen uhh 15? Nee 16.
(…)
NN1: Ja. Maar dat is dus wel gewoon een trauma van mij. Ik zit hier dus mijn hele leven mee he! En jij kan wel leuk gaan doen met van ik kan hier s avonds niet van slapen maar dit komt door jou.
NN2: Dat klopt.
NN1: Ik kan me niet verdedigen ofzo he?
NN2: Nee. [12]
(…)
NN2: Weet je, ik wil het gewoon ook echt stoppen. Maar uhmm, ik vind het gewoon heel
moeilijk. En uhmm, weet je, het zou best kunnen dat ik je wel leuk vind. (…) Maar, ik heb gewoon niet het gevoel dat dat het geval is. Het is meer ik voel een soort continue druk om jou iets aan te doen. [13]
Verdachte heeft op 3 maart 2023 ter terechtzitting verklaard:
De stemmen die op de in beslag genomen geluidsopname te horen zijn, zijn van aangever [slachtoffer] en van mij, en hetgeen op de geluidopname te horen is, heb ik ook daadwerkelijk gezegd. Het klopt verder dat ik [slachtoffer] heb gepijpt en dat ik de flesjes glijmiddel in mijn bezit had die op pagina 127 van het dossier te zien zijn.
Ten aanzien van feit 1
Getuige [getuige] heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Waar kent u [slachtoffer] van?
A: Uit het jeugdorkest van de [school] , ik ken hem nu 6 jaar vanaf zijn 11e jaar. [14]
Wat mij opviel, toen [slachtoffer] nog 11 jaar was, dat [verdachte] [slachtoffer] vaak op schoot trok. [15]
Ten aanzien van feit 4
Getuige [getuige] heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Wat weet u van [verdachte] ?
A: In het orkest kreeg hij steeds meer taken. Toen wij zelfstandig werden, werd hij receptionist en kreeg een 0-uren contract.
V: Mag [verdachte] zelfstandig mensen werven/betrekken?
A: Alleen in overleg met mij.
V: Heeft [verdachte] dat daadwerkelijk gedaan?
A: Ja, hij heeft [B] , [A] , [slachtoffer] (augustus 2021), [C] en [D] aangedragen. [16]
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
In het begin, in de eerste jaren, zaten [verdachte] en ik samen in het orkest. Ik zag hem vooral als soort van leidinggevende van het orkest omdat hij de website maakte en voor de partijen zorgde. Hij was de oudste die in het orkest meespeelde. Een paar jaar later maakte hij voor mij de uren en zorgde hij voor mijn loonstroken voor mijn werk dat ik bij de receptie deed. Hij vertelde wat ik moest doen. [17]
O: Wij hebben de afgelopen weken aanvullend onderzoek gedaan naar aanleiding van jouw
aangifte. Ook hebben we naar het berichtenverkeer tussen jou en [verdachte] gekeken. Ik ga nu een aantal berichten citeren en jou vragen om hulp hierbij met betrekking tot hoe we deze berichten moeten lezen.
Woensdag 29 september 2021.
[verdachte] : 60?
[verdachte] : Or lets double it... 70?
[verdachte] : Ik wil wel ff erover praten binnenkort. Alleen serieus praten
[verdachte] : A.s. woensdag doen?
[slachtoffer] : Nee
[verdachte] : Why not?
[slachtoffer] : ik wil volgende week niet met jou praten
[slachtoffer] : ik wil volgende week een normale werkdag zoals ik verdien
V: Kun jij ons hier iets meer over vertellen?
A: Dit was een woensdagavond. lk had gewerkt. Ik deed de ronde of alle lokalen afgesloten waren bij de muziekschool. Volgens mij heeft hij mij toen afgetrokken of gepijpt. Een van die twee sowieso. Ik was zo boos dat hij uiteindelijk zei dat ik maar een betaalverzoek moest doen. lk kreeg eigenlijk nooit een normale werkdag omdat het altijd met zoiets eindigde. [18]
Woensdag 6 oktober 2021 om 21.45 uur.
[verdachte] : Betaald
[verdachte] : Denk je dat je iets meer aandurft een andere keer?
[verdachte] : Of ben je daar bang voor?
[verdachte] : ik zou zeggen: denk er eens over na wat er allemaal mogelijk is, zoek eventueel inspiratie op, bedenk wat jij wel eens zou willen proberen
V: Wat kun je ons hierover vertellen?
A: Dat gaat over seksuele handelingen. [19]
O: Op woensdag 2 februari 2022 omstreeks 20:00 uur wordt het volgende gesprek gevoerd.
[verdachte] : 500?[slachtoffer] : voor 5 minuten[verdachte] : Als jij binnen 5 minuten klaar kan zijn... Maar weet niet of je dat zomaar in 5 minuten lukt[slachtoffer] : Oké een uitdaging[slachtoffer] : We hadden eigenlijk eerst 650 afgesproken?[verdachte] : Dat vind ik eigenlijk te veel man...[slachtoffer] : Oké(…)[verdachte] : Wanneer, tja... Goede vraag. Wanneer zou je zelf willen?(…)
V: Er wordt ook gevraagd: "Wanneer zou je willen?" Dit lijkt erop dat het nog moet gaan gebeuren.
