ECLI:NL:RBMNE:2023:1123

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
16.272119-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omvangrijke oplichting en pogingen tot oplichting door zich valselijk voor te doen als directeur van ondernemingen op Urk, op rekening goederen te bestellen, die af te vangen en niet te betalen. Witwassen van aldus verkregen goederen.

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan omvangrijke oplichting en pogingen tot oplichting. De verdachte deed zich valselijk voor als directeur van verschillende ondernemingen op Urk en bestelde goederen op rekening, die hij vervolgens niet betaalde. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan witwassen van de verkregen goederen. De rechtbank heeft in totaal drie vonnissen in drie strafzaken uitgesproken, waarbij de zaken niet zijn gevoegd omdat de verdachte niet verscheen en zijn raadsman slechts in één zaak gemachtigd was. De verdachte is veroordeeld voor twee feiten van oplichting, twee feiten van poging tot oplichting en vijf feiten van (eenvoudig) witwassen. De rechtbank heeft de bewijsverweren van de verdachte verworpen en heeft vastgesteld dat het nadeelbedrag in totaal 100.000 euro bedraagt. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 360 dagen opgelegd, verdeeld over de drie strafzaken, en heeft vorderingen van twee benadeelde partijen toegewezen, evenals de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van bijna 53.000 euro in verband met een van de oplichtingsgevallen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.272119-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] te [postcode] [woonplaats] ,
hierna: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de politierechter op 24 november 2022 en van de meervoudige strafkamer van 1 maart 2023. Tijdens deze laatste zitting zijn ook de zaken tegen verdachte met parketnummer 16-261179-21 en 16-084481-22 behandeld. De drie zaken zijn gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.A. Craenen en van hetgeen mr. G.I. Roos, advocaat te Almere, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat:
1. primair

verdachte zich op 11 augustus 2020 in Zevenaar en/of Almere schuldig heeft gemaakt aan witwassen althans aan schuldwitwassen (van) een geldbedrag van 2.103,65 euro;

1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven anderen zich op 11 augustus 2020 in Zevenaar en/of Almere en/of Emmeloord schuldig hebben gemaakt aan witwassen althans aan schuldwitwassen (van) een geldbedrag van 2.103,65 euro, bij welk feit verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door zijn bankrekening ter beschikking te stellen;
2 primair
verdachte zich op 18 juni 2020 in [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] , en/of Almere schuldig heeft gemaakt aan witwassen althans aan schuldwitwassen (van) een geldbedrag van 9.990,22 euro;
2 subsidiair
een of meer onbekend gebleven anderen zich op 18 juni 2020 in [plaats 1] (gemeente [gemeente 1] ) en/of Almere en/of Emmeloord schuldig hebben gemaakt aan witwassen althans aan schuldwitwassen (van) een geldbedrag van 9.990,02 euro, bij welk feit verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door zijn bankrekening ter beschikking te stellen;
3 primair

verdachte zich op 11 augustus 2020 in Tilburg en/of Almere schuldig heeft gemaakt aan witwassen althans aan schuldwitwassen (van) een geldbedrag van 2.600,-- euro;

3 subsidiair:
een of meer onbekend gebleven anderen zich op 11 augustus 2020 in Tilburg en/of Almere en/of Emmeloord schuldig hebben gemaakt aan witwassen althans aan schuldwitwassen (van) een geldbedrag van 2.600,-- euro, bij welk feit verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door zijn bankrekening ter beschikking te stellen;
4 primair

verdachte zich op 11 augustus 2020 in [plaats 2] , gemeente [gemeente 2] en/of Almere schuldig heeft gemaakt aan witwassen althans aan schuldwitwassen (van) een geldbedrag van 3.803,54 euro;

4 subsidiair:
een of meer onbekend gebleven anderen zich op 11 augustus 2020 in [plaats 2] (gemeente [gemeente 2] ) en/of Almere en/of Emmeloord schuldig hebben gemaakt aan witwassen althans aan schuldwitwassen (van) een geldbedrag van 3.803,54 euro, bij welk feit verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door zijn bankrekening ter beschikking te stellen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van feit 1 , feit 2, feit 3 primair en feit 4 primair. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Bij feit 1 is volgens de raadsman geen sprake van een voltooid delict, omdat geen schade is geleden en verdachte niet over het geldbedrag heeft beschikt. Er zijn geen handelingen verricht om de herkomst van het geldbedrag te verhullen en de bankrekening van verdachte waarop het bedrag van € 2.103,65 is bijgeschreven, is direct door de bank geblokkeerd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman eveneens gesteld dat geen handelingen zijn verricht die hebben beoogd (de herkomst van) het geldbedrag te verbergen of verhullen. Ten aanzien van feit 3 en 4 primair heeft de raadsman bepleit dat de bijdrage van verdachte aan de witwashandelingen de rol van medeplichtige niet overstijgt. Uit het dossier volgt niet dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen bij het witwassen van de verschillende geldbedragen.
