ECLI:NL:GHAMS:2020:1908

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
23-000558-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontucht met minderjarige stiefkinderen, waarbij verjaring en bewijsvoering centraal staan

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1960, was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft in hoger beroep meer feiten bewezen verklaard dan de rechtbank. De zaak betreft ontucht met minderjarige stiefkinderen, waarbij de verdachte handelingen heeft gepleegd die onder andere bestonden uit seksueel binnendringen van het lichaam van de slachtoffers, die op het moment van de feiten nog niet de leeftijd van twaalf jaren hadden bereikt. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de slachtoffers voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, zoals verklaringen van getuigen en de verdachte zelf. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van één feit, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van seksueel binnendringen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en moet schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de langdurige gevolgen voor de slachtoffers, die als kinderen zijn misbruikt door de verdachte, die zijn machtspositie als stiefvader heeft misbruikt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000558-18
datum uitspraak: 8 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-659181-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1960,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte en door het Openbaar Ministerie is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 en 4 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte en het Openbaar Ministerie onbeperkt ingesteld. Ter terechtzitting op 24 juni 2020 heeft de advocaat-generaal medegedeeld dat het hoger beroep niet is gericht tegen de vrijspraken van het onder 2 en 4 tenlastegelegde. Voorts staat voor de verdachte, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), tegen deze beslissingen tot vrijspraak geen hoger beroep open. Het hof zal het Openbaar Ministerie en de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken voor het onder 2 en 4 tenlastegelegde. In zoverre is het vonnis van de rechtbank niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Daarnaast zal het hof het Openbaar Ministerie ten aanzien van het onder 3 subsidiair, 5 subsidiair, 6 subsidiair en 7 subsidiair niet-ontvankelijk verklaren in zijn vervolging, nu het recht tot strafvordering gelet op artikel 70, eerste lid, onder 3 juncto artikel 71, aanhef en onder 3 juncto artikel 72, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) door verjaring is komen te vervallen.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 30 mei 2006 te Almere, in elk geval in Nederland met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1994, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt een of meer handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode eenmaal of meermalen
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- de vagina en/of buik en/of borst(en) van die [slachtoffer 1] betast en/of gestreeld;
1.
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 30 mei 2006 te Almere met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1994, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het eenmaal of meermalen
- duwen en/of brengen van een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- betasten en/of strelen van de vagina en/of buik en/of borst(en) van die [slachtoffer 1] ;
2. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 mei 2006 tot en met 30 mei 2007 te Almere, in elk geval in Nederland met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1994, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte die [slachtoffer 1] in voornoemde periode eenmaal of meermalen
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- de vagina en/of buik en/of borst(en) van die [slachtoffer 1] betast en/of gestreeld;
2.
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 mei 2006 tot en met 30 mei 2007 te Almere met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1994, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het eenmaal of meermalen
- duwen en/of brengen van een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- betasten en/of strelen van de vagina en/of buik en/of borst(en) van die [slachtoffer 1] ;
3.
primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1992 tot en met 12 april 1996 te Amsterdam, in elk geval in Nederland met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1984, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt een of meer handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode eenmaal of meermalen
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of
- de vagina en/of billen en/of bilspleet van die [slachtoffer 2] betast en/of
- de hals van die [slachtoffer 2] gezoend;
3. subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1992 tot en met 13 april 1997 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1984, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het eenmaal of meermalen
- duwen en/of brengen van een of meer vinger(s) de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- betasten van de vagina en/of billen en/of bilspleet van die [slachtoffer 2] en/of
- duwen en/of brengen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2] en/of
- zoenen van de hals van die [slachtoffer 2] ;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 april 1996 tot en met 12 april 1997 te Amsterdam, in elk geval in Nederland met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1984, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode eenmaal of meermalen
- een of meer vinger(s) de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of
