ECLI:NL:RBMNE:2022:851

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/4232
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vermindering van de WGA-uitkering met de duur van de WW-uitkering uit hetzelfde dienstverband

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 februari 2022 uitspraak gedaan over de vermindering van de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres met de duur van de WW-uitkering die zij uit hetzelfde dienstverband heeft ontvangen. Eiseres had een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend gekregen vanaf 6 november 2020, maar verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, had in het bestreden besluit het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in twee periodes een WW-uitkering heeft ontvangen uit dezelfde dienstbetrekking, namelijk van 4 oktober 2018 tot en met 13 februari 2019 en van 28 september 2020 tot en met 5 november 2020, wat in totaal 172 dagen bedraagt. Verweerder had in het bestreden besluit 88 dagen in mindering gebracht op de loongerelateerde WGA-uitkering, maar erkende in een aanvullend besluit dat dit aantal eigenlijk 172 dagen had moeten zijn. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht de einddatum van de WGA-uitkering op 10 augustus 2022 had vastgesteld, ondanks de onjuiste berekening van de dagen.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was, omdat de vermindering van de WGA-uitkering met de WW-dagen correct was toegepast volgens artikel 59, zesde lid, van de Wet WIA. Eiseres had geen recht op een proceskostenveroordeling, en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier mr. K.S. Smits.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4232
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Veugen).

Procesverloop

In het besluit van 1 juni 2021 (primair besluit) heeft verweerder eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend vanaf 6 november 2020 tot en met 10 augustus 2022.
In het besluit van 9 september 2021, aangevuld met het besluit van 12 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat niet ter discussie staat dat eiseres recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering van 104 weken (24 maanden). Eiseres heeft echter ook in totaal 88 kalenderdagen een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Deze 88 dagen heeft verweerder in mindering gebracht op de einddatum van haar loongerelateerde WGA-uitkering. De einddatum is daarom bepaald op 10 augustus 2022.
3. Eiseres voert aan dat zij twee rechten naast elkaar heeft lopen. Zij heeft een WW-uitkering die is ingegaan op 2 november 2020 en zij is per 6 november 2020 in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) terechtgekomen. Eiseres voert aan dat zij in die periode dus geen 88 dagen WW-recht heeft ontvangen en zij vraagt zich af hoe verweerder aan dat aantal dagen komt. Tijdens haar eerste WW-recht is zij ziek geweest.
4. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Wet WIA wordt de duur van de loongerelateerde WGA-uitkering verminderd met de duur van de ontvangen uitkering op grond van de WW die de verzekerde ontving uit hoofde van dezelfde dienstbetrekking als de dienstbetrekking waaruit het recht op een WGA-uitkering is ontstaan. De vraag die partijen verdeeld houdt is of verweerder op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan dit artikel.
5. De rechtbank stelt op grond van de stukken het volgende vast.
Eiseres werkte bij [bedrijf] Zij heeft vanuit dit dienstverband vanaf
4 oktober 2018 tot en met 13 februari 2019 een WW-uitkering ontvangen. Tijdens deze uitkering is zij op 15 november 2018 ziek geworden en heeft zij (13 weken naar haar eerste ziektedag) vanaf 14 februari 2019 tot en met 27 september 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen. Vanaf 28 september 2020 is het eerdere WW-recht voorgezet, omdat haar (eerdere) aanvraag om een WIA-uitkering toe te kennen was afgewezen. Eiseres heeft zich op 6 november 2020 voor de tweede keer ziekgemeld, wat via een melding toegenomen klachten uiteindelijk heeft geleid tot de bij het primair besluit toegekende loongerelateerde WGA-uitkering.
Eiseres had daarnaast nog een dienstverband bij [bedrijf] vanaf 23 april 2018 tot en met 30 september 2020. Op 13 november 2020 heeft eiseres een nieuwe WW-aanvraag gedaan, met ingangsdatum 1 oktober 2020. Na eerst de aanvraag te hebben afgewezen, heeft verweerder in bezwaar alsnog aan eiseres een nieuwe (tweede) WW-uitkering toegekend met ingang van 2 november 2020.
6. De rechtbank stelt vast dat de loongerelateerde WGA-uitkering die het onderwerp is van deze procedure voortvloeit uit dezelfde dienstbetrekking bij [bedrijf] als de WW-uitkering die eiseres per 4 oktober 2018 ontving, de daaropvolgende ZW-uitkering en voortzetting van deze WW-uitkering. Eiseres heeft uit deze dienstbetrekking dus in twee periodes een WW-uitkering ontvangen; van 4 oktober 2018 tot en met 13 februari 2019 en van 28 september 2020 tot en met 5 november 2020. Dit is in totaal 172 dagen. Deze dagen moet verweerder op grond van artikel 59, zesde lid, van de Wet WIA in mindering brengen op de loongerelateerde WGA-uitkering. Verweerder heeft in het bestreden besluit 88 dagen in mindering gebracht op de toegekende 24 maanden loongerelateerde WGA-uitkering, waar eiseres recht op heeft. In het aanvullend besluit van 12 november 2021 heeft verweerder opgemerkt dat eigenlijk 172 dagen in mindering gebracht hadden moeten worden, maar dat verweerder dit eiseres niet tegenwerpt en de mindering met 88 dagen handhaaft. Verweerder komt met die berekening terecht uit op de einddatum 10 augustus 2022.
7. Over de vraag van eiseres ter zitting wat de gevolgen hiervan zijn voor haar tweede WW-recht dat is toegekend per 2 november 2020, overweegt de rechtbank dat dat WW-recht in deze zaak niet ter beoordeling voorligt. De rechtbank kan daar dus niets over zeggen. Verweerder heeft ter zitting gezegd dat daar op dit moment ook nog niets over te zeggen is, maar dat dat afhangt van de situatie zoals die is in augustus 2022.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2022 door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.