Ten aanzien van het onder feit 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de raadsman partiële vrijspraak vraagt van feit 4 subsidiair, omdat uit het dossier volgt dat van het bedrag van € 3.803,54 slechts een bedrag van € 2.103,54 naar de bankrekening van verdachte is overgemaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1
Mevrouw [naam 1] heeft op 11 augustus 2020 aangifte gedaan van oplichting via Whatsapp. Zij ontving die dag berichten via Whatsapp van iemand die zich voordeed als haar zoon. Haar zoon zou rekeningen moeten betalen en wel voor 19.00 uur die dag, omdat hij anders een boete zou krijgen. Het ging om twee rekeningen van in totaal € 4.105,29. Zij heeft deze rekeningen betaald. ING Bank heeft het gestorte bedrag geblokkeerd. De bedragen zijn gestort op rekeningen van Hr. [naam 2] en van [verdachte] [2] .
Uit historische gegevens van rekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van verdachte, blijkt dat op 11 augustus 2020 een bedrag van € 2.103,65 is bijgeschreven afkomstig van een bankrekening op naam van [naam 1] [3] .
Feit 2
De heer [naam 3] heeft op 21 juni 2020 aangifte gedaan van oplichting op 18 juni 2020. Hij werd die dag gebeld door iemand die zich voorstelde als [naam 4] . Er zouden verdachte zaken op zijn bankrekening hebben plaatsgevonden en hij moest voor de veiligheid zijn geld overmaken naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] . Hij heeft via de app een bedrag van € 9.990,22 overgemaakt. De bank belde op en zei dat er fraude had plaatsgevonden op zijn bankrekening, waarna de heer [naam 3] begreep dat hij was opgelicht. Het geld is hij kwijt [4] .
Feit 3 en 4
Mevrouw [naam 5] heeft aangifte gedaan omdat zij op 11 augustus 2020 via Whatsapp werd benaderd door iemand die zich voordeed als haar zoon en die haar vroeg om geld voor een nieuwe telefoon. Zij heeft daarop € 2.205,00 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] ten name van [naam 6] en € 2.600,00 overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 4] ten name van [verdachte] [5] .
De heer [naam 7] heeft aangifte gedaan omdat zijn moeder op 11 augustus 2020 via Whatsapp het verzoek kreeg van iemand die zich voordeed als zijn zusje, met het verzoek om geld over te maken, omdat zij was overgestapt van Vodafone naar KPN. Daarbij was iets misgegaan waardoor zij een boete zou krijgen. De moeder van de heer [naam 7] moest hiervoor veel geld betalen en heeft dit via het bedrijf gedaan omdat zij zelf niet genoeg geld had. Via IDEAL is een bedrag van € 2.103,54 overgemaakt vanaf de bankrekening op naam van Fa [naam 7] [.] naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 4] ten name van [verdachte] [6] .
Feit 1 tot en met 4
Verdachte is op 10 oktober 2021 door de politie gehoord en heeft verklaard dat hij bij zijn ouders woont in [plaats 3] . Het jaar daarvoor was een zwart jaar voor hem en hij had geld nodig. Via Snapchat kwam hij iemand tegen die bankpassen nodig had. Van de opbrengst zou verdachte 35% krijgen. Hij heeft met deze personen afgesproken in Emmeloord en meerdere pasjes aan hen gegeven, één van ABN Amro en de andere waren van ING. Via internetbankieren kon verdachte zien wat er op zijn bankrekeningen gebeurde. Hij heeft er uiteindelijk € 4.500 aan overgehouden. Omdat zijn geweten begon op te spelen heeft hij de bankrekeningen van ING geblokkeerd [7] . Het klopt dat de bankrekeningen [rekeningnummer 2] , [rekeningnummer 4] en [rekeningnummer 1] op zijn naam staan en van die rekeningen heeft hij pasjes overhandigd aan de jongens. Verdachte wist dat deze jongens achter de geldbedragen zaten die op zijn bankrekeningen werden gestort door voor hem onbekende personen. Verdachte heeft op 11 augustus 2020, nadat twee bijna dezelfde bedragen op zijn rekening werden bijgeschreven, zijn rekeningnummers laten blokkeren. Daarna is het geld teruggestort naar de rechthebbende. Hij heeft eerst het ene rekeningnummer laten blokkeren en heeft daarna het geld overgeschreven naar de andere rekening zodat de jongens het niet konden pinnen [8] .
