ECLI:NL:RBMNE:2022:993

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
535024 / HA RK 22-41
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in erfrechtzaak ongegrond verklaard

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. M.A.A.T. Engbers, de behandelend rechter in een erfrechtzaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend door de verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. V.L.M.J. Boitelle, naar aanleiding van een hybride zitting die op 14 februari 2022 zou plaatsvinden. De verzoeker had om aanhouding gevraagd vanwege een coronabesmetting, maar de rechter besloot de zitting door te laten gaan. De verzoeker stelde dat de rechter hierdoor de schijn van vooringenomenheid had gewekt.

De wrakingskamer heeft de procedure en de communicatie tussen de partijen zorgvuldig onderzocht. De rechter had de regie over de zitting en had de vrijheid om te beslissen over de wijze van behandeling. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om de zitting hybride te houden een procesbeslissing was en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De verzoeker had zelf de kans om deel te nemen aan de zitting niet benut, wat zijn positie verzwakte.

Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond, waarbij werd benadrukt dat de rechter voldoende gelegenheid had geboden voor deelname aan de zitting. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 535024 / HA RK 22-41
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 15 maart 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen verzoeker,
advocaat mr. V.L.M.J. Boitelle in Hilversum.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de brief van mr. Boitelle namens verzoeker van 17 februari 2022 met daarin het wrakingsverzoek gericht tegen mr. M.A.A.T. Engbers;
  • de schriftelijke reactie van mr. Engbers van 22 februari 2022;
  • de brief van mr. Boitelle namens verzoeker van 23 februari 2022.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 1 maart 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen, bijgestaan door mr. Boitelle. Ook zijn verschenen mevrouw [A] en de heer [B] . Mr. Engbers is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

Hoofdzaak
2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. M.A.A.T. Engbers als behandelend rechter (verder: de rechter), in de zaak met het zaaknummer C/16/518964 / HL ZA 21-081 (verder: de hoofdzaak). Dit is een erfrechtzaak over de nalatenschap van de in 2019 overleden echtgenote van verzoeker. Verzoeker is gedagvaard door executeurs [A] q.q. en [B] q.q. (hierna: eisers). Eisers vorderen onder andere verdeling van de woning door middel van verkoop. De hoofdzaak zou op maandag 14 februari 2022 om 13.00 uur ter zitting behandeld worden.
2.2.
Op vrijdagmiddag 11 februari 2022 om 15.24 uur heeft mr. van Westrenen, een kantoorgenoot van mr. Boitelle, als advocaat van verzoeker de rechtbank via e-mail verzocht de behandeling ter zitting aan te houden, omdat verzoeker corona heeft.
2.3.
De rechter heeft via de griffier per e-mail van 11 februari 2022 om 16.44 uur partijen verzocht uiterlijk maandag 14 februari 2022 vóór 10.00 uur te laten weten of zij er mee kunnen instemmen dat verzoeker telefonisch bij de zitting aanwezig is, en dat de eisers en advocaten fysiek aanwezig zullen zijn. Indien partijen hier niet mee kunnen instemmen, zal de zitting digitaal worden gehouden via Teams.
2.4.
Verzoeker heeft via zijn advocaat op 14 februari 2022 om 09.44 uur per e-mail laten weten dat hij fysiek aanwezig wilde zijn en dat hij graag een nieuwe datum wilde voor de behandeling van de zaak.
2.5.
De rechter heeft via de griffier op 14 februari 2022 om 10.34 uur per e-mail bericht niet akkoord te gaan met uitstel.
2.6.
Op 14 februari 2022 om 10.47 uur heeft de advocaat van verzoeker de rechtbank bericht dat hij en zijn cliënt niet aanwezig zullen zijn, en ook niet aan een Teams-zitting kunnen deelnemen.
2.7.
Vervolgens heeft de rechter op 14 februari 2022 via de griffier om 11.21 uur partijen per e-mail uitgenodigd voor een hybride zitting.
2.8.
De advocaat van verzoeker heeft op 14 februari 2022 per e-mail van 11.41 uur aangegeven waarom het van groot belang is dat verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld om fysiek te worden gehoord, namelijk omdat verzoeker bepaalde beperkingen ervaart waardoor communicatie met hem moeizaam verloopt: een Zoom-meeting is bijvoorbeeld niet mogelijk en ook telefonisch contact is heel lastig.
2.9.
De rechter heeft op 14 februari 2022 via de griffier per e-mail om 12.22 uur laten weten dat de rechtbank verwacht dat in ieder geval de advocaat, (mr. Boitelle) wel aanwezig zou zijn op de (hybride) zitting en dat de rechter op de zitting een beslissing zou nemen op het verzoek om aanhouding.
2.10.
Mr. Boitelle is niet verschenen op de zitting, ook niet via Teams. De rechter heeft het aanhoudingsverzoek vervolgens op de zitting besproken en afgewezen, waarna de hoofdzaak inhoudelijk is behandeld. De hoofdzaak staat nu voor vonnis.
Grondslag van het wrakingsverzoek
2.11.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Verzoeker heeft een op achtervolgingswaanzin lijkende achterdocht, met name tegenover de eisers en de andere erven die een rol spelen in de hoofdzaak. Als mr. Boitelle zonder verzoeker naar de zitting zou gaan, is onderling overleg niet mogelijk en kan mr. Boitelle niet bijgestuurd worden. Naderhand zou mr. Boitelle - voor het begrip van verzoeker - niet hebben kunnen uitleggen wat er is besproken. Door de (hybride) zitting te laten doorgaan, heeft de rechter aan verzoeker geen gelegenheid gegeven tot het geven van een reactie waardoor het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. Daardoor heeft de rechter de schijn gewekt niet onpartijdig te zijn.
Schriftelijke reactie van de rechter
2.12.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie heeft zij uitgelegd dat de zittingsruimte bij de rechtbank beperkt is, zeker bij erfrechtzaken. Bij uitstel of aanhouding van de behandeling kan niet op korte termijn een nieuwe zitting worden gepland, hier gaan maanden overheen. Het kan voorkomen dat om uiteenlopende redenen een behandeling niet door kan gaan. In dit geval is uitstel gevraagd vanwege een coronabesmetting. Niet is meegedeeld dat verzoeker te ziek was om deel te nemen aan de zitting en het is in loop van de pandemie gebruikelijk geworden om zaken digitaal of hybride te behandelen. Omdat door verzoeker en mr. Boitelle op de ochtend van de zitting geen keuze was gemaakt voor een hybride of digitale behandeling (via Teams), heeft de rechter deze keuze gemaakt. Zij heeft gekozen voor een hybride zitting. Mr. Boitelle werd daarbij fysiek verwacht. Maar hij is niet gekomen, ook niet via Teams. Het herhaalde aanhoudingsverzoek heeft de rechter behandeld op de zitting en zij heeft besloten het af te wijzen. Deze beslissing is genomen in het belang van de goede rechtspleging, mede gelet op het belang van de eisers en het feit dat verzoeker voldoende in de gelegenheid is gesteld om deel te nemen aan de zitting. Verzoeker en zijn advocaat hebben zelf de keuze gemaakt geen gebruik te maken van de aangeboden alternatieven voor de zitting. Deze beslissing is niet zodanig onbegrijpelijk dat daarmee de schijn van vooringenomenheid kan worden gewekt.