A: Nee, dit is nooit gebeurd. lk heb nooit 500 euro gekregen. Hij wou hier iets doen maar ik heb dit uiteindelijk nooit gedaan omdat ik het helemaal niet wou. lk heb hem later rechtstreeks gezegd dat ik het niet wou. Na februari heb ik nooit meer iets heel heftigs gedaan. Hij heeft mij nog wel afgetrokken en gepijpt. Volgens mij is dit een aansluiting dat hij iets heftigs wou doen en of ik dat zou willen.
V: Wat bedoel je met iets heftigs?
A: ik denk iets met anaal. [20]
Verdachte heeft ter zitting het volgende verklaard:
Het klopt dat ik namens [getuige] , de echte baas, betalingen deed aan collega’s. Ik betaalde [slachtoffer] soms dus ook voor werkzaamheden die hij had verricht. Het klopt dat ik [slachtoffer] wel eens vroeg om klusjes te doen. Ik heb [slachtoffer] wel gewezen op de regels voor het afmelden voor het orkest. [21]
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals onder rubriek 5 zal worden weergegeven. De rechtbank overweegt daartoe verder het volgende.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [slachtoffer]
De rechtbank acht de verklaringen van aangever [slachtoffer] op hoofdpunten betrouwbaar. De door de raadsvrouw gesignaleerde inconsistenties in deze verklaringen hebben vooral betrekking op details, terwijl aangever [slachtoffer] over de kern van zijn verklaringen, de ten laste gelegde feiten, consistent verklaart. Zijn verklaringen worden bovendien ondersteund door overtuigend steunbewijs, zoals hieronder zal worden besproken.
Steunbewijs
De verklaringen van aangever [slachtoffer] over het ten laste gelegde worden ondersteund door de inhoud van een geluidsopname van een gesprek dat op 11 mei 2022 tussen hem en verdachte, in de auto van verdachte, heeft plaatsgevonden. In dit gesprek geeft verdachte toe dat hij al jarenlang seksuele handelingen verricht bij aangever [slachtoffer] en dat hij hem daartoe dwingt.
De rechtbank ziet, anders dan de raadsvrouw en net zoals de officier van justitie, dit opgenomen gesprek als steunbewijs voor de verklaringen van aangever [slachtoffer] . Dit bewijsmiddel heeft een hoge bewijswaarde. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zijn stem op de geluidsopname te horen is, en dat hij hetgeen op de geluidsopname te horen is, daadwerkelijk heeft gezegd. Hoewel hierover geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is ingenomen door de verdediging, ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat deze geluidsopname is gemanipuleerd. Verdachte heeft niet genoemd welke concrete onderdelen van het gesprek niet kloppen, maar heeft slechts gezegd dat ‘dingen missen’, zonder concreet te benoemen wat dan zou missen. De rechtbank constateert echter dat het opgenomen gesprek een natuurlijk verloop heeft, dat logische antwoorden worden gegeven op vragen en dat achtergrondgeluiden doorlopend te horen zijn. De argumenten die verdachte heeft aangedragen voor zijn stelling dat de geluidsopname mogelijk is gemanipuleerd, acht de rechtbank onvoldoende om deze stelling te kunnen dragen.
Daarbij komt dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] worden ondersteund door tekstberichten die in 2021 en 2022 tussen hem en verdachte zijn uitgewisseld. De inhoud van deze tekstberichten past in het beeld dat aangever [slachtoffer] heeft geschetst over de relatie tussen hem en verdachte, de seksuele handelingen tussen hen beiden en de betalingen van verdachte aan aangever [slachtoffer] na de seksuele handelingen. De verklaring van verdachte dat deze tekstberichten geen betrekking hebben op seksuele handelingen acht de rechtbank niet aannemelijk.
Verkrachting
De rechtbank zal ook de onder feit 3 ten laste gelegde verkrachting bewezen verklaren, op grond van het volgende.
Vaststaat dat er tussen verdachte en aangever [slachtoffer] seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Het handelen van verdachte tegenover aangever [slachtoffer] tijdens een aantal van deze seksuele handelingen is naar het oordeel van de rechtbank als “dwang” in de zin van artikel 242 van het Wetboek van strafrecht (Sr) te kwalificeren. Aangever [slachtoffer] verklaart immers dat verdachte tijdens seksuele handelingen de deur op slot deed, zodat aangever [slachtoffer] niet weg kon, en zijn armen op zijn rug vasthield, hem op de grond duwde en zijn hand voor zijn mond hield. Verder benoemt verdachte in de geluidsopname deze uitoefening van dwang over aangever [slachtoffer] (in zijn algemeenheid) als datgene wat hij het leukst vindt aan de seksuele handelingen en erkent hij dat aangever [slachtoffer] zich hierbij niet kon verdedigen.