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 tot en met 4 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna beschreven in rubriek 5.
Feit 1 voltooid delict
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het bedrag van € 2.103,65 dat op rekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van verdachte is bijgeschreven, afkomstig is van oplichting en dat verdachte ten minste gedurende enige tijd over dit geldbedrag heeft kunnen beschikken. Hij heeft immers zelf verklaard dat hij zijn bankrekeningnummer heeft laten blokkeren en dat het geldbedrag pas daarna is terugbetaald aan de rechthebbende. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voltooid delict; verdachte heeft het geldbedrag verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit onmiddellijk van een misdrijf afkomstig was.
Feit 2
Anders dan de raadsman heeft bepleit, is voor een veroordeling voor artikel 410bis lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) niet vereist dat enige handeling ter verberging of verhulling van het geldbedrag heeft plaatsgevonden (anders dan in artikel 410bis lid 1 onder a Sr). Vaststaat dat verdachte een geldbedrag van € 9.990,22 heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag onmiddellijk van een misdrijf afkomstig was.
Ten aanzien van alle feiten
Dat verdachte slechts medeplichtig zou zijn geweest bij witwassen, omdat hij enkel zijn bankpas ter beschikking heeft gesteld en niet bij witwashandelingen zou zijn betrokken, wordt door de bewijsmiddelen weerlegd. Hieruit volgt immers dat verdachte zelf contact heeft gezocht met personen die op zoek waren naar bankpassen, dat hij aan hen meerdere bankpassen van hem heeft overhandigd en daarbij vervolgens een afspraak heeft gemaakt over de verdeling van de opbrengst. Verdachte hield via internetbankieren zijn bankrekeningen in de gaten en kon over de verschillende bedragen beschikken. Van de bedragen die op zijn bankrekeningen zijn bijgeschreven heeft verdachte zich zijn deel van de opbrengst toegeëigend, waarbij hij er tevens voor heeft gezorgd dat die andere personen niet meer bij het geld konden, door bedragen over te maken naar weer een andere bankrekening. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als dader schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de zin van artikel 410bis lid 1 onder b Sr.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair
op 11 augustus 2020 te [plaats 3] , althans in Nederland een geldbedrag van 2.103,65 euro heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2 primair
op 18 juni 2020 te [plaats 3] , althans in Nederland(van)een geldbedrag van 9.990,22 euro heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3 primair
op 11 augustus 2020 te [plaats 3] , althans in Nederland, een geldbedrag van 2.600,00 euro heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4 primair
op 11 augustus 2020 te [plaats 3] , althans in Nederland een of meer geldbedragen van 2.103,54 euro heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair, telkens:
eenvoudig witwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting verklaard dat hij van plan was om te vorderen om verdachte ter zake van de door de officier van justitie bewezen geachte feiten in de zaken met parketnummer 16-261179-21, 16-084481-22 en onderhavige zaak tezamen, te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van in totaal 12 maanden. Omdat de zaken niet zijn gevoegd heeft de officier van justitie de door hem gevorderde gevangenisstraf van 12 maanden pondsgewijs uitgesplitst. Voor onderhavige zaak vordert de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 65 dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een bewezenverklaring slechts een taakstraf op te leggen. Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld en uit het rapport van de reclassering dat is opgemaakt ten behoeve van de zaak met parketnummer 16-084481-22 volgt dat verdachte gedurende lange tijd niet met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar dat hij na zijn echtscheiding en een faillissement van zijn bedrijf verslaafd is geraakt aan cocaïne en onderhavige feiten heeft gepleegd. In het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis in die andere zaak, staat verdachte onder toezicht van de reclassering en werkt hij aan zijn financiële situatie, huisvesting en verslavingsproblematiek. Eventueel kan een voorwaardelijke straf worden opgelegd, waaraan bijzondere voorwaarden worden verbonden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan eenvoudig witwassen door zijn bankpassen ter beschikking te stellen aan personen die door oplichting ten minste vier personen geld afhandig hebben gemaakt. Verdachte heeft op drie bankrekeningen in totaal vier bedragen ontvangen waarvan hij wist dat deze bedragen van misdrijf afkomstig waren. Verdachte heeft deze bedragen voorhanden gehad en ervoor gezorgd dat onbekend gebleven andere personen deze geldbedragen van zijn bankrekeningen konden opnemen. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat zijn geweten opspeelde en dat hij om die reden zijn bankrekeningen heeft geblokkeerd, maar niet dan nadat hij zich zijn overeengekomen deel van de opbrengst had toegeëigend. Verdachte heeft er met zijn handelen voor gezorgd dat crimineel vermogen buiten het zicht van opsporingsdiensten blijft en het verhaal voor de slachtoffers gefrustreerd, uitsluitend om daar zelf financieel van te profiteren.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 19 januari 2023 waaruit blijkt dat verdachte eerder, maar niet recent, is veroordeeld voor strafbare feiten.
