In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.M. Breukers, een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had eerder verzocht om handhavend op te treden tegen een scheidingsmuur en had een bezwaarschrift ingediend nadat zijn aanvraag buiten behandeling was gesteld. De rechtbank had eerder al twee keer geoordeeld dat het college niet tijdig had beslist en had een dwangsom opgelegd. Eiser stelde nu opnieuw beroep in, maar de rechtbank oordeelde dat dit beroep niet-ontvankelijk was.
De rechtbank overwoog dat de dwangsom uit de eerdere uitspraak nog niet was volgelopen en dat volgens de beleidslijn van het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht, beroepen tegen het niet tijdig beslissen die zijn ingediend voordat de dwangsom was volgelopen, niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. De rechtbank concludeerde dat de dwangsom op 16 maart 2022 zou verstrijken en dat het opvolgende beroep van eiser daarom niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegekend.
De uitspraak werd gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren en is openbaar gemaakt op 24 februari 2022. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens was met de uitspraak.