Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Verzoek tot uitlevering en overgelegde stukken
- medeplichtigheid aan opzettelijke levensberoving met voorbedachten rade;
- medeplichtigheid aan een poging tot opzettelijke levensberoving met voorbedachten rade, en
- criminele bendevorming.
- een authentiek afschrift van het daartoe door de bevoegde autoriteiten van Marokko gegeven internationaal opsporings- en aanhoudingsbevel betreffende (onder meer) de opgeëiste persoon, betrekking hebbende op de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd;
- een uiteenzetting van de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd;
- de tekst van de toepasselijke Marokkaanse wetsbepalingen;
- stukken met betrekking tot de identiteit van de opgeëiste persoon en zijn nationaliteit;
- informatie betreffende het verloop van de verjaringstermijn.
- de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 7 februari 2019, strekkende tot het in behandeling nemen van het uitleveringsverzoek en tevens strekkende tot gevangenneming/gevangenhouding van de opgeëiste persoon;
- een uittreksel Justitiële Documentatie van 23 september 2019 betreffende de opgeëiste persoon;
- het schriftelijk standpunt van de officier van justitie, overgelegd ter zitting op 24 juni 2020, houdende diens opvatting omtrent de toelaatbaarheid van het uitleveringsverzoek
- de pleitaantekeningen van de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, overgelegd ter zitting op 24 juni 2020.
Uitspraak(in de vorm van een tussenbeslissing) en de nadien ontvangen stukken, waaronder:
- een proces-verbaal van bevindingen betreffende verhoren van [verdachte] (als verdachte) in Marokko op 21 en 22 maart 2018, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] op 25 augustus 2020;
- een proces-verbaal van bevindingen betreffende verhoren van [verdachte] (als verdachte) in Marokko op 21 en 22 maart 2018, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] op 26 augustus 2020;
- een proces-verbaal van bevindingen betreffende het verhoor van [verdachte] in Marokko op 10 oktober 2018, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , rechercheurs bij de Landelijke Eenheid, op 18 november 2020;
- processen-verbaal, opgemaakt door rechters-commissarissen [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , belast met de behandeling van strafzaken in de Rechtbank Amsterdam, betreffende verhoren van de getuigen:
- verbalisant [verbalisant 2] op 25 maart 2021;
- verbalisant [verbalisant 1] op 25 maart 2021;
- “de tolk” op 3 september 2021;
- een proces-verbaal van bevindingen (uitwerking telefoongesprek), met bijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , rechercheur bij de Landelijke Eenheid, op 24 januari 2022;
- een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] op 17 februari 2022, met bijlagen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , brigadiers bij de Landelijke Eenheid, op 28 februari 2022;
- een proces-verbaal van bevindingen betreffende het verhoor van de opgeëiste persoon (als verdachte) op 22 februari 2022, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , brigadier bij de Landelijke Eenheid, op 2 maart 2022;
- een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] op 31 mei 2022, opgemaakt door rechters-commissarissen [verbalisant 5] en [verbalisant 6] voornoemd;
- een mail van 19 februari 2023 van de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aan de rechtbank, met bijlagen;
- de pleitaantekeningen van de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, overgelegd ter zitting op 23 februari 2023;
- een GRIP-rapport, opgemaakt door rechercheur [verbalisant 11] op 14 maart 2019, door de raadsvrouw van de opgeëiste persoon overgelegd ter zitting op 23 februari 2023;
- het (aanvullend) schriftelijk standpunt van de officier van justitie, overgelegd ter zitting op 23 februari 2023.
2.Onderzoek ter zitting en tussenbeslissing
Uitspraakgewezen waarbij:
- het onderzoek is heropend en terstond voor onbepaalde tijd is geschorst;
- aan de officier van justitie is opgedragen een aantal in de
- nader onderzoek te laten verrichten naar de vraag of de verklaringen van de medeverdachten in de Marokkaanse strafzaak zijn verkregen door middel van foltering, althans (bedreiging met) geweld, alvorens de rechtbank een beslissing zal nemen op het uitleveringsverzoek;
- het Openbaar Ministerie op te dragen het dossier alsnog te doen completeren met een aantal door de raadsvrouw benoemde stukken en informatie en daartoe de zaak aan te houden.