- de vagina en/of billen en/of bilspleet van die [slachtoffer 2] betast en/of
- de hals van die [slachtoffer 2] gezoend;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht)
5. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1992 tot en met 13 april 1997 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode eenmaal of meermalen
- een of meer vinger(s) de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of
- de vagina en/of billen en/of bilspleet van die [slachtoffer 2] betast en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of
- de hals van die [slachtoffer 2] gezoend
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, zulks terwijl er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en die [slachtoffer 2] , eenmaal of meermalen
- de badkamer waar die [slachtoffer 2] aan het douchen was, heeft betreden en/of ging kijken naar die [slachtoffer 2] en/of - met een lamp op de vagina van die [slachtoffer 2] heeft geschenen om deze te bekijken en/of
- die [slachtoffer 2] , terwijl zij sliep, bij hem in bed heeft gelegd en/of die [slachtoffer 2] (vervolgens) heeft ontkleed, terwijl hij zelf tevens volledig ontkleed was en/of
- die [slachtoffer 2] onverhoeds op zijn schoot heeft getrokken, terwijl hij een erectie had en/of
- onverhoeds zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2] heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer 2] psychisch onder druk heeft gezet en/of;
- misbruik heeft gemaakt van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (veroorzaakt door het aanzienlijke leeftijdsverschil en de afhankelijke positie van [slachtoffer 2] , als stiefdochter van verdachte);
5. subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 1992 tot en met 13 april 1997 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1984, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het eenmaal of meermalen
- duwen en/of brengen van een of meer vinger(s) de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- betasten van de vagina en/of billen en/of bilspleet van die [slachtoffer 2] en/of
- duwen en/of brengen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2] en/of
- zoenen van de hals van die [slachtoffer 2] ;
6. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 1991 tot en met 10 november 1992 te Amsterdam en/of te Nunspeet, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 1981, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode eenmaal of meermalen
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 3] geduwd/gebracht en/of
- de penis van die [slachtoffer 3] in zijn mond genomen en/of
- die [slachtoffer 3] sperma van zijn, verdachte's buik laten oplikken en/of
- zich laten aftrekken, althans zijn penis laten betasten door die [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 3] afgetrokken, althans de penis van die [slachtoffer 3] betast;
6.
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 1991 tot en met 10
november 1992 te Amsterdam en/of te Nunspeet, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 3] , geboren
op [geboortedag 4] 1981, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of
meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode
eenmaal of meermalen
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 3] geduwd/gebracht en/of
- de penis van die [slachtoffer 3] in zijn mond genomen en/of
- die [slachtoffer 3] sperma van zijn, verdachte’s, buik laten oplikken en/of
- zich laten aftrekken, althans zijn penis laten betasten door die [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 3] afgetrokken, althans de penis van die [slachtoffer 3] betast;
7. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 januari 1993 tot en met 12 januari 1995 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedag 5] 1983, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode eenmaal of meermalen
- het gezicht van die [slachtoffer 4] gelikt en/of
- de penis en/of billen van die [slachtoffer 4] betast en/of
- die [slachtoffer 4] heeft gepijpt en/of afgetrokken, althans de penis van die [slachtoffer 4] betast;
7. subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 januari 1993 tot en met 12 januari
1995 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedag 5] 1983, die toen
de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt buiten echt een of meer ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode eenmaal of meermalen
- het gezicht van die [slachtoffer 4] gelikt en/of
- de penis en/of billen van die [slachtoffer 4] betast en/of
- die [slachtoffer 4] heeft gepijpt en/of afgetrokken, althans de penis van die [slachtoffer 4] betast.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 7 primair

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 7 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Als feitelijke handelingen zijn ten laste gelegd dat de verdachte seksuele handelingen bij het slachtoffer heeft verricht zoals het pijpen en het betasten van de penis van die [slachtoffer 2] . Niet ten laste is gelegd dat het slachtoffer seksuele handelingen bij de verdachte heeft verricht. De verdachte heeft verklaard dat hij de penis van [slachtoffer 4] eenmaal in de mond heeft genomen en dat hij hem heeft gepijpt. Deze handelingen zouden in beginsel bewezen kunnen worden, mede gelet op de aangifte van [slachtoffer 4] en zijn verhoor bij de rechter-commissaris.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het pijpen van [slachtoffer 4] door de verdachte onder de reikwijdte van art. 244 Sr valt, omdat het handelen, ook het in de mond nemen van de penis van het slachtoffer moet worden aangemerkt als ‘seksueel binnendringen van het lichaam’. Niet is volgens de advocaat-generaal vereist, en zo is dat ook niet in de tenlastelegging opgenomen, dat het lichaam van het slachtoffer seksueel moet zijn binnen gedrongen.
