ECLI:NL:CRVB:2016:3001
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en afwijzing WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante en de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Appellante had zich op 7 januari 2014 ziek gemeld met pijnklachten, maar het Uwv concludeerde dat zij per 31 oktober 2011 niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Den Haag had eerder geoordeeld dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat de uitkomst daarvan niet onjuist was. De Centrale Raad bevestigde deze oordelen en oordeelde dat appellante geen recht had op een ZW-uitkering per 24 maart 2014, omdat zij geschikt werd geacht voor de functie van assistent consultatiebureau, ondanks haar klachten. Ook in de WIA-zaak werd geoordeeld dat er geen toegenomen beperkingen waren vastgesteld die recht gaven op een WIA-uitkering. De Raad benadrukte dat appellante in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had ingebracht die de eerdere bevindingen van de verzekeringsartsen konden ondermijnen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en wees de verzoeken van appellante af.