ECLI:NL:RBMNE:2022:926

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
UTR - 21_4143
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ziektewetuitkering en geschiktheid voor arbeid na WIA-beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de ziektewetuitkering van eiseres. Eiseres, die als kassière werkte, had zich op 22 augustus 2017 ziek gemeld vanwege gezondheidsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij volgens hen 0% arbeidsongeschikt was. Eiseres ging hiertegen in bezwaar en beroep, maar zowel het Uwv als de rechtbank verklaarden haar beroep ongegrond.

De rechtbank beoordeelde of het Uwv terecht had vastgesteld dat eiseres per 1 juli 2021 niet langer arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand was gekomen en dat de medische beoordeling van het Uwv juist was. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen waren onderschat, maar de rechtbank vond geen aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rechtbank concludeerde dat eiseres op de datum in kwestie geschikt was om haar arbeid te verrichten en dat de beëindiging van de ziektewetuitkering terecht was.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische rapportages en de rol van de rechtbank in het toetsen van deze rapportages. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4143

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.E. Roberts-Hafkamp),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

Eiseres werkte 19,31 uur per week als kassière bij een elektronicawinkel. Op 22 augustus 2017 heeft zij zich ziek gemeld wegens belemmerende gezondheidsklachten.
Met een besluit van 4 juli 2019 heeft het Uwv geweigerd om aan eiseres aansluitend aan de periode van loondoorbetaling door haar werkgever – vanaf 20 augustus 2019 – een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering moet iemand minimaal 35% arbeidsongeschikt zijn. Op basis van drie passende functies achtte het Uwv eiseres 0% arbeidsongeschikt. Dit zijn de functies wikkelaar, machinaal metaal bewerker en administratief medewerker. Het bezwaar en beroep van eiseres tegen deze weigering zijn door respectievelijk het Uwv en de rechtbank ongegrond verklaard.
Eiseres is ziek uit dienst gegaan bij haar werkgever en kreeg vervolgens een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
Op 22 januari 2020 heeft eiseres zich vanuit de WW ziek gemeld en het Uwv heeft aan haar per 22 april 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend.
Met een besluit van 24 juni 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv eiseres vanaf 1 juli 2021 weer arbeidsgeschikt verklaard voor de hiervoor genoemde voorbeeldfuncties in het kader van de WIA-beoordeling. Eiseres ontvangt vanaf deze datum daarom geen Ziektewetuitkering meer. Eiseres is het daar niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Met het besluit van 17 september 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op de zitting van 27 januari 2022 via Teams behandeld. Eiseres was hierbij aanwezig. Zij werd bijgestaan door haar gemachtigde. Ook de gemachtigde van het Uwv was aanwezig.