Anders dan de advocaat-generaal oordeelt het hof dat het door de verdachte bekende pijpen van
[slachtoffer 4] niet onder de reikwijdte van het tenlastegelegde artikel 244 Sr valt. Met het bestanddeel ‘seksueel binnendringen van het lichaam ’ als genoemd in art. 244 Sr wordt namelijk niet bedoeld het binnendringen van het lichaam van de verdachte door het slachtoffer. Het hof leidt uit de jurisprudentie en uit de wetsgeschiedenis af dat ‘seksueel binnendringen van het lichaam’ betekent dat de dader het slachtoffer penetreert en dat het binnendringen bij de dader zelf niet onder dat bestanddeel valt. Hoewel de seksuele handelingen die de verdachte heeft bekend onmiskenbaar hebben plaatsgevonden, dient de verdachte daarom van het onder 7 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Aan de beoordeling of het pijpen valt onder de reikwijdte van artikel 247 Sr, het artikel dat na de wijziging subsidiair is tenlastegelegd, komt het hof gezien de verjaring van dat feit niet toe.

Bespreking verweren

Feit 1
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat slechts bewezen kan worden dat de verdachte over de vagina van [slachtoffer 1] heeft gestreeld en niet in haar vagina, waardoor geen sprake is van seksueel binnendringen. Voorts dient de verdachte te worden vrijgesproken voor de onder 1 subsidiair tenlastegelegde periode na 1 januari 2004.
Het hof overweegt als volgt.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij toen zij ongeveer 10 jaar oud was drie keer ‘s nachts wakker is geworden en voelde dat iemand haar aan de binnenkant van haar schaamlippen had aangeraakt. Ook voelde ze eens twee vingers die op en neergaande bewegingen bij haar vagina maakten. Ze heeft tot slot verklaard dat ze één keer wakker werd van vingers bij haar vagina. Ze zag vervolgens een lange schaduw die kaal was en qua lichaamslengte en -grootte gelijkenis vertoonde met de verdachte. De aanrakingen zijn volgens haar gestopt toen zij een slot op haar slaapkamerdeur kreeg. Het voorval waarover [slachtoffer 1] heeft verklaard, vindt steun in de verklaring van haar moeder, [naam 1] . Zij heeft bij de politie verklaard dat ze ’s nacht naar het toilet ging en een kreun van [slachtoffer 1] hoorde, waarna de verdachte naakt uit [slachtoffer 1] slaapkamer kwam lopen en een nerveuze indruk maakte. Daarna heeft [naam 1] een slot op [slachtoffer 1] kamerdeur gezet. De verdachte heeft tijdens het derde politieverhoor verklaard dat hij op het bewuste incident in 2003 [slachtoffer 1] over haar vagina heeft gestreeld, niet tussen haar schaamlippen. Op de opmerking van de verhorend verbalisant dat [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze twee vingers tussen haar schaamlippen voelde heeft verdachte verklaard dat hij dat niet meer wist en dat “het kan zijn in haar beleving”. Verder heeft hij verklaard dat hij de blote buik en borsten van [slachtoffer 1] heeft aangeraakt.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden leveren voldoende ondersteuning op voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat de verdachte met zijn vingers ook tussen de schaamlippen van [slachtoffer 1] is geweest. In de onderhavige zaak wordt de verklaring van [slachtoffer 1] op voor de tenlastelegging van belang zijnde onderdelen ondersteund door verklaringen van de verdachte en de getuige [naam 1] . Zo staat vast dat de verdachte een keer naakt in de kamer van [slachtoffer 1] is geweest en haar daar heeft aangeraakt op haar vagina, buik en borsten . Het hof ziet in deze omstandigheid voldoende bevestiging om de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar te achten en voor het bewijs ook uit te gaan van de rest van de verklaring van [slachtoffer 1] . Daarmee is bewezen dat de verdachte ook de binnenkant van de schaamlippen van [slachtoffer 1] heeft aangeraakt, daarmee zijn vingers in de vagina van [slachtoffer 1] heeft gebracht en dus bij haar seksueel is binnengedrongen. Het verweer wordt op dit onderdeel verworpen.
Betreffende de pleegperiode overweegt het hof dat het slachtoffer in 2003 naar Nederland is gekomen en bij de verdachte is gaan wonen. Zij heeft voorts verklaard dat het seksueel misbruik is gestopt op het moment dat er een slot op haar deur werd gezet. Op 6 augustus 2014 heeft getuige [naam 1] verklaard dat het slot ‘ongeveer 10 jaar geleden’ op die deur is geplaatst. Het hof komt tot de conclusie dat het slot ergens in 2004 op de deur is geplaatst en gaat daarom bij de bewezenverklaring uit van de periode 1 januari 2003 tot uiterlijk 31 december 2004.
