ECLI:NL:RBMNE:2023:109

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
9646790 en 9883828
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beroep op meerwaardebeding bij doorverkoop sociale koopwoning door Gemeente Almere

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Gemeente Almere en [gedaagde 1]. De Gemeente vorderde een nabetaling van € 21.991,30 van [gedaagde 1] op basis van een meerwaardebeding dat was opgenomen in de akte van levering van een sociale koopwoning. De Gemeente stelde dat de woning als sociale koopwoning kwalificeerde, omdat deze was verkocht met een meerwaardeclausule die een nabetaling bij doorverkoop binnen 15 jaar vereiste. [gedaagde 1] betwistte echter dat de woning als sociale koopwoning kon worden gekwalificeerd, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden die in de Huisvestingsverordening Almere waren opgenomen, waaronder de eis van een huisvestingsvergunning en de terbeschikkingstelling aan een specifieke doelgroep.

De kantonrechter oordeelde dat de Gemeente niet had aangetoond dat de woning aan een specifieke doelgroep ter beschikking was gesteld en dat er geen huisvestingsvergunning was verleend. Hierdoor kon de woning niet als sociale koopwoning worden gekwalificeerd, en werd het beroep op de meerwaardeclausule afgewezen. De Gemeente werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 1]. In de vrijwaringszaak, waarin [gedaagde 1] [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aansprakelijk stelde, werd eveneens de vordering afgewezen, en werd [gedaagde 1] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 2] en [gedaagde 3].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 9646790 MC EXPL 22-508 A/45353 (hoofdzaak)
en
zaaknummer: 9883828 MC EXPL 22-3028 A/45353 (vrijwaringszaak)
Vonnissen van 18 januari 2023
In de hoofdzaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ALMERE,
zetelend te Almere,
verder ook te noemen de Gemeente,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.W.M. Hagelaars en mr. I.S. Termaat,
tegen
[gedaagde 1],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde 1] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R.G.N. le Roy,
en in de vrijwaringszaak van
[gedaagde 1],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R.G.N. le Roy,
tegen
1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] .
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen [gedaagde 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. D.J.A. van den Berg,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3]
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde 3] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
- het vonnis in incident van 20 april 2022, waarbij het [gedaagde 1] is toegestaan [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in vrijwaring op te roepen;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met een productie;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de akte van [gedaagde 1] met stukken behorende bij productie 31;
- de akte uitlating producties van de Gemeente.
1.2.
Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak blijkt uit:
- de dagvaarding in vrijwaring, met producties, van 10 mei 2022;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 2] met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 3] met producties;
- de conclusies van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde 2] ;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde 3] met een productie.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Gemeente heeft aan [gedaagde 2] een perceel grond te Almere verkocht ten behoeve van de bouw van een appartementencomplex met 12 woningen. Op 21 december 2012 heeft de Gemeente dit perceel aan [gedaagde 2] geleverd. In de akte van levering is het volgende opgenomen:

De onroerende zaak is bestemd voor de bouw van een [Complex] , bestaande uit maximum twaalf (12) sociale koopwoningen.
(…)
Artikel 12 Verplichting sociale woningbouw
1. Koper is verplicht aan de voorwaarden en eisen te voldoen die de gemeente stelt aan sociale woningbouw en zijn opgenomen in bijlage D van deze koopovereenkomst.
2. Bij doorverkoop van de onroerende zaak en/of de daarop te bouwen casu quo gebouwde sociale koopwoning binnen vijftien jaar na oplevering, is koper een nabetaling verschuldigd aan de gemeente.
3. De hoogte van de nabetaling zal worden vastgesteld door het verschil te nemen tussen de destijds in de koopovereenkomst vermelde grondprijs inclusief de indexering zoals in de koopovereenkomst vermeld en de alsdan door de gemeenteraad vastgestelde grondprijs behorende bij de verkoopprijs van de woning, zoals opgenomen in de akte van levering. De door koper aangebrachte waardevermeerdering van de woning als gevolg van uitbouwen, dakkapellen, et cetera, zal — mits voldoende aangetoond en redelijk — in mindering worden gebracht op de verkoopprijs van de woning. Een eventuele waardevermindering zal niet leiden tot uitbetaling van gemeentezijde.
4. Koper is verplicht om de gemeente tijdig op de hoogte te stellen van de voorgenomen verkoop zodat de gemeente voldoende in de gelegenheid wordt gesteld om de hoogte van de nabetaling vast te stellen.