3.De beoordeling

Beoordelingskader
3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoeker is niet gesteld of gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat zij vooringenomen is of dat zij die schijn heeft gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dat niet het geval.
Procesbeslissing
3.4.
De wrakingskamer stelt voorop dat de rechter die de zaak behandelt de regie voert. De rechter bepaalt het verloop en de voortgang van de procedure, alsmede de zitting en de wijze van behandeling. De rechter heeft in deze regierol een aanzienlijke vrijheid. De beslissing om de zitting in deze zaak deels fysiek en deels digitaal (hybride) te laten plaatsvinden en het aanhoudingsverzoek van verzoeker aldaar te bespreken, is naar het oordeel van de wrakingskamer een beslissing over de wijze van behandeling respectievelijk het verloop van de procedure en de zitting. De beslissing van de rechter om de zitting door te laten gaan moet worden aangemerkt als een proces(tussen)beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Verder moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering van een (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering bezigde woorden – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vgl. Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.5.
De wrakingskamer overweegt dat in deze zaak tot kort vóór de zitting intensief e-mailcontact heeft plaatsgevonden tussen de advocaten en (de griffier van) de rechtbank. De rechter heeft de partijen op 11 februari 2022 laten weten dat zij uiterlijk maandag 14 februari vóór 10.00 uur kenbaar moesten maken of zij er mee konden instemmen dat verzoeker telefonisch bij de zitting aanwezig zou zijn, en dat de eisers en advocaten dan fysiek aanwezig zouden zijn (met andere woorden: een hybride zitting). De rechter heeft op dat moment al laten weten dat de zitting anders digitaal zou worden gehouden.
3.6.
De advocaat van eisers heeft aangegeven vóór 10 uur op maandag 14 februari 2022 uitsluitsel te moeten hebben, omdat hij moest weten of hij met zijn cliënten naar rechtbank moest komen of niet.
3.7.
Toen er van de kant van verzoeker geen antwoord kwam op de twee aangeboden opties, maar alleen een herhaling van het verzoek om aanhouding, heeft de rechter besloten dat de zitting op hybride wijze zou worden gehouden. Naar aanleiding van de - op een later moment in de ochtend op 14 februari 2022 gegeven - nadere motivering van het aanhoudingsverzoek heeft de rechter laten weten dat op de zitting op het verzoek zal worden beslist. Dit volgt uit de email van de rechtbank van 14 februari 2022 om 12.22 uur. Hierin staat dat de rechter mr. Boitelle op de zitting verwachtte en dat de rechter op de zitting een beslissing zou nemen.
3.8.
Mr. Boitelle is niet verschenen en hij en/of verzoeker hebben ook geen gebruik gemaakt van de digitale middelen om de zitting bij te wonen. Verzoeker heeft daardoor zichzelf de kans ontnomen om, al dan niet bij monde van mr. Boitelle, alsnog nader toe te lichten waarom de zaak moest worden aangehouden en om aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat de rechter het herhaalde aanhoudingsverzoek aan de orde heeft gesteld. Zij heeft daarover ook vragen gesteld aan eisers om te bepalen hoe spoedeisend de hoofdzaak is. Nadat de rechter zich heeft laten voorlichten, heeft zij het aanhoudingsverzoek afgewezen en is ze de zaak inhoudelijk gaan behandelen. Deze afwijzing is weliswaar niet uitgebreid gemotiveerd, maar uit de gang van zaken voorafgaand aan de zitting, in het bijzonder het intensieve e-mailverkeer, en vanwege het feit dat de rechter zich op de zitting heeft willen laten informeren door de advocaat van verzoeker over de (on)mogelijkheid van verzoeker om (digitaal) aanwezig te zijn op de zitting en over de spoedeisendheid van de zaak, kan naar het oordeel van de wrakingskamer uit de beslissing om de (hybride) zitting te laten doorgaan, geen blijk van vooringenomenheid worden afgeleid.
Conclusie
3.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Familierecht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/518964 / HL ZA 21-081 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. A.C. van den Boogaard en mr. J.P. Killian als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.