Feiten 3 en 5
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 3 en onder 5 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat alleen de verklaring van [slachtoffer 2] onvoldoende bewijs is en de verklaringen in het dossier de verklaring van [slachtoffer 2] onvoldoende ondersteunen.
Het hof overweegt als volgt.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij tot haar 10e of 11e levensjaar is misbruikt door de verdachte. Zij heeft verklaard dat hij haar tongzoende, dat zij niet meer met de deur dicht mocht douchen, dat zij bij het afdrogen door de verdachte aangeraakt werd bij haar geslachtsdeel, dat zij door hem met massageolie werd gemasseerd over haar billen en geslachtsdeel en dat hij met zijn hand tussen haar billen en over en langs haar schaamlippen ging en met zijn vingers ook in haar vagina ging. De seksuele handelingen vonden onder meer plaats in het ouderlijk bed als ze daar
’s ochtends lag. Zij heeft verder verklaard dat de verdachte eenmaal met een lamp op haar vagina geschenen heeft om haar vagina te bekijken.
De verdachte ontkent enige seksueel getinte handeling bij [slachtoffer 2] te hebben gepleegd.
Ondanks de ontkenning van de verdachte oordeelt het hof dat de aangifte van [slachtoffer 2] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Zo heeft haar broer [slachtoffer 4] verklaard dat de verdachte wel eens met zijn handen tussen de benen kwam van Marjolein en dat zij dan tegenstribbelde. Getuige
[getuige] , moeder van de [slachtoffer 2] , heeft bevestigd dat de deur van de douche niet meer op slot mocht van de verdachte en dat hij [slachtoffer 2] wel eens afdroogde. Ook zij verklaart dat het wel eens is voorgekomen dat [slachtoffer 2] in het bed van haar ouders op zondagochtend heeft gezegd: ‘ [verdachte] , houd nou eens op!’. De enkele omstandigheid dat getuige [getuige] op 16 januari 2019 bij de raadsheer-commissaris niet alles meer wist, maakt dit niet anders. De verdachte heeft zelf bevestigd dat hij [slachtoffer 2] wel eens met massageolie masseerde. Hij is eenmaal wakker geworden met zijn hand op het kruis van [slachtoffer 2] . Ook bevestigt de verdachte dat hij op zondagochtend wel eens met de kinderen in bed lag en bevestigt hij dat de deur van de douche niet op slot mocht. Tenslotte heeft [slachtoffer 1] verklaard, dat, nadat [slachtoffer 2] bij haar thuis was geweest en had verteld over het misbruik, de verdachte in de auto vertelde ‘dat hij [het] een keer bij [slachtoffer 2] had gedaan.’
Het voorgaande in onderlinge samenhang beschouwd brengt het hof tot de conclusie dat ook de feiten 3 en 5 kunnen worden bewezen.
Feit 6
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 6 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij [slachtoffer 3] 2 tot 10 keer heeft gepijpt, maar de overige tenlastegelegde onderdelen kunnen niet bewezen worden, waardoor geen sprake is van ‘seksueel binnendringen van het lichaam’ zoals vereist voor bewezenverklaring van artikel 244 Sr.
Het hof overweegt als volgt.
[slachtoffer 3] heeft bij zijn aangifte verklaard dat het seksueel misbruik begon op zijn 5e of 6e jaar en doorging tot zijn 10e of 11e jaar. Hij verklaarde dat hij in die tijd ‘wel honderd keer’ is misbruikt. Hij werd betast door de verdachte, nam de verdachte zijn penis in zijn mond, moest de verdachte pijpen, zijn sperma oplikken, aftrekken en tongzoenen.
De verklaringen van Howard vinden voldoende bevestiging in overige bewijsmiddelen in het dossier.
Ten eerste heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 3] heeft gepijpt en over zijn penis en buik heeft gestreeld. De verdachte heeft verklaard dat deze seksuele handelingen een paar keer over een periode van twee jaar hebben plaatsgevonden. Voorts is er de verklaring van de broer van [slachtoffer 3] , [naam 2] , die de verklaring van [slachtoffer 3] in enige mate ondersteunt. Zo heeft [slachtoffer 3] verklaard dat hij vaak door de verdachte werd geroepen naar de slaapkamer, waar het misbruik plaatsvond. In zijn getuigenverhoor verklaart zijn broer [naam 2] dat de verdachte [slachtoffer 3] wakker maakte, uit bed haalde en naar de slaapkamer bracht ‘waar het gebeurde’.