(…)
6. Het in lid 3 bedoelde bedrag moet worden voldaan binnen veertien dagen na een daartoe strekkende mededeling door de gemeente, doch in ieder geval uiterlijk op het tijdstip dat de onroerende zaak en/of de daarop te bouwen c.q. gebouwde sociale koopwoning aan derden in eigendom zal worden overgedragen. De notaris, belast met de verkoop en eigendomsoverdracht van de onroerende zaak en/of de daarop te bouwen casu quo gebouwde woning binnen de in lid 2 bedoelde termijn, dient de in de lid 3 bedoelde boete bij de verkopende partij in rekening te brengen en aan de gemeente af te dragen. Voor zover nodig machtigt (koper als) de verkopende partij de betreffende notaris onherroepelijk om te handelen als hiervoor omschreven.
7. Het bepaalde in artikel 2.14 AV 2012 is van toepassing op het bepaalde in lid 1, 2, 3 en 4 van dit artikel, zodat dit als kettingbeding dient te worden opgenomen in ieder opvolgende overeenkomst.
Voor zover in bovengenoemde bepalingen verplichtingen voorkomen welke verkoper verplicht is aan koper op te leggen, doet hij dat bij deze en wordt een en ander bij deze door koper aanvaardt.
2.2.
De hiervoor in artikel 12 eerste lid van de akte van levering genoemde Bijlage D betreft een door de Gemeente opgesteld document waarin – onder verwijzing naar de bijgevoegde Huisvestingsverordening – is opgenomen dat er aangepaste regels gaan gelden voor sociale koopwoningen. Zo dient een huisvestingsvergunning te worden aangevraagd, wordt er een maximum inkomen van € 46.000,00 gesteld aan huishoudens die een sociale koopwoning willen betrekken en dient er sprake te zijn van economische of maatschappelijke gebondenheid aan de regio Almere.
2.3.
[gedaagde 2] heeft (de appartementsrechten met betrekking tot) het op voornoemd perceel te realiseren appartement aan de [adres] te [vestigingsplaats 2] aan [gedaagde 1] verkocht (hierna: de woning). Op 6 maart 2013 heeft [gedaagde 2] de woning aan [gedaagde 1] geleverd. De akte van levering is gepasseerd door mr. [Notaris] te Almere. In deze akte is voornoemd artikel 12 uit de akte van levering tussen de Gemeente en [gedaagde 2] (hierna: de meerwaardeclausule) ongewijzigd overgenomen, zij het dat bijlage D in deze akte ontbreekt.
2.4.
In de zomer van 2021 heeft [gedaagde 1] de woning te koop gezet. [gedaagde 3] heeft de Gemeente geïnformeerd over het feit dat de levering van de woning bij haar kantoor gepland staat.
2.5.
Bij brief van 26 augustus 2021 heeft de Gemeente [gedaagde 1] bericht dat hij een bedrag van € 21.991,30 verschuldigd aan de Gemeente verschuldigd is als nabetaling vanwege de verkoop van woning.
2.6.
Op 30 augustus 2021 heeft de levering van de woning plaatsgevonden ten overstaan van een notaris verbonden aan [gedaagde 3] . Een deel van de koopprijs ter grootte van € 21.991,30 is door [gedaagde 3] in depot gehouden.
2.7.
Bij brief van 27 oktober 2021 heeft de Gemeente [gedaagde 1] gesommeerd om tot betaling van het bedrag ad € 21.991,30 over te gaan. [gedaagde 1] heeft hier geen gehoor aan gegeven.

3.Het geschil

In de hoofdzaak
3.1.
De Gemeente vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde 1] om aan de Gemeente te voldoen € 21.991,30 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2021, en € 994,91 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding, een en ander met veroordeling van [gedaagde 1] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente, de nakosten en de eventuele verdere executiekosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt de Gemeente – samengevat – het volgende. De Gemeente stimuleert de bouw van goedkope(re) woningen en heeft in dit kader een perceel grond in Almere aan [gedaagde 2] verkocht ten behoeve van de realisatie van een aantal sociale koopwoningen. In de leveringsakte van dit perceel is een meerwaardeclausule opgenomen, waarin is bepaald dat bij doorverkoop van de (te realiseren) woningen binnen 15 jaar na oplevering een nabetaling aan de Gemeente zal plaatsvinden. De meerwaardeclausule betreft een derdenbeding in de zin van artikel 6:253 e.v. BW en bevat een kettingbeding. [gedaagde 2] heeft één van de op het perceel gerealiseerde woningen aan [gedaagde 1] geleverd, waarbij de meerwaardeclausule in de akte van levering is overgenomen. [gedaagde 1] heeft deze woning binnen de termijn van 15 jaar met winst doorverkocht en is op grond van de meerwaardeclausule een nabetaling van € 21.991,30 aan de Gemeente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal afwijzen, met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten inclusief nakosten.