De rechtbank zal hierbij ook het ten laste gelegde inbrengen van de dildo bij aangever [slachtoffer] door verdachte bewezen verklaren. [slachtoffer] heeft op dit punt gedetailleerd verklaard. Zoals eerder overwogen wordt de verklaring van aangever over de door verdachte verrichte seksuele handelingen op overige punten ondersteund door het opgenomen gesprek in de auto van verdachte en de tekstberichten tussen hen beiden. Ook had verdachte daadwerkelijk flesjes glijmiddel in zijn bezit. De rechtbank ziet daarom geen reden om op dit punt aan de verklaring van aangever te twijfelen. Weliswaar heeft [slachtoffer] de (verkrachting met de) dildo niet ter sprake gebracht tijdens het opgenomen gesprek in de auto, maar de rechtbank ziet dat niet als een contra-indicatie. Immers, [slachtoffer] was die dag gepijpt en afgetrokken door verdachte en die handelingen waren voor aangever de directe aanleiding om het gesprek te voeren. Vervolgens ging het gesprek vooral over waarom verdachte hem hiertoe dwingt en hoe lang de situatie al gaande was. Dat aangever het incident met de dildo niet ter sprake heeft gebracht, valt te begrijpen gelet op het verloop van het gesprek.
De rechtbank kwalificeert ten slotte het afgedwongen pijpen van [slachtoffer] niet als verkrachting, aangezien niet het lichaam van het slachtoffer werd gepenetreerd door de dader, maar het lichaam van de dader door het slachtoffer. Onder de huidige wetgeving valt deze handeling niet als verkrachting te kwalificeren. [22] De rechtbank ziet evenwel in dat het in de huidige tijdsgeest moeilijk aan de samenleving valt uit te leggen dat wanneer een slachtoffer gedwongen wordt een dader te penetreren, deze handeling niet als verkrachting (maar als aanranding of dwang) kan worden gekwalificeerd. Op dit punt is de wetgever aan zet en bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet seksuele misdrijven zal hier aandacht voor (moeten) zijn.
Geen ondergeschiktheid in de zin van artikel 248 lid 2 Sr, wel overwicht
De rechtbank is met de raadsvrouw en anders dan de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden bewezen dat aangever [slachtoffer] ten tijde van het ten laste gelegde “ondergeschikt” was aan verdachte, zoals deze term is bedoeld als strafverzwarende omstandigheid in artikel 248 lid 2 Sr. De ondergeschiktheid in de zin van deze bepaling heeft immers betrekking op een formele ondergeschiktheid zoals tussen werkgever en werknemer, of minst genomen op een situatie waarbij de ondergeschikte functioneel afhankelijk is van de beoordeling door de bovengeschikte. Verdachte en aangever waren echter allebei ‘gastheer’ binnen dezelfde organisatie. Dat maakt dat de rechtbank niet bewezen vindt dat aangever ondergeschikt was aan verdachte in de zin van artikel 248 lid 2 Sr.
Wel acht de rechtbank het onder feit 4 ten laste gelegde “feitelijk overwicht” bewezen. Verdachte is namelijk ruim vijf jaar en drie maanden ouder dan aangever, en was daarmee ten tijde van het ten laste gelegde een stuk verder in zijn (adolescentie)ontwikkeling, hetgeen gelijk staat aan een aanzienlijk overwicht op geestelijk en lichamelijk gebied. Verder wordt uit het dossier duidelijk dat verdachte, in tegenstelling tot aangever [slachtoffer] , een vooraanstaande positie binnen de muziekschool bekleedde waar hij ook een zeker functioneel overwicht aan kon ontlenen, Zo was hij een aanspreekpunt voor de leiding, verdeelde hij taken en verrichtte hij betalingen namens de formeel leidinggevende ( [getuige] ) en onderscheidde hij zich van andere leerlingen door zijn ervaring en zijn actieve rol binnen de muziekschool.