Ook in de verklaringen van de verdachte ziet het hof ondersteuning voor hetgeen [slachtoffer 3] heeft verklaard doordat hij heeft verklaard dat hij de penis van [slachtoffer 3] in zijn mond heeft gedaan en zijn penis heeft gestreeld. Gelet op het voorgaande in onderling samenhang beschouwd acht het hof de verklaring van [slachtoffer 3] betrouwbaar en wordt zijn verklaring in voldoende mate ondersteund door ander bewijs. Naar het oordeel van het hof is er dan ook voldoende bewijs om alle onderdelen van de tenlastelegging bewezen te verklaren.
Nu onder meer bewezen is dat de verdachte zich door [slachtoffer 3] heeft laten pijpen, is sprake van seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 3] door de verdachte. Het hof verwerpt het verweer en oordeelt dat het onder 6 primair tenlastegelegde daarmee bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3 primair, 5 primair en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004 te Almere, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1994, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode eenmaal of meermalen
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en
- de vagina en buik en borst van die [slachtoffer 1] betast en gestreeld.
3.
primair
hij in de periode van 1 januari 1992 tot en met 12 april 1996 te Amsterdam, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1984, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode meermalen
- een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en
- de vagina en/of billen en/of bilspleet van die [slachtoffer 2] betast.
5. primair
hij in de periode van 1 januari 1992 tot en met 12 april 1996 te Amsterdam, door [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode meermalen
- vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en
- de vagina en/of billen en/of bilspleet van die [slachtoffer 2] betast en
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en
- de hals van die [slachtoffer 2] gezoend
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte, zulks terwijl er sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en die [slachtoffer 2] , meermalen
- de badkamer waar die [slachtoffer 2] aan het douchen was, heeft betreden en ging kijken naar die [slachtoffer 2] en
- met een lamp op de vagina van die [slachtoffer 2] heeft geschenen om deze te bekijken en
- die [slachtoffer 2] , terwijl zij sliep, bij hem in bed heeft gelegd en die [slachtoffer 2] (vervolgens) heeft ontkleed, terwijl hij zelf tevens volledig ontkleed was en
- die [slachtoffer 2] op zijn schoot heeft getrokken, terwijl hij een erectie had;
6.
primair
hij in de periode van 1 december 1991 tot en met 10 november 1992 te Amsterdam en te Nunspeet met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 1981, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte in voornoemde periode meermalen
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 3] geduwd/gebracht en
- de penis van die [slachtoffer 3] in zijn mond genomen en
- die [slachtoffer 3] sperma van zijn, verdachtes buik laten oplikken en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 3] en
- die [slachtoffer 3] afgetrokken.
Hetgeen onder 1 primair, 3 primair, 5 primair en 6 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 3 primair, 5 primair en 6 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Het onder 5 primair bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Het onder 6 primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 3 primair, 5 primair en 6 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 3 primair, 5 primair, 6 primair en 7 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van – in ieder geval – drie van zijn stiefkinderen uit drie verschillende gezinnen, namelijk [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Het feit dat zij jong waren, heeft hem er niet van weerhouden zijn machtspositie als stiefvader te gebruiken en hen te misbruiken. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik hiervan lange tijd lichamelijke, emotionele en psychologische gevolgen ondervinden, met name als dergelijk misbruik in de kinderjaren gebeurt. De seksuele ontwikkeling van een kind wordt er ernstig door belemmerd zoals ook blijkt uit de zich in het dossier bevindende schriftelijke slachtofferverklaringen. De wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 3] heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 3] ook nu nog, bijna 28 jaar na het misbruik, geen normale seksuele gevoelens of relatie kan hebben en een gebrek aan zelfvertrouwen heeft. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting heeft ook [slachtoffer 2] nog altijd last van het misbruik. Ze durft haar kinderen niet bij vriendjes te laten spelen, is al langdurig in therapie en is gediagnosticeerd met PTSS. Het hof rekent de verdachte voorts aan dat hij de kwalijke gevolgen die zijn handelen heeft veroorzaakt miskent door ter terechtzitting zonder onderbouwing te stellen dat [slachtoffer 2] al haar verklaringen heeft gelogen om de verdachte dwars te zitten.