- te verzoeken in het kader van de artikelen 2 en 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden nader onderzoek te laten verrichten naar de verwachte detentiesituatie in Marokko en de in dat kader te verstrekken garanties, zoals ten aanzien van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen;
- te verzoeken de officier van justitie aan te wijzen om de opgeëiste persoon in Nederland te vervolgen voor de feiten waarvan hij in Marokko wordt verdacht en daartoe de overdracht van de zaak te bewerkstelligen;
- de weigering van de uitlevering te bepleiten op in ieder geval humanitaire gronden en gronden van een rechtvaardige rechtsbedeling;
- te verzoeken de opgeëiste persoon feitelijk niet uit te leveren hangende zijn berechting en eventuele executie in de in Nederland lopende strafzaak;
- te verzoeken de opgeëiste persoon feitelijk niet uit te leveren hangende een Kort Geding procedure tegen een eventuele beslissing tot uitlevering;
- te verzoeken de opgeëiste persoon feitelijk niet uit te leveren hangende een eventuele beslissing tot het nemen van een voorlopige maatregel door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
3.Beoordeling van de toelaatbaarheid van de gevraagde uitlevering
toelaatbaarheidvan de uitlevering, terwijl de Minister dient te beslissen of het verzoek wordt
ingewilligd(waarbij hij is gebonden aan het oordeel van de uitleveringsrechter indien deze de uitlevering ontoelaatbaarheid verklaard). Dit brengt met zich mee dat niet alle weigeringsgronden die de UW en de verdragen kennen zijn onderworpen aan het oordeel van de uitleveringsrechter. De uitleveringsrechter is – voor zover dit niet reeds uit de UW volgt – enkel bevoegd om over weigeringsgronden te oordelen, indien daarvoor geen beoordeling van de politieke situatie en rechtspleging in de verzoekende staat nodig is die toegang tot voor de rechter gesloten informatiebronnen vereist, er niet onderhandeld hoeft te worden over eventueel aanvullende garanties en er geen afwegingen moeten worden gemaakt waarbij beleidskeuzes een rol spelen. Het toetsingskader van de uitleveringsrechter is derhalve veel beperkter dan dat van de Minister. De uitleveringsrechter kan de Minister in een advies bij de uitspraak echter wel over alle aspecten adviseren.
- de Uitleveringswet (hierna: UW);
- het Europees Verdrag inzake Uitlevering (Parijs, 31 december 1957, Trb. 1965,9 - hierna: EUV);
- het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (New York, 15 november 2000, Trb. 2001, 68 - hierna: VVN).
Internationaal opsporings- en aanhoudingsbevelvan het ressortsparket van het Gerechtshof te Marrakech van 8 november 2017, ondertekend door hoofdadvocaat-generaal [B] .
Internationaal opsporings- en aanhoudingsbevelen in het uitleveringsverzoek is een overzicht van de feiten opgenomen waarvoor uitlevering wordt verzocht. Voorts bevindt zich in het dossier een ‘
gedetailleerd overzicht van de feiten welke aan de verdachte [opgeëiste persoon] ten laste worden gelegd’ van 10 mei 2018. In voornoemde stukken is een nauwkeurige vermelding opgenomen van de tijd en de plaats van de feiten waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht, hun wettelijke omschrijving en de verwijzing naar de toepasselijke wetsbepalingen naar Marokkaans recht.
Een overzicht van de wetteksten welke dienen te worden toegepast, alsook van de daarvoor in het Marokkaanse Wetboek van Strafrecht vastgestelde straffen’, opgemaakt door het ressortsparket van het Gerechtshof te Marrakech op 10 mei 2018.
- na 15 volledige jaren ingaande op de dag waarop het majeure misdrijf is gepleegd;
- na 4 volledige jaren ingaande op de dag waarop het mineure misdrijf is gepleegd.
kanhebben gepleegd.
a real risk of admission at the applicants (re)trial of evidence obtained by torture of third persons.’ De raadsvrouw heeft daartoe gewezen op de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) van 17 januari 2012 (Othman / Verenigd Koninkrijk, 8139/09), waarin is bepaald dat het gebruik in een strafzaak van verklaringen die zijn verkregen door foltering van derden, een flagrante schending van het recht op een eerlijk proces oplevert. Dit laatste geldt ook indien sprake is van bewijs dat ‘slechts’ is verkregen door middel van mishandeling of bedreiging van derden.
dreigendeinbreuk op zijn fundamentele rechten als bedoeld in onder meer artikel 3 van het EVRM voorbehouden aan de Minister. Indien evenwel komt vast te staan dat in de zaak waarvoor de uitlevering van de opgeëiste persoon is gevraagd, sprake is van een
voltooideinbreuk op zijn fundamentele rechten, is het de uitleveringsrechter die de verzochte uitlevering ontoelaatbaar dient te verklaren.
dreigendeschending van artikel 6 EVRM in de regel niet aan de uitleveringsrechter is. Hierop kan een uitzondering bestaan indien bij de behandeling van het uitleveringsverzoek ter zitting naar aanleiding van een voldoende onderbouwd verweer is komen vast te staan
flagranteinbreuk op enig hem ingevolge voornoemde verdragsbepaling toekomend recht, en tevens
flagranteinbreuk op artikel 6 EVRM.