3.4.
[gedaagde 1] betwist ten eerste dat de woning een sociale koopwoning betreft. Hem is niet kenbaar gemaakt dat sprake is van een sociale koopwoning waaraan aan nabetalingsverplichting is gekoppeld bij doorverkoop binnen 15 jaar. Dit blijkt ook niet uit de verkoopdocumentatie, de koopovereenkomst en/of de leveringsakte. Voorts betwist hij dat de Gemeente en [gedaagde 2] rechtsgeldig een derdenbeding zijn overeengekomen. Mocht dit wel het geval zijn, dan stelt [gedaagde 1] primair dat hij geen nabetalingsverplichting jegens de Gemeente heeft, omdat a) van een meerwaardeclausule geen sprake is, b) de nabetalingsverplichting nietig/vernietigbaar is omdat deze bepaling niet aan hem ter hand is gesteld, c) de nabetalingsverplichting nietig/vernietigbaar is omdat deze bepaling onredelijk bezwarend is en d) de nabetalingsverplichting nietig/vernietigbaar is omdat deze in strijd is met artikel 3:40 BW. Voor zover geoordeeld wordt dat er wel sprake is van een nabetalingsverplichting, stelt [gedaagde 1] subsidiair dat een beroep daarop door de Gemeente naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Meer subsidiair voert [gedaagde 1] aan dat de Gemeente zich niet op hem, maar op [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] moet verhalen.
In de vrijwaringszaak
3.5.
[gedaagde 1] vordert in de vrijwaringszaak dat [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, worden veroordeeld tot betaling aan [gedaagde 1] van al hetgeen waartoe hij als gedaagde in de hoofdzaak ten behoeve van de Gemeente mocht worden veroordeeld, met inbegrip van rente en (proces)kosten, alsook de in verband daarmee gemaakte kosten waaronder die van depotstelling en vergoeding van negatieve rente over de depotgelden door [gedaagde 1] , een en ander met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] in de proceskosten inclusief nakosten.
3.6.
Ter onderbouwing van de vordering jegens [gedaagde 2] stelt [gedaagde 1] – samengevat – het volgende. Indien geoordeeld wordt dat [gedaagde 1] een nabetaling aan de Gemeente verschuldigd is, dan geldt dat [gedaagde 2] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de met [gedaagde 1] gesloten koopovereenkomst, althans de daaruit voortvloeiende zorgverplichting. [gedaagde 2] heeft [gedaagde 1] niet op de hoogte gebracht van het feit dat het ging om een sociale koopwoning noch van de daaraan verbonden nabetalingsverplichting. Dit levert bovendien een onrechtmatig handelen jegens [gedaagde 1] op.
3.7.
Ter onderbouwing van de vordering jegens [gedaagde 3] stelt [gedaagde 1] – samengevat – het volgende. Indien geoordeeld wordt dat [gedaagde 1] een nabetaling aan de Gemeente verschuldigd is, dan geldt dat de behandelend notaris niet heeft gehandeld als een redelijk handelend en bekwaam notaris. De notaris had [gedaagde 1] expliciet moeten wijzen op het feit dat het om sociale woningbouw ging en dat daaraan een nabetalingsverplichting verbonden was, dan wel had hij de akte van levering zodanig in moeten richten dat dit voor hem duidelijk was. Notaris mr. [Notaris] heeft de relevante aktes van levering en splitsing opgesteld en gepasseerd. [gedaagde 3] is de opvolger van deze notaris.
3.8.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen met als conclusie dat de kantonrechter deze bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal afwijzen, met veroordeling van [gedaagde 1] in de proceskosten inclusief nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente. Op de stellingen van de [gedaagde 2] en [gedaagde 3] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In de hoofdzaak
4.1.
De kantonrechter zal eerst ingaan op het verweer van [gedaagde 1] dat de woning niet als een sociale koopwoning kwalificeert, zodat de meerwaardeclausule toepassing mist. Daarvoor is nodig dat allereerst wordt nagegaan wat onder een sociale koopwoning moet worden verstaan.