Overwegingen

Het geschil
1. Eiseres vindt dat zij vanwege fysieke en psychische/mentale klachten niet in staat is om de functies van wikkelaar, machinaal metaal bewerker en administratief medewerker per
1 juli 2021 uit te oefenen. Het Uwv handhaaft het bestreden besluit. Hij baseert zich daarbij op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 september 2021 en een aanvullende reactie van de verzekeringsarts bezwaar op het beroep van eiseres van
20 januari 2022.
Beoordelingskader
2. De rechtbank beoordeelt aan de hand van wat partijen hebben aangevoerd of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 1 juli 2021 niet langer arbeidsongeschikt is omdat zij op die datum geschikt is om ‘haar arbeid’ te verrichten.
3. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] wordt onder “haar arbeid” verstaan de als laatste voor de ziekmelding verrichte arbeid. In een geval als dat van eiseres waarbij eerder al een WIA-beoordeling heeft plaatsgevonden, geldt als maatstaf de gangbare arbeid zoals die nader is geconcretiseerd bij de meest recente beoordeling van eiseres haar recht op een WIA-uitkering. Dit betekent dat het Uwv moet bepalen of eiseres voor ten minste één van de in het kader van de eerdere WIA-beoordeling geduide functies geschikt is.
4. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?
5. Eiseres voert aan dat het medische rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op een onzorgvuldige manier tot stand is gekomen. Volgens eiseres had de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet kunnen volstaan met een telefonisch onderzoek. Er had een fysiek spreekuur moeten plaatsvinden.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt in haar rapport van 16 september 2021 dat, gelet op alle voorliggende gegevens, inclusief de in bezwaar opgevraagde informatie bij de huisarts van eiseres die ziet op de datum 1 juli 2021, en een telefonische hoorzitting van circa 60 minuten, de (medische) gegevens in het dossier voldoende zijn om tot een weloverwogen heroverweging te komen. In haar aanvullende reactie van 20 januari 2022 licht zij toe dat vanuit alle aanwezige informatie kon worden beoordeeld of eiseres op
1 juli 2021 al dan niet geschikt was voor de maatstaf van haar arbeid. Aanvullende onderzoeksbevindingen/observaties bij een persoonlijk gesprek leveren volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep gezien alle voorliggende gegevens geen meerwaarde op over zowel de psychische als de lichamelijk belastbaarheid van eiseres en de vraag of eiseres ondanks haar gezondheidsklachten per 1 juli 2021 toch de geduide functies kon verrichten. Over de aard en ernst van de psychische klachten werd in bezwaar informatie bij de huisarts opgevraagd en meegewogen. Ondanks de aanwezige klachten was eiseres in staat om een uur een adequaat gesprek over haar gezondheidsklachten en functioneren te voeren. Een persoonlijk gesprek zou geen aanvullende informatie hebben opgeleverd ten aanzien van de belastbaarheid, zeker niet nu de informatie werd bevestigd door de opgevraagde informatie van de huisarts. Over de lichamelijke klachten van eiseres was reeds informatie van de orthopeed aanwezig. Eiseres heeft al sinds jaren last van lichamelijke pijnklachten bij fibromyalgie. Hierbij is geen sprake van objectiveerbare afwijkingen van houdings- en bewegingsapparaat. Een lichamelijk onderzoek heeft dan ook geen meerwaarde. Een lichamelijk onderzoek in de spreekkamer zou volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet de informatie kunnen opleveren die vanuit de informatie van de behandelende sector al over de medische situatie van eiseres op
1 juli 2021 bekend was.
7. De rechtbank vindt dat het rapport zorgvuldig tot stand is gekomen, gelet op de wijze waarop het onderzoek is verricht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de informatie van de behandelaars van eiseres kenbaar is betrokken bij het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgebreid met eiseres heeft gesproken. Ook de uitleg dat deze arts een fysiek spreekuur niet van toegevoegde waarde achtte kan de rechtbank goed volgen. Naar het oordeel van de rechtbank is het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarom op een zorgvuldige manier tot stand gekomen, bevat het rapport geen tegenstrijdigheden en is het voldoende begrijpelijk. Eiseres heeft ook niet benoemd welke (medische) informatie deze arts heeft gemist.
Is de medische beoordeling juist?
8. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat haar beperkingen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn onderschat. Ze verwijst hierbij naar informatie van haar huisarts van 11 november 2021, de orthopeed van 7 december 2021 en haar psycholoog van 15 oktober 2021 en het behandelplan GGZ van 15 oktober 2021.
9. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor de conclusie dat de medische beoordeling van het Uwv onjuist is. In haar aanvullende reactie van
20 januari 2022 licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat de door eiseres in beroep overgelegde medische informatie bevestigt dat er qua fysieke belastbaarheid op
1 juli 2021 geen verandering was ten opzichte van de WIA-beoordeling in 2019. Door de recent ontstane angstklachten van eiseres is er wel sprake van enige toename van beperkingen voor de categorieën persoonlijk en sociaal functioneren, maar deze klachten dateren van na 1 juli 2021. Uit de informatie van de huisarts blijkt dat eiseres voor
1 juli 2021 eenmalig een episode met angstklachten heeft doorgemaakt en eenmaal last van hyperventileren heeft gehad. Verder waren er tot 5 juli 2021 geen verdere episodes van angstklachten. Op 1 juli 2021 was dus geen sprake van dusdanig ernstige angstklachten dat van een paniekstoornis kan worden gesproken. De incidenteel ervaren angstklachten van vóór 1 juli 2021 maakte eiseres niet ongeschikt voor de psychisch weinig stresserende geduide functies uit 2019. Uit de in beroep overgelegde informatie van de orthopeed blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de aanleiding voor een nieuw onderzoek in 2021 niet een toename van de rugklachten van eiseres was, maar een verwijzing door de huisarts voor een controle van de al bekende aandoening. Het is sinds 2017 al bekend dat eiseres een degeneratieve afwijking heeft van de tussenwervelschijven onder in de rug en dat sprake is van slijtage aan de gewrichtjes wervelkolom onder in de rug. Dit is opnieuw gebleken en bevestigd door de informatie van de orthopeed die in beroep is overgelegd. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit deze informatie dat de rugproblematiek van eiseres sinds 2017 ongewijzigd is. In het rapport van
16 september 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat de epicondylitis van de rechterelleboog van eiseres een nieuw gestelde diagnose is die rond
1 juli 2021 is gesteld. Deze nieuwe diagnose is echter geen aanleiding om bij eiseres nog meer beperkingen aan te nemen ten aanzien van schroefbewegingen en frequent reiken dan de beperkingen die hiervoor in 2019 al zijn aangenomen.
10. De rechtbank twijfelt niet aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. Zij ziet daarom geen aanleiding om over te gaan tot het inschakelen van een medisch onafhankelijke deskundige.
Conclusie
11. De conclusie van het voorgaande is dat het medisch onderzoek van het Uwv zorgvuldig heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek volgt dat eiseres per 1 juli 2021 niet langer arbeidsongeschikt is omdat zij op die datum geschikt is om ‘haar arbeid’ te verrichten. Het Uwv heeft de Ziektewetuitkering van eiseres per 1 juli 2021 terecht beëindigd.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 10 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van de CRvB van 10 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3001.