Betalingen aan aangever [slachtoffer]
Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank de betalingen van verdachte aan aangever [slachtoffer] , als (mede) gericht op het doen bewegen van aangever [slachtoffer] tot het ondergaan van ontuchtige handelingen. Deze betalingen waren immers onlosmakelijk verbonden met de ontuchtige handelingen, waarbij het in wezen niet uitmaakt of de betalingen een gevolg waren van de ontuchtige handelingen of de ontuchtige handelingen een gevolg waren van de betalingen. De rechtbank wijst ook op het Whatsapp-gesprek van 2 februari 2022, waarbij verdachte een flink geldbedrag in het vooruitzicht stelt om seksuele handelingen te accepteren, waaruit de rechtbank afleidt dat verdachte wel degelijk geld in het vooruitzicht stelde om aangever te bewegen om seksuele handelingen te dulden. Maar ook als verdachte met de betalingen alleen ten doel had aangever [slachtoffer] te laten zwijgen over de ontuchtige handelingen die reeds hadden plaatsgevonden, kan gezegd worden dat dit laten zwijgen tot doel had om de ontuchtige handelingen in de toekomst voort te kunnen zetten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1:
op tijdstippen in de periode van 14 maart 2016 tot 29 november 2017 te Soest, met [slachtoffer] , geboren op [2005] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten meermalen:
- het aanraken van de benen, en/of rug en/of buik van die [slachtoffer] en/of
- het over de kleding aan de ballen en/of in het kruis grijpend van die [slachtoffer] , deze [slachtoffer] optillen van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) op zijn, verdachtes, schoot tillen;
2:
op tijdstippen in de periode van 29 november 2017 tot 14 maart 2021 te Soest, met [slachtoffer] , geboren op [2005] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten meermalen,
- het over en/of onder de kleding aanraken/betasten/vastgrijpen en/of kneden van de piemel en/of de ballen van die [slachtoffer] en/of
- het aanraken van de benen en/of rug en/of buik van die [slachtoffer] en/of
- het over de kleding aan de ballen en/of in het kruis grijpen van die [slachtoffer] , deze [slachtoffer] optillen

en/of (vervolgens) op zijn, verdachtes, schoot tillen;

3:
op één tijdstip in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 20 augustus 2022 te Soest, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het aftrekken van de piemel van die [slachtoffer] en
- het duwen van een dildo in de anus van die [slachtoffer] ;

door geweld of een andere feitelijkheid, te weten:

- het duwen van die [slachtoffer] op de grond en
- het (met kracht) wegtrekken van de armen van die [slachtoffer] en
- het met zijn, verdachtes, hand bedekken van de mond van die [slachtoffer] en
- het op slot draaien van de deur van de ruimte waarin verdachte zich met die [slachtoffer] bevond;
4:
op tijdstippen in de periode van 14 maart 2020 tot en met 09 juli 2022 te Soest, door giften en beloften van geld en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht [slachtoffer] , geboren op [2005] , die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen van hem, verdachte, te dulden, te weten:
- het kneden van de ballen van die [slachtoffer] en/of
- het aftrekken van de piemel van die [slachtoffer] en/of
- het pijpen van de piemel van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 2
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 3
verkrachting;
feit 4
door giften en beloften van geld en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, waarvan de dader weet dat deze de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te dulden, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar onder feit 1 bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • het meewerken aan een ambulante behandeling bij De Waag, of een soortgelijke zorgverlener;
  • een contactverbod met aangever [slachtoffer] ;
  • een locatieverbod voor de [straat] te [woonplaats] ;
  • het vermijden van contact met minderjarigen;
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar onder de feiten 2, 3 en 4 bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met dezelfde bijzondere voorwaarden als voor feit 1 geëist.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren en de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging voor alle feiten het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat uit de psychologische rapportages over verdachte en de verklaringen van de ouders van verdachte blijkt dat hij op sociaal en emotioneel gebied onderontwikkeld is.
Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om bij een bewezenverklaring geen gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel langer is dat de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte is nog jong en druk bezig met een veeleisende studie, waarbij het er naar uitziet dat zijn afstudeerscriptie een belangrijke publicatie binnen zijn vakgebied gaat worden. Detentie zou deze studie doorkruisen. Verder is verdachte door deze strafzaak al aanzienlijk benadeeld. Zo is hij een groot deel van zijn sociale leven kwijtgeraakt en is hij ontslagen bij de muziekschool. Ten slotte kan verdachte na een lange wachtlijst binnenkort beginnen aan behandeling bij De Waag, ook daarom is hernieuwde detentie ongewenst, aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van eventuele dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis heeft de raadsvrouw primair verzocht deze op te heffen, vanwege het ontbreken van ernstige bezwaren voor alle feiten. Subsidiair heeft zij verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, vanwege het ontbreken van gronden. Meer subsidiair heeft zij verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen met toepassing van artikel 67a lid 3 van het Wetboek van strafvordering. Uiterst subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht bij herleving van de voorlopige hechtenis deze opnieuw te schorsen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
8.3.2
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere zedendelicten tegen hetzelfde slachtoffer, wiens leeftijd tijdens deze zedendelicten varieerde van 11 tot en met 17 jaar. Dit seksueel misbruik is begonnen met het aanraken van de geslachtsdelen van het slachtoffer, en is na verloop van tijd steeds intenser en indringender geworden. Tijdens de zitting is benoemd dat in de media het beeld geschetst zou zijn van “een seksuele ontdekkingstocht tussen twee jonge mannen”. Dat beeld klopt niet met de werkelijkheid.