voltooideschending van artikel 6 van het EVRM, komt de uitleveringsrechter in de regel niet toe, omdat pas na de berechting in de
voltooideschending van artikel 3 EVRM en een
dreigende flagranteschending van artikel 6 EVRM, kan hetgeen is aangevoerd omtrent een (dreigende) schending van artikel 3 of 6 EVRM wel aanleiding vormen voor de uitleveringsrechter om eventuele opvattingen kenbaar te maken in het advies aan de Minister als bedoeld in artikel 30 UW.
voltooideschending van artikel 3 EVRM en daarvan is de rechtbank ook niet gebleken. Hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd ten aanzien van het gevaar dat de opgeëiste persoon tijdens zijn berechting en detentie in Marokko in strijd met artikel 3 EVRM zal worden behandeld (een
dreigendeschending), kan niet leiden tot ontoelaatbaarverklaring van de uitlevering. De rechtbank zal dit standpunt van de raadsvrouw betrekken in het advies aan de Minister.
flagranteschending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsvrouw - kort gezegd - het volgende aangevoerd:
- medeverdachten in de Marokkaanse strafzaak tegen de opgeëiste persoon, waaronder [verdachte] , (stellen dat zij) zijn gemarteld. De door hen afgelegde verklaringen, welke belastend zijn voor de opgeëiste persoon, zijn verkregen onder druk van bedreiging, mishandeling en marteling;
- er bestaan grote zorgen over de (slechte) detentiesituatie en over het functioneren van de rechtsstaat in Marokko. Daartoe is gewezen op rapportages van internationale organisaties en non-gouvernementele mensenrechtenorganisaties (NGO’s).
flagrant denial of justice'. Onder meer het gebruik van bewijs verkregen door marteling (van derden) levert naar het oordeel van het EHRM een flagrant oneerlijk proces op (rechtsoverwegingen 263 en verder).
weet je wat, ik ga gewoon zeggen dat ik gemarteld ben” (p. 10 van het verhoor bij de rechter-commissaris). De getuige heeft voorts verklaard dat haar broer niet is geslagen en dat de verhoren rustig zijn verlopen. Haar broer heeft verteld dat tijdens een van de verhoren in maart 2018 een incident heeft plaatsgevonden waarbij verbalisanten bij een bezoek van [verdachte] aan het toilet tegen hem hebben gezegd “
als je niet gaat praten, trekken wij het vel van je lichaam af.” ” (p. 10 van het verhoor bij de rechter-commissaris).
flagranteschending van artikel 6 EVRM. De inhoud van de briefjes is niet nader onderbouwd en wordt door de getuige op essentiële punten weersproken. Uit de verklaringen van deze getuige blijkt dat [verdachte] mogelijk om andere redenen (onjuist) heeft verklaard over (vermeende) schendingen van fundamentele mensenrechten. De inhoud van de briefjes is derhalve onvoldoende betrouwbaar. Ook de verklaring van de getuige betreffende het ‘
wc-incident’ is onvoldoende om te concluderen dat sprake zou zijn van een dreigende flagrante schending van artikel 6 EVRM. Dat [verdachte] na het bezoek aan het toilet hevig geëmotioneerd was maakt dit niet anders, aangezien hij dit vóór het toiletbezoek ook reeds was. Uit de verklaringen van de bij het verhoor aanwezige Nederlandse verbalisanten en de tolk is niet gebleken van bedreiging, mishandeling of marteling van [verdachte] en ook niet van zichtbare sporen van fysiek geweld.
medeverdachten(meervoud) in de Marokkaanse strafzaak tegen de opgeëiste persoon stellen dat zij zijn gemarteld, maar dat alleen [verdachte] als medeverdachte wordt genoemd en dat geen onderbouwd verweer is gevoerd ter zake een door een (andere) medeverdachte afgelegde verklaring.
flagranteschending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. Tegen meerdere medeverdachten van de opgeëiste persoon heeft het Marokkaanse strafproces inmiddels tot een veroordeling geleid. In die Marokkaanse strafzaken is noch door NGO’s zoals Amnesty International, noch door andere internationale organisaties zoals de Verenigde Naties, de EU rekenkamer en het VN antifoltercomité gerapporteerd dat sprake zou zijn geweest van veroordelingen gebaseerd op verklaringen die verkregen zouden zijn ten gevolge van bedreiging, mishandeling of marteling of dat sprake zou zijn geweest van het onthouden van rechtsbijstand. Met betrekking tot het functioneren van de rechtstaat in het algemeen en het recht op een eerlijk proces in het bijzonder zullen de relevante punten door de rechtbank worden meegenomen in het advies aan de Minister.
flagranteschending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM, noch dat de opgeëiste persoon daartegen geen rechtsmiddel als bedoeld in artikel 13 EVRM ter dienste staat. Het beroep wordt derhalve verworpen.
4.Toepasselijke verdrags- en wetsartikelen
5.Beslissing
[opgeëiste persoon]voornoemd ter fine van strafvervolging ter zake van het feit zoals omschreven in de hiervoor onder 1.1 en 1.2 aangeduide documenten.