4.2.
Artikel 1.1.1 lid 1, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening, zoals dat op 6 maart 2013 gold (ten tijde van het passeren van de akte van levering tussen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ), omschrijft een sociale koopwoning als volgt:
‘koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor een in de verordening vastgesteld tijdvak van ten minste een jaar en ten hoogste tien jaar na ingebruikname is verzekerd’.
4.3.
Om een woning als sociale koopwoning te kwalificeren zijn dus twee elementen van belang: de prijs van de woning en de terbeschikkingstelling aan een in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 18 mei 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4711, r.o. 4.1.).
4.4.
Ten aanzien van de maximale koopprijs geldt dat in artikel 26 lid 2 onder g Besluit beheer sociale huursector op 6 maart 2013 geen grensbedrag voor sociale koopwoningen werd genoemd. In artikel 1, aanhef en onder n van de Huisvestingsverordening Almere 2012, zoals deze op 6 maart 2013 gold (hierna: de Huisvestingsverordening), wordt ter zake de koopprijsgrens verwezen naar artikel 15 lid 1 sub a van de Wet bevordering eigenwoningbezit. Hierin werd op 6 maart 2013 een koopprijs van € 172.750,00 genoemd.
4.5.
Naast de maximale koopprijs moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening bij een sociale koopwoning sprake zijn van een ‘in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep’. In artikel 3 jo. artikel 2 lid 1 sub b van de Huisvestingsverordening, zoals deze op 6 maart 2013 gold, is bepaald dat het verboden is om nieuwe, zelfstandige woonruimte in de koopsector in de gemeente Almere met een koopprijs beneden de koopprijsgrens in gebruik te nemen zonder een huisvestingsvergunning. Voor het in gebruik nemen van een nieuwbouwkoopwoning onder de koopprijsgrens was dus een door het college van burgemeester en wethouders afgegeven huisvestingsvergunning vereist. In artikel 9 lid 2 van de Huisvestingsverordening is bepaald dat een huisvestingsvergunning voor het in gebruik nemen van een nieuwbouwkoopwoning onder de koopprijsgrens wordt verleend, indien aan de toelatingseisen van artikel 4 en de passendheidseisen van artikel 11 is voldaan. In artikel 4 wordt onder meer de eis gesteld dat ten minste één van de leden van het huishouden economisch of maatschappelijk gebonden is aan de regio Almere. Voorts is in artikel 11 bepaald dat voor nieuwbouwkoopwoningen onder de koopprijsgrens uitsluitend huishoudens in aanmerking komen met een inkomen tot € 46.000,00. De kantonrechter verwijst verder naar de bij de Huisvestingsverordening behorende toelichting op artikelen 3, 4, 9 en 11.
4.6.
Samenvattend zijn, om als sociale koopwoning te kwalificeren, de prijs van de woning en de terbeschikkingstelling aan een in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep van belang. Aan de doelgroep heeft de Gemeente de eis gesteld dat een huisvestingsvergunning moet zijn verleend. De verlening daarvan is onder meer afhankelijk van het inkomen van de aanvrager en de economische of maatschappelijke gebondenheid met de regio Almere. Dat ook de Gemeente bij de toepassing van de meerwaardeclausule deze vereisten voor de kwalificatie als een sociale koopwoning voor ogen had, volgt uit de inhoud van bijlage D, waar het eerste lid van de meerwaardeclausule naar verwijst.
4.7.
De Gemeente beroept zich op (de rechtsgevolgen van) de meerwaardeclausule. Nog daargelaten of de meerwaardeclausule wel tussen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] is overeengekomen, moet de Gemeente voor de toepasselijkheid van dit beding stellen – en bij betwisting bewijzen – dat er sprake is van een sociale koopwoning. De kantonrechter stelt in dit kader hoge eisen aan de stelplicht van de Gemeente. Daarbij betrekt de kantonrechter dat de meerwaardeclausule zeer bezwarend is voor [gedaagde 1] en dat de relevante feiten en omstandigheden voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een sociale koopwoning zich bevinden in de sfeer van de Gemeente.
4.8.
[gedaagde 1] heeft gemotiveerd betwist dat er sprake is van een sociale koopwoning. Dit is hem nooit kenbaar gemaakt en blijkt niet uit de verkoopdocumentatie, de koopovereenkomst en/of de akte van levering. Ook heeft in zijn geval geen toetsing aan de vereisten uit de Huisvestingsverordening plaatsgevonden.
