ECLI:NL:RBMNE:2022:782

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
UTR 22/345
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.M. Breukers, een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had eerder verzocht om handhavend op te treden tegen een scheidingsmuur en had een bezwaarschrift ingediend nadat zijn aanvraag buiten behandeling was gesteld. De rechtbank had eerder al twee keer geoordeeld dat het college niet tijdig had beslist en had een dwangsom opgelegd. Eiser stelde nu opnieuw beroep in, maar de rechtbank oordeelde dat dit beroep niet-ontvankelijk was.

De rechtbank overwoog dat de dwangsom uit de eerdere uitspraak nog niet was volgelopen en dat volgens de beleidslijn van het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht, beroepen tegen het niet tijdig beslissen die zijn ingediend voordat de dwangsom was volgelopen, niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. De rechtbank concludeerde dat de dwangsom op 16 maart 2022 zou verstrijken en dat het opvolgende beroep van eiser daarom niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegekend.

De uitspraak werd gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren en is openbaar gemaakt op 24 februari 2022. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens was met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/345

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen de scheidingsmuur tussen de [adres 1] en de [adres 2] . Verweerder heeft bij besluit van 1 september 2020 beslist om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Eiser heeft op 12 oktober 2020 een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft niet op tijd op eisers bezwaar beslist en daarom heeft eiser verweerder in gebreke gesteld.
Vervolgens heeft eiser een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep, met zaaknummer UTR 21/1100, op 29 april 2021 gegrond verklaard. Eiser heeft daarna nogmaals beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft dit beroep, met zaaknummer UTR 21/4208, op 16 december 2021 gegrond verklaard. In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog moet beslissen op het bezwaar van eiser. Als verweerder dit niet doet, verbeurt hij een dwangsom van € 200,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
Eiser stelt nu opnieuw beroep in tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eisers beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. De rechtbank heeft in de uitspraak van
16 december 2021 voor het laatst een termijn gesteld met daaraan gekoppeld een dwangsom.
3.
De rechtbank stelt vast dat de dwangsom uit de uitspraak van 16 december 2021 nog niet is volgelopen. De dwangsom loopt tot 16 maart 2022.
4. In eerdere uitspraken heeft de rechtbank beroepen tegen het niet tijdig beslissen die zijn ingediend voordat de dwangsom uit de eerdere uitspraak was volgelopen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft in die uitspraken de beleidslijn van 25 maart 2020 van het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht (de beleidslijn) toegepast. Ook heeft de rechtbank overwogen dat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 januari 2021 [1] haar geen aanleiding gaf om van die beleidslijn af te wijken. In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat de rechtbank bij haar beoordeling of de dwangsom was volgelopen en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvankelijk was, had moeten betrekken dat de in de eerdere uitspraak bepaalde dwangsom wel was volgelopen op het moment dat het beroep op de zitting werd behandeld en het onderzoek werd gesloten. De rechtbank vond dat uit deze Afdelingsuitspraak niet volgt dat de beleidslijn in alle opvolgende beroepen tegen het niet tijdig beslissen buiten toepassing moet blijven.
5. De rechtbank ziet in de uitspaak van de Afdeling inmiddels wel aanleiding om de beleidslijn niet toe te passen, en om voor de vraag of een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen ontvankelijk is, te bezien of de dwangsom uit de eerdere uitspraak is volgelopen op het moment dat het onderzoek werd gesloten. Als de rechtbank uitspraak doet zonder eerst een zitting te houden, wordt het onderzoek gesloten op de datum van de uitspraak. Omdat de dwangsom uit de uitspraak van 16 december 2021 op 16 maart 2022 volloopt, is dit opvolgende beroep niet-ontvankelijk.
6. Het beroep van eiser is niet-ontvankelijk.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 24 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.