De op te leggen straf
Anders dan de raadsman heeft bepleit, oordeelt de rechtbank dat gelet op de aard en de ernst van de feiten en de persoon van verdachte, niet met een andere straf kan worden volstaan dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij betrekt de rechtbank dat deze zaak weliswaar niet is gevoegd met de zaken met parketnummer 16-261179-21 en 16-084481-22, maar dat de reden hiervoor is gelegen in het feit dat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen en de raadsman uitsluitend gemachtigd was om de verdediging te voeren in onderhavige zaak. Om die reden heeft de officier van justitie gevorderd de zaken niet te voegen. De zaken zijn wel gelijktijdig behandeld en verdachte wordt op dezelfde datum voor alle ten laste gelegde feiten veroordeeld. De rechtbank betrekt daarom bij het bepalen van de hoogte van de straf de oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) en sluit aan bij het oriëntatiepunt voor fraude met een benadelingsbedrag tussen de € 70.000,- en € 125.000,-, dat een gevangenisstraf van vijf tot negen maanden vermeldt. Verdachte heeft zijn slachtoffers in de drie zaken tezamen in totaal voor een bedrag van circa € 100.000 benadeeld. Indien ook rekening wordt gehouden met de pogingen tot oplichting is dit bedrag nog hoger. Het feit dat verdachte een deel van de feiten in vereniging met anderen heeft gepleegd, weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee, evenals de langere periode waarin de feiten zijn gepleegd, het voordeel voor verdachte en de mate waarin verdachte met zijn handelen voor verstoring van de markt heeft gezorgd. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat verdachte direct een bekennende verklaring heeft afgelegd en in zoverre verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedragingen.
Indien de zaken zouden zijn gevoegd, komt de eis van de officier van justitie van twaalf maanden gevangenisstraf passend en geboden voor. Voor onderhavige zaak zal de rechtbank verdachte daarom conform de eis van de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 65 dagen opleggen. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
De vordering
[naam 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.805,-- aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft tevens gevorderd voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Weliswaar is het gevorderde bedrag hoger dan het bewezenverklaarde bedrag dat verdachte heeft verworven en voorhanden heeft gehad, maar gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad staat dat niet aan volledige toewijzing in de weg (ECLI:NL:HR:2017:885). Volgens de officier van justitie is sprake van een rechtstreeks verband tussen de schade van de benadeelde partij en het bewezenverklaarde, waarbij de officier van justitie betrekt dat verdachte zich van de totale opbrengst een bedrag van € 4.500 heeft toegeëigend, zodat het bedrag volledig kan worden toegewezen. Daarbij heeft de officier van justitie opgemerkt dat indien de rechtbank de vordering volledig toewijst, het Openbaar Ministerie afziet van het instellen van de ter zitting aangekondigde ontnemingsvordering.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, wegens het ontbreken van een rechtstreeks verband tussen de schade en het bewezenverklaarde. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de vordering te matigen tot € 2.600,00.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat hoewel de benadeelde partij in beginsel schade heeft geleden door oplichting, tussen het bewezenverklaarde witwassen door verdachte en deze schade desondanks zodanig rechtstreeks verband bestaat dat verdachte voor deze schade aansprakelijk is. Het bedrag is immers door oplichting direct naar de bankrekening van verdachte overgemaakt, die daar vervolgens over kon beschikken. De rechtbank stelt vast dat de schade die de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde heeft geleden € 2.600,00 bedraagt en zal verdachte veroordelen om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, aan de benadeelde partij te betalen. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen, nu geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen de schade en het handelen van verdachte. Vast staat immers dat het andere bedrag (€ 2.205,-) niet op verdachtes bankrekening is bijgeschreven maar op de bankrekening van een ander en er is niet gesteld of onderbouwd dat verdachte desondanks over dit bedrag kon beschikken.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [naam 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van in totaal € 2.600,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 augustus 2020. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 36 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [naam 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [naam 5] .