Verdachte verkeerde gedurende deze zedendelicten in een overwichtspositie ten opzichte van het slachtoffer. Niet alleen was hij ruim 5 jaar ouder, wat gedurende de tienerjaren een aanzienlijk geestelijk en lichamelijk overwicht met zich meebrengt, ook nam hij op het werk bij de gezamenlijke werkgever een vooraanstaande positie in. Verder heeft verdachte door het betalen van geld het slachtoffer ertoe proberen te bewegen niets aan anderen over de door hem verrichte seksuele handelingen te vertellen, ook om daardoor het misbruik in de toekomst voort te kunnen zetten. Ten slotte heeft verdachte zelfs fysieke dwang ingezet om de seksuele handelingen voort te kunnen zetten en om hierin steeds verder te kunnen gaan.
Door zijn handelen heeft verdachte zijn eigen lustgevoelens vooropgesteld en niet stilgestaan bij de psychische schade die zijn handelen aan zijn slachtoffer, een kind, kon toebrengen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat minderjarigen als gevolg van seksueel misbruik ernstige en langdurige psychische schade kunnen oplopen. Het slachtoffer in deze zaak heeft ook aangegeven dat hij inderdaad lijdt aan diverse psychische problemen als gevolg van het handelen door verdachte. De rechtbank rekent verdachte dit alles ernstig aan.
Dat het slachtoffer aanvankelijk mogelijk enige ambivalentie ten opzichte van de seksuele handelingen heeft gevoeld – het lijkt erop dat aangever op enig moment zich bij de situatie had neergelegd en minder weerstand ging bieden – doet niet af aan het strafwaardige van het gedrag van verdachte. Minderjarigen ontbreekt het immers aan ervaring en een referentiekader om de reikwijdte en wenselijkheid van seksuele handelingen goed te kunnen inschatten. Zij moeten zich veilig en in eigen tempo kunnen ontwikkelen op seksueel gebied, en dienen daarom beschermd te worden tegen seksueel contact met volwassenen en seksuele dwang en misbruik van overwicht.
Ten slotte heeft verdachte bij de behandeling van de strafzaak geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Hij heeft zich zelfs op het standpunt gesteld dat niet aangever [slachtoffer] , maar hijzelf het slachtoffer is van seksueel misbruik, gepleegd door aangever [slachtoffer] . Niet alleen acht de rechtbank deze verklaring volstrekt onaannemelijk, hij getuigt ook van een gebrek aan respect en invoelend vermogen jegens het slachtoffer, dat ertoe kan leiden dat de schade die aan het slachtoffer is toegebracht nog wordt vergroot. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft ter zitting ook aangegeven dat het vooral de proceshouding van verdachte is die het slachtoffer grieft en maakte dat hij niet bij de zitting aanwezig kon zijn. Deze proceshouding weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee.
8.3.3
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij op 27 mei 2022 is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur voor aanranding. Ter zitting is besproken dat dit feit gelijkenissen vertoont met de onderhavige zaak. Verdachte is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan, zodat verdachte als first offender wordt aangemerkt. Echter, zoals hierna wordt besproken, weegt de rechtbank deze veroordeling wel mee bij de beoordeling van het recidiverisico.
Door de reclassering is op 9 december 2022 een schorsingsrapport over verdachte opgemaakt. Hieruit blijkt dat de reclassering het risico op recidive en het risico op letselschade door verdachte als gemiddeld inschat. Dit vanwege de eerdere veroordeling voor een zedendelict, de meerdere aangiftes in de onderhavige zaak, het type aangevers en de jonge leeftijd van verdachte.
De reclassering schat het risico op het onttrekken aan voorwaarden als laag in, en denkt dat behandelgesprekken kunnen bijdragen aan het verlagen van de kans op recidive.
De reclassering adviseert daarom om bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten: het volgen van een ambulante behandeling, een contactverbod met het slachtoffer en het zich onthouden van contacten met minderjarigen.
Door NIFP-psycholoog J.M. Oudejans is op 3 januari 2023 een rapport over verdachte opgemaakt. De psycholoog concludeert hierin dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde leed aan een ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis. De psycholoog ziet echter geen causaal verband tussen deze stoornis en het bewezenverklaarde, waardoor hij adviseert verdachte volledig toerekeningsvatbaar te verklaren. De psycholoog schat de kans op recidive in als klein tot zeer klein.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het, afgezien van de strafzaak, goed met hem gaat. Hij volgt een boeiende en veeleisende studie aan de Universiteit Utrecht. Wanneer de rechtbank hem bijzondere voorwaarden oplegt, zal hij zich hieraan houden.
8.3.4
De op te leggen straf
Geen jeugdstrafrecht
De rechtbank ziet geen reden om bij de strafoplegging voor de feiten 2, 3 en 4 het jeugdstrafrecht toe te passen, zoals door de raadsvrouw is verzocht, en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte was ten tijde van het onder de feiten 2, 3 en 4 bewezenverklaarde tussen de 18 en 22 jaar oud. Daardoor is het toepassen van het volwassenenstrafrecht bij de behandeling van deze feiten het uitgangspunt.