De verdachte is bovendien eerder veroordeeld voor ontucht met een minderjarige. Dat betrof zijn destijds minderjarige dochter [slachtoffer 5] . Na die veroordeling is de verdachte in behandeling geweest bij De Waag. In het forensisch psychologisch onderzoek naar de verdachte van 19 april 2017 heeft hij verklaard dat hij kinderen na zijn behandeling bij De Waag niet meer ziet als lustobject en dat zijn behandeling geslaagd is. Toch heeft de behandeling hem er blijkbaar niet van weerhouden om zijn stiefdochter [slachtoffer 1] te misbruiken. Het hof rekent de verdachte zwaar aan dat hij zich aan het misbruik van [slachtoffer 1] schuldig heeft gemaakt, terwijl hij met de eerdere strafvervolging en de therapie inzicht moet hebben gehad in de kwalijkheid van zijn handelen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het misbruik van [slachtoffer 1] gezien moet worden als ‘een terugval’ wegens een depressie, maar naar het oordeel van het hof is gebleken dat de verdachte [slachtoffer 1] meermalen heeft misbruikt en dat het misbruik slechts gestopt is nadat een slot op [slachtoffer 1] slaapkamerdeur werd geplaatst.
Dergelijk langdurig misbruik van jonge en kwetsbare kinderen kan naar het oordeel van het hof niet anders worden bestraft dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 juni 2020, waaruit zijn veroordeling uit 2002 voor misbruik van zijn dochter volgt. Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met de over de verdachte opgemaakte rapportages. Uit het reclasseringsrapport van 19 april 2017 volgt dat de verdachte als kind seksueel is misbruikt door vrienden van zijn moeder. Verder wordt het recidiverisico ingeschat als laag/gemiddeld.
Overeenkomstig de rapportage acht ook het hof de kans op recidive aanwezig. De verdachte heeft verklaard dat hij inziet dat zijn handelwijze verkeerd is, maar ook dat hij altijd om toestemming heeft gevraagd. Deze omstandigheid en de omstandigheid dat hij volhoudt dat [slachtoffer 2] alles heeft gelogen uit wraakgevoelens, geven blijk van een beperkt inzicht in de kwalijkheid van zijn handelen, waardoor het risico op recidive als niet ondenkbaar moet worden beschouwd.
Het hof acht in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden passend.
Het hof houdt rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in het hoger beroep. De verdachte is op 5 augustus 2014 in verzekering gesteld en het vonnis van de rechtbank volgde op 2 februari 2018. De redelijke termijn is daardoor met 18 maanden overschreden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 15 februari 2018 waarna het dossier op 23 april 2018 is binnengekomen bij het hof. Onderhavig arrest is op 8 juli 2020 gewezen. In hoger beroep is de termijn daardoor met ongeveer 2,5 maanden overschreden. Het hof zal de termijnoverschrijdingen compenseren door vermindering van de straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 40 maanden passend en geboden. Dit is, terwijl er rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, een hogere straf dan door de rechtbank opgelegd, omdat het hof meer feiten heeft bewezenverklaard. Van de gevangenisstraf zal 10 maanden voorwaardelijk worden opgelegd, om te verhinderen dat de verdachte zich opnieuw aan soortgelijke feiten schuldig maakt.

Vorderingen van de benadeelde partijen

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 16.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair en 5 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof heeft bij de begroting van de schadevergoeding aansluiting gezocht bij hetgeen in soortgelijke zaken aan slachtoffers wordt toegewezen. Het hof komt tot een schadevergoeding ter hoogte van € 7.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van de aangifte op
30 augustus 2013. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 6 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof heeft bij de begroting van de schadevergoeding aansluiting gezocht bij hetgeen in soortgelijke zaken aan slachtoffers wordt toegewezen. Het hof komt tot een schadevergoeding ter hoogte van € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van de aangifte op 14 november 2013. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 7 primair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 en 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het Openbaar Ministerie ter zake van het onder 3 subsidiair, 5 subsidiair, 6 subsidiair en 7 subsidiair tenlastegelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 7 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3 primair, 5 primair en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 3 primair, 5 primair en 6 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 3 primair en 5 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 2] , ter zake van het onder 3 primair en 5 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 72 (tweeënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 30 augustus 2013.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 6 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij in zoverre zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het onder 6 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 14 november 2013.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. M. Iedema en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 juli 2020.
Mr. Iedema en mr. Piena zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]