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die [naam 5] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 65 dagen;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [naam 5] toe tot een bedrag van € 2.600,00;
- wijst het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [naam 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 5] aan de Staat € 2.600,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 36 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Q.A.A. Sanders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 maart 2023.
mr. Q.A.A. Sanders is buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 augustus 2020 te Zevenaar en/of Almere, althans in Nederland (van) een geldbedrag van 2.103,65 euro, althans een of meer voorwerpen- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of- gebruik heeft gemaaktterwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 11 augustus 2020, te Zevenaar en/of Almere en/of Emmeloord, althans in Nederland (van) een geldbedrag van 2.103,65 euro, althans een of meer voorwerpen- heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen, heeft/hebben omgezet, en/of- gebruik heeft/hebben gemaaktterwijl die mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 augustus 2020 te Zevenaar en/of Almere en/of Emmeloord, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn bankrekening ter beschikking te stellen;
2
hij op of omstreeks 18 juni 2020 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] , en/of Almere, althans in Nederland (van) een geldbedrag van 9.990,22 euro, althans een of meer voorwerpen- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of- gebruik heeft gemaaktterwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 18 juni 2020, te [plaats 1] (gemeente [gemeente 1] ) en/of Almere en/of Emmeloord, althans in Nederland (van) een geldbedrag van 9.990,22 euro, althans een of meer voorwerpen- heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen, heeft/hebben omgezet, en/of- gebruik heeft/hebben gemaaktterwijl die mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18 juni 2020, te [plaats 1] (gemeente [gemeente 1] ) en/of Almere en/of Emmeloord, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn bankrekening ter beschikking te stellen;
3
hij op of omstreeks 11 augustus 2020 te Tilburg en/of Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag van 2.600,00 euro, althans een of meer voorwerpen- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of- gebruik heeft gemaaktterwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 11 augustus 2020, te Tilburg en/of Almere en/of Emmeloord, althans in Nederland (van) een geldbedrag van 2.600,00 euro, althans een of meer voorwerpen- heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen, heeft/hebben omgezet, en/of- gebruik heeft/hebben gemaaktterwijl die mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 augustus 2020 te Tilburg en/of Almere en/of Emmeloord, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn bankrekening ter beschikking te stellen;
4
hij op of omstreeks 11 augustus 2020 te [plaats 2] , gemeente [gemeente 2] en/of Almere, althans in Nederland (van) een of meer geldbedragen van (in totaal) 3.803,54 euro, althans een of meer voorwerpen- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of- gebruik heeft gemaaktterwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 11 augustus 2020, te [plaats 2] (gemeente [gemeente 2] ) en/of Almere en/of Emmeloord, althans in Nederland (van) een of meer geldbedragen van (in totaal) 3.803,54 euro, althans een of meer voorwerpen- heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen, heeft/hebben omgezet, en/of- gebruik heeft/hebben gemaaktterwijl die mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 augustus 2020 te [plaats 2] (gemeente [gemeente 2] ) en/of Almere en/of Emmeloord, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn bankrekening ter beschikking te stellen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 augustus 2020, genummerd PL0900-2021187395, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 27, 100 tot en met 107, 200 tot en met 243. 300 tot en met 320 en 400 tot en met 407. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pag. 400 en 401.
3.Pag. 219.
4.Pag. 100 en 101.
5.Pag. 300.
6.Pag. 200 tot en met 204.
7.Pag. 18.
8.Pag. 19.