Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het wrakingsverzoek van verzoeker van 14 februari 2023;
- de schriftelijke reactie van mr. H.M.M. Steenberghe van 20 februari 2023.
- verzoeker;
- mr. H.M.M. Steenberghe.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze wrakingszaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. H.M.M. Steenberghe, de behandelend rechter in twee civiele procedures. Het wrakingsverzoek, ingediend door een verzoeker die bestuurder is van een Vereniging van Eigenaren, was gebaseerd op de stelling dat de rechter niet onpartijdig zou zijn, omdat hij eerder betrokken was bij vergelijkbare zaken tussen dezelfde partijen. De verzoeker voerde aan dat de rechter in eerdere zittingen onterecht beslissingen had genomen en dat deze beslissingen zijn vertrouwen in de onpartijdigheid van de rechter hadden geschaad.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De kamer oordeelde dat de verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingskamer benadrukte dat wraking geen rechtsmiddel is en dat onvrede over eerdere uitspraken van de rechter niet kan leiden tot een wrakingsverzoek. De kamer stelde vast dat de rechter in de lopende procedures openstaat voor nieuwe argumenten en dat de mogelijkheid van hoger beroep de aangewezen weg is voor verzoeker als hij het niet eens is met de inhoudelijke oordelen van de rechter.
De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat de procedures met de zaaknummers 22-74 en 23-8 voortgezet moeten worden in de stand waarin zij zich bevonden op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.