Zowel de reclassering als NIFP-psycholoog J.M. Oudejans adviseren bij deze feiten het volwassenenstrafrecht toe te passen, ondanks dat verdachte wat jonger overkomt dan zijn kalenderleeftijd. Verdachte kan volgens psycholoog Oudejans de risico’s van zijn handelen goed inschatten, handelt niet zonder na te denken en kan zijn eigen gedrag goed organiseren. Een pedagogische aanpak noch gezinsgerichte hulpverlening is volgens hem noodzakelijk.
De rechtbank volgt deze adviezen en zal bij de strafoplegging voor de feiten 2, 3 en 4 het volwassenenstrafrecht toepassen.
De rechtbank schat het recidiverisico hoger in dan de psycholoog. De psycholoog baseert zijn inschatting van het recidiverisico op gesprekken van verdachte waarin hij heeft verteld aseksueel te zijn. Bij afwezigheid van actuele aantoonbare seksuele en/of erotische gedachten, schat de psycholoog de kans op herhaling laag in. Verder schat de psycholoog in dat verdachte lessen zal trekken uit zijn ervaringen en strafrechtelijke consequenties. Uit het dossier volgt echter dat diverse (jongere) jongens verklaren over grensoverschrijdend (seksueel) gedrag van verdachte. De rechtbank ziet dus duidelijke contra-indicaties voor de stelling dat verdachte geen seksuele of erotische gedachten heeft. Verder is verdachte op 27 maart 2022 nog veroordeeld voor een soortgelijk feit. Hoewel hij tegen die uitspraak in hoger beroep is gegaan, heeft hij overduidelijk geen lessen getrokken uit die rechtsgang, aangezien een deel van de bewezenverklaarde feiten ziet op de periode van na 27 maart 2022.
Geen straf voor feit 1
De officier van justitie heeft voor feit 1 een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden geëist, waarbij dezelfde bijzondere voorwaarden zouden moeten worden opgelegd als bij de voor de feiten 2, 3 en 4 geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de straf en de bijzondere voorwaarden die de rechtbank zal opleggen voor de feiten 2, 3, en 4 en de samenhang van deze feiten met feit 1, zal de rechtbank voor het onder feit 1 bewezenverklaarde echter geen aparte straf opleggen, met toepassing van artikel 9a Sr.
Het oriëntatiepunt voor de feiten 2, 3 en 4
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor vergelijkbare feiten ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn voor aantal strafbare feiten landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld (de LOVS-oriëntatiepunten).
Van de bewezenverklaarde feiten is de onder feit 3 bewezen verklaarde verkrachting het meest ernstig. Het LOVS-oriëntatiepunt voor verkrachting is een gevangenisstraf van minimaal 24 maanden. De rechtbank hanteert dit oriëntatiepunt als uitgangspunt.
Strafverzwarende en strafverminderende omstandigheden
De rechtbank ziet als strafverzwarend dat de verkrachting gepaard is gegaan met jarenlange, zij het minder vergaande, ontuchtige handelingen, gepleegd tegen het slachtoffer vanaf zijn elfde levensjaar. Hierbij heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn overwicht over het slachtoffer, die het gevolg was van zijn oudere leeftijd en zijn vooraanstaande positie binnen de muziekschool. Bovendien heeft hij geld betaald aan het slachtoffer, om de ontuchtige handelingen voort te kunnen zetten. Ook de proceshouding van verdachte ziet de rechtbank als strafverzwarend. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn daden. Sterker nog, hij beschuldigt het slachtoffer van zedendelicten die hij zelf jegens het slachtoffer heeft gepleegd.
De rechtbank ziet vooral in de jeugdige leeftijd van verdachte en de beperkingen in het functioneren van verdachte op sociaal en emotioneel vlak, omstandigheden die in sterk strafverminderende zin wordt meegewogen Verder betrekt de rechtbank bij de strafoplegging de wens van het slachtoffer, die blijkens zijn slachtofferverklaring niet zozeer vergelding belangrijk vindt, maar vooral hoopt dat verdachte in de toekomst niet zal recidiveren.
De rechtbank zal, alles overwegende, een lagere straf opleggen dan het oriëntatiepunt aangeeft, waarbij de rechtbank vooral insteekt op het voorkomen van recidive.
Ter voorkoming van recidive zal de rechtbank een substantieel deel van de straf voorwaardelijk opleggen. Hierbij zullen de door de officier van justitie geëiste bijzondere voorwaarden worden opgelegd, waaronder het volgen van een behandeling bij De Waag of soortgelijke zorgverlener. De rechtbank betrekt hierbij dat uit het opgenomen gesprek in het dossier blijkt dat verdachte beseft dat zijn handelingen jegens aangever [slachtoffer] fout zijn en dat hij er ook onder gebukt gaat dat hij niet in staat is uit zichzelf te stoppen met deze handelingen. Dit biedt, los van zijn procespositie, enig perspectief dat een behandeling ter voorkoming van recidive kan slagen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, een passende straf.
