In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.M. Breukers, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De achtergrond van de zaak betreft een last onder dwangsom die op 4 december 2019 aan de buurman van eiser is opgelegd. Verweerder heeft op 22 september 2020 de begunstigingstermijn voor deze last verlengd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar verweerder heeft niet tijdig op het bezwaar beslist. Eiser heeft verweerder op 5 februari 2021 in gebreke gesteld en vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft eerdere beroepen van eiser gegrond verklaard, waarbij verweerder werd opgedragen binnen een bepaalde termijn te beslissen op het bezwaar van eiser, met een dwangsom van € 300,- per dag als sanctie voor het niet tijdig beslissen.
In de huidige uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat de dwangsom uit de eerdere uitspraak op het moment van indienen van het beroep nog niet was volgelopen. De rechtbank heeft echter besloten om de beleidslijn niet toe te passen en heeft geoordeeld dat het opvolgende beroep ontvankelijk is, omdat de dwangsom inmiddels was volgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder al verstreken is en dat er nog steeds geen besluit is genomen. Daarom heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 300,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 45.000,-. Eiser heeft ook recht op vergoeding van proceskosten, die zijn vastgesteld op € 379,50, en het griffierecht van € 184,- moet door verweerder aan eiser worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.