4.9.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting van [gedaagde 1] had het op de weg van de Gemeente gelegen om feiten en omstandigheden aan te voeren om haar stelling dat sprake is van een sociale koopwoning nader te onderbouwen. Anders dan de Gemeente lijkt te betogen, is het enkele feit dat in de akte van levering tussen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] een algemeen geformuleerde meerwaardeclausule is opgenomen, niet voldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat de geleverde woning een sociale koopwoning is en daarom een nabetaling verschuldigd is. Ook het feit dat de prijs van de woning de koopprijsgrens van € 172.750,00 niet heeft overschreden, is hiervoor onvoldoende. Voldaan moet immers ook worden aan het vereiste dat de woning aan de hiervoor omschreven specifieke doelgroep ter beschikking is gesteld.
4.10.
Aan dit laatste vereiste is niet voldaan. De kantonrechter stelt vast dat geen huisvestingsvergunning is overgelegd en dat de Gemeente ook niet heeft gesteld dat aan [gedaagde 1] een huisvestingsvergunning is verleend. Door de Gemeente zijn geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat zij heeft getoetst of [gedaagde 1] voldoet aan de eisen die worden gesteld in de Huisvestingsverordening of dat zij anderszins heeft bewerkstelligd dat de woning aan een specifieke doelgroep ter beschikking is gesteld. Dat het aan [gedaagde 1] was om een huisvestigingsvergunning aan te vragen, maakt het voorgaande niet anders. De Gemeente had immers moeten waarborgen dat de woning slechts aan een specifieke doelgroep ter beschikking werd gesteld, bijvoorbeeld door met [gedaagde 2] de afspraak te maken dat de woning slechts verkocht mocht worden (al dan niet onder opschortende of ontbindende voorwaarden) aan iemand die beschikt (of zal beschikken) over een huisvestingsvergunning, zodat toetsing aan de vereisten uit de Huisvestingsverordening heeft plaatsgevonden (of nog zal plaatsvinden). De Gemeente heeft dit nagelaten. Voorts is nog van belang dat artikel 1.1.1 lid 1, aanhef en onder e van het Besluit ruimtelijke ordening aan de kwalificatie als sociale koopwoning de voorwaarde verbindt dat de instandhouding van de woning voor de omschreven doelgroep voor een tijdvak van ten hoogste tien jaar is verzekerd. In het onderhavige geval kent de meerwaardeclausule een looptijd van 15 jaar. Ook dit is een aanwijzing dat geen sprake is van een sociale koopwoning. Omdat niet is vast komen te staan dat de woning aan een specifieke doelgroep ter beschikking is gesteld en daarmee niet is vast komen te staan dat sprake is van een sociale koopwoning, komt de Gemeente geen beroep op de meerwaardeclausule toe.
4.11.
Vorenstaande betekent dat de vordering van de Gemeente wordt afgewezen. De gevorderde wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten komen als nevenvorderingen evenmin voor toewijzing in aanmerking.
4.12.
De Gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op € 996,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 498,00).
4.13.
De nakosten zullen op onder de beslissing weergeven wijze worden begroot.
In de vrijwaringszaak
4.14.
Nu de vorderingen die de Gemeente in de hoofdzaak tegen [gedaagde 1] heeft ingesteld worden afgewezen, moet dit ook gelden voor de vorderingen tot vrijwaring die [gedaagde 1] in de vrijwaringszaak heeft ingesteld.
4.15.
[gedaagde 1] zal in de vrijwaringszaak als de in het ongelijk gestelde partij in de door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] gemaakte proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 996,00 aan salaris gemachtigde per procespartij, nu [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ieder met een eigen advocaat hebben geprocedeerd (2 punten x tarief € 498,00).
4.16.
De nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten zullen op onder de beslissing weergeven wijze worden begroot respectievelijk toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in de hoofdzaak:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de Gemeente tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 1] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 996,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt de Gemeente, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde 1] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in de vrijwaringszaak:
5.5.
wijst de vorderingen af;
5.6.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 2] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 996,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.7.
veroordeelt [gedaagde 1] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde 2] volledig aan de proceskostenveroordeling voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.8.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 3] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 996,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.9.
veroordeelt [gedaagde 1] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde 3] volledig aan de proceskostenveroordeling voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023.