De bijzondere voorwaarden zullen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam. Daarbij wijst de rechtbank naar de eerder genoemde overweging over het recidiverisico.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 5 januari 2023 geschorst, waarbij aan verdachte bijzondere voorwaarden zijn opgelegd. Deze schorsing loopt tot aan de dag van de uitspraak. De rechtbank zal de voorlopige hechtenis opnieuw schorsen, onder dezelfde (bijzondere) voorwaarden. Hoewel er een einduitspraak ligt, wegen de persoonlijke belangen van verdachte om een eventueel hoger beroep in vrijheid af te wachten zwaarder dan het strafvorderlijk belang om de schorsing op te heffen. Dit schorsingskader (naast de bijzondere voorwaarden) biedt de reclassering meer mogelijkheden voor het geval verdachte zich niet (goed) aan de voorwaarden houdt.

9.BENADEELDE PARTIJ

Benadeelde partij [slachtoffer] heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend, waarin hij van verdachte een totaalbedrag van € 15.385,- vordert, als vergoeding voor de schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Dit totaalbedrag bestaat uit een bedrag van € 385,- als vergoeding voor materiële schade en een bedrag van € 15.000,- als vergoeding voor immateriële schade.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een verhoging van dit bedrag met de verschuldigde wettelijke rente, en verzoekt hij de rechtbank om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering in zijn geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De materiële schade
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de materiële schade primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft zij verzocht de vordering op dit punt af te wijzen, omdat de gestelde materiële schade toekomstige schade betreft, waarvan onzeker is dat deze zal optreden.
De immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partij op dit punt niet ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering voor dit gedeelte een te grote belasting oplevert voor het strafgeding.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht het toe te kennen bedrag voor immateriële schade aanzienlijk te matigen. Het door de benadeelde partij gevraagde bedrag wordt gewoonlijk binnen de rechtspraak alleen toegekend bij zeer ernstige verkrachtingen. De aan verdachte ten laste gelegde verkrachting is, zo deze al kan worden bewezen, van een geheel andere orde.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De materiële schade
De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 385,- onder de post “eigen risico 2023” toewijzen. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat de benadeelde partij dit bedrag in 2023 aan eigen risico zal moeten gaan betalen als hij in 2023 therapie gaat volgen vanwege de door verdachte gepleegde strafbare feiten. Deze schade heeft hij eerder nog niet geleden omdat hij als minderjarige geen eigen risico hoefde te betalen. Inmiddels is aangever meerderjarig.
De rechtbank stelt vast dat het gaat om toekomstige schade, maar dat voldoende voorzienbaar is dat deze schade wordt geleden. Verdachte volgt immers een behandeling die ook na zijn 18e levensjaar zal voortduren. Met toepassing van artikel 6:105 van het Burgerlijk Wetboek (BW) begroot de rechtbank de toekomstige schade op het gevorderde bedrag van € 385,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 juni 2023 tot dat van volledige betaling.
De immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten ook immateriële schade heeft geleden.
De door verdachte jegens de benadeelde partij gepleegde zedendelicten vormden immers een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde partij, die daardoor in de persoon is aangetast. Hij heeft daarom recht op schadevergoeding op grond van artikel 6:106 aanhef en b van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank stelt vast dat deze immateriële schade tenminste € 5.000,-, bedraagt en zal de vordering in zoverre toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 augustus 2022 (de laatste dag van de bewezenverklaarde periode) tot de dag van volledige betaling.
Bij de bepaling van dit bedrag heeft de rechtbank gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen binnen de rechtspraak worden toegekend.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De totale schadevergoeding
De rechtbank begroot de totale materiële en immateriële schade op: € 5.385,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 385,- vanaf 14 juni 2023 tot de dag van volledige betaling en de wettelijke rente over € 5.000,- vanaf 20 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal verder worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.385,-. Dit bedrag is te vermeerderen met de wettelijke rente over € 385,- vanaf 14 juni 2023 tot de dag van volledige betaling en de wettelijke rente over € 5.000,- vanaf 20 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling.
Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 61 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 242, 247 en 248a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Geen straf of maatregel ten aanzien van feit 1
- bepaalt dat voor het onder feit 1 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Oplegging straf ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen zeven dagen na dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland, en zich zal blijven melden zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich hierbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboortedatum [2005] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich niet zal bevinden binnen een straal van 500 meter vanaf de [adres] te [woonplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 5.385,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over € 385,- vanaf 14 juni 2023 tot de dag van volledige betaling en de wettelijke rente over € 5.000,- vanaf 20 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.385,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 385,- vanaf 14 juni 2023 tot de dag van volledige betaling en de wettelijke rente over € 5.000,- vanaf 20 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 61 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- schorst de voorlopige hechtenis per heden onder de volgende voorwaarden:
1. De verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige
hechtenis onttrekken, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen.
2. Indien de verdachte wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen tot
andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zal de verdachte
zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging daarvan.
3. De verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn of haar identiteit
medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of zal een
identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter
inzage aanbieden.
