In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. M.A.A.T. Engbers, de behandelend rechter in een erfrechtzaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend door de verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. V.L.M.J. Boitelle, naar aanleiding van een hybride zitting die op 14 februari 2022 zou plaatsvinden. De verzoeker had om aanhouding gevraagd vanwege een coronabesmetting, maar de rechter besloot de zitting door te laten gaan. De verzoeker stelde dat de rechter hierdoor de schijn van vooringenomenheid had gewekt.
De wrakingskamer heeft de procedure en de communicatie tussen de partijen zorgvuldig onderzocht. De rechter had de regie over de zitting en had de vrijheid om te beslissen over de wijze van behandeling. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om de zitting hybride te houden een procesbeslissing was en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De verzoeker had zelf de kans om deel te nemen aan de zitting niet benut, wat zijn positie verzwakte.
Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond, waarbij werd benadrukt dat de rechter voldoende gelegenheid had geboden voor deelname aan de zitting. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.