4. De verdachte zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
5. De verdachte zal verschijnen op iedere oproep van politie en justitie.
6. De verdachte zal bij wijziging van zijn of haar adres het nieuwe adres schriftelijk
doorgeven aan de officier van justitie.
7. De verdachte zal bij de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak op de
terechtzitting aanwezig zijn.
8. De verdachte blijft zich melden bij de bureaudienst van Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, Utrecht. Vervolgafspraken kunnen mogelijk op een spreeklocatie in Amersfoort plaatsvinden. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
9. De verdachte laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener,
te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding door de
reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De
verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft
voor de behandeling
10. De verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de aangevers, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G.M. de Weerd, voorzitter tevens kinderrechter, mr. P.M. Leijten en mr. O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 maart 2023.
Mr. Böhmer is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 maart 2015 tot 29 november 2017 te Amersfoort en/of Soest, althans in Nederland met (zijn ondergeschikte) [slachtoffer] , geboren op [2005] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten meermalen, in elk geval eenmaal
- het over en/of onder de kleding aanraken/betasten/vastgrijpen en/of kneden van de
piemel en/of de ballen van die [slachtoffer] en/of
- het strelen en/of aanraken van de benen en/of rug en/of buik van die [slachtoffer] en/of
- het over de kleding aan de ballen en/of in het kruis grijpend van die [slachtoffer] , deze [slachtoffer] optillen en/of (vervolgens) op zijn, verdachtes, schoot tillen;
Feit 2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 november 2017 tot 14 maart 2021 te Amersfoort en/of Soest, althans in Nederland,met (zijn ondergeschikte) [slachtoffer] , geboren op [2005] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten meermalen, in elk geval eenmaal
- het over en/of onder de kleding aanraken/betasten/vastgrijpen en/of kneden van de piemel en/of de ballen van die [slachtoffer] en/of
- het strelen en/of aanraken van de benen en/of rug en/of buik van die [slachtoffer] en/of
- het over de kleding aan de ballen en/of in het kruis grijpend van die [slachtoffer] , deze [slachtoffer]
optillen en/of (vervolgens) op zijn, verdachtes, schoot tillen;
Feit 3:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2021 tot en met 20
augustus 2022 te Amersfoort en/of Soest, althans in Nederland, [slachtoffer] (zijn ondergeschikte) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het wrijven over de piemel en/of de ballen van die [slachtoffer] en/of
- het kneden van de ballen van die [slachtoffer] en/of
- het likken van de buik en/of kont, althans het lichaam, van die [slachtoffer]
- het aftrekken van de piemel van die [slachtoffer] en/of
- het pijpen van de piemel van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van een dildo, althans een soortgelijk voorwerp, in de anus van die [slachtoffer] ;
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het duwen van die [slachtoffer] op de grond en/of
- het vastmaken/vastbinden van de hand(en) van die [slachtoffer] met tie-raps, althans een
soortgelijk voorwerp en/of
- het (met kracht) vasthouden van de hand(en) van die [slachtoffer] op de rug van die [slachtoffer] en/of
- het (met kracht) met zijn, verdachtes, hand bedekken van de mond van die [slachtoffer] en/of
- het op slot draaien van de deur van de ruimte waarin verdachte zich met die [slachtoffer] bevond;
Feit 4:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 maart 2020 tot en met 09
juli 2022 te Amersfoort en/of Soest, althans in Nederland, door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, te weten door het geven van (contant) geld, (zijn ondergeschikte) [slachtoffer] , geboren op [2005] , die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem, verdachte, te dulden, door
- het kneden van de ballen van die [slachtoffer] en/of
- het aftrekken van de piemel van die [slachtoffer] en/of
- het pijpen van de piemel van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen van een dildo, althans een soortgelijk voorwerp, in de anus van die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 november 2022 met nummer 2022264306, doorgenummerd pagina 1 tot en met 286, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, Team Zeden. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 14 september 2022, pag. 59.
3.Proces-verbaal aangifte d.d. 14 september 2022, pag. 60.
4.Proces-verbaal aangifte d.d. 14 september 2022, pag. 61.
5.Proces-verbaal aangifte d.d. 14 september 2022, pag. 62.
6.Proces-verbaal aangifte d.d. 14 september 2022, pag. 63.
7.Proces-verbaal aangifte d.d. 14 september 2022, pag. 64.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 13 oktober 2022, pag 229.
9.Proces-verbaal aangifte d.d. 14 september 2022, pag. 64.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2022, pagina 89.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2022, pagina 90.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2022, pagina 91.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2022, pagina 92.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 september 2022, pag. 85.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 september 2022, pag. 86.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 september 2022, pag. 85.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 20 februari 2023, pag. 2.
18.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 13 oktober 2022, pag 226.
19.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 13 oktober 2022, pag 228.
20.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 13 oktober 2022, pag 229.
21.De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
22.Zie ook Gerechtshof Amsterdam, 8 juli 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1908.