ECLI:NL:RBMNE:2022:777

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/3899
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en zorgvuldigheid van medisch onderzoek

In deze zaak heeft eiseres, die voor het laatst werkte als medewerker klantenservice, een WIA-uitkering aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld vanwege zwangerschapsklachten. De aanvraag werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op basis van de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 2 februari 2022 behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen. De rechtbank moest beoordelen of de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht was. Dit betrof de gezondheidstoestand van eiseres op de datum in geding, 9 juli 2020. De rechtbank stelde vast dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat hun rapporten aan de vereisten voldeden. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden verzameld, ook al was er geen spreekuurcontact geweest.

De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen de klachten van eiseres niet hadden onderschat en dat de door hen vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct was. Eiseres had onvoldoende onderbouwd waarom zij meer beperkt was dan vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de geselecteerde voorbeeldfuncties voor eiseres geschikt waren en dat de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af, omdat eiseres geen gelijk had gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3899

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als medewerker klantenservice voor gemiddeld 33,26 uur per week. Op 20 november 2017 heeft zij zich ziek gemeld in verband met zwangerschapsklachten. In de periode hierna heeft zij tot 3 juli 2020 twee keer een WAZO-uitkering ontvangen in verband met zwangerschap en bevalling. Omdat eiseres op 3 juli 2020 nog steeds ziek was en zij inmiddels de wachttijd van twee jaar heeft volgemaakt, heeft zij bij verweerder een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
Met het primaire besluit van 7 januari 2021 heeft verweerder beslist dat eiseres per 9 juli 2020 geen WIA-uitkering krijgt, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering moet iemand minimaal 35% arbeidsongeschikt zijn.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In het besluit van 13 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2022 via MS Teams op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil en beoordelingskader

1. Deze zaak gaat over de vraag of eiseres per 9 juli 2020 recht heeft op een WIA-uitkering. Verweerder vindt van niet. Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat zij helemaal niet kan werken. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of verweerder de WIA-aanvraag terecht heeft afgewezen. Daarbij gaat het om de gezondheidstoestand van eiseres op de datum in geding, namelijk 9 juli 2020.
2. De rechtbank moet bekijken of verweerder de regels uit de wet goed heeft toegepast. Daarbij is het zo dat verweerder dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en;
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

De beoordeling van het geschil

Is het medisch onderzoek onzorgvuldig geweest?
3. Eiseres voert allereerst aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat er geen spreekuurcontact heeft plaatsgevonden. Ook hebben de verzekeringsartsen geen nadere medische informatie bij de behandelend GGZ-sector opgevraagd.
4. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een onzorgvuldig medisch onderzoek. Dat de verzekeringsartsen eiseres niet zelf medisch hebben onderzocht, betekent niet automatisch dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Zowel de eerste arts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben eiseres in verband met Corona telefonisch gesproken, waarbij het spreekuurcontact met de verzekeringsarts bezwaar en beroep
40 minuten heeft geduurd. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
26 juli 2021 blijkt dat daarbij uitgebreid aandacht is besteed aan het beloop van de ziekte, de ervaren belemmeringen en klachten van eiseres en de eigen visie van eiseres op haar mogelijkheden. Daarbij is ook de brief van de huisarts van 27 januari 2020 bij de boordeling betrokken. In de medische rapporten staat uitgebreid beschreven met welke klachten eiseres kampt. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsartsen klachten van eiseres over het hoofd hebben gezien of dat zij niet actief alle mogelijke klachten hebben uitgevraagd. Ook bleek eiseres tijdens de hoorzitting in bezwaar opnieuw zwanger te zijn (op dat moment ongeveer 6 maanden). Het verrichten van een lichamelijk onderzoek had volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep alleen al om die reden geen enkele meerwaarde, omdat zij toen in een hele andere medische situatie zat dan de medische situatie op de datum in geding. De rechtbank kan deze toelichting goed volgen.
4. Verder is de rechtbank van oordeel dat het niet onzorgvuldig is dat de verzekeringsartsen geen informatie hebben opgevraagd bij de behandelend sector. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep mag een verzekeringsarts in principe afgaan op zijn eigen oordeel als het gaat om het vaststellen van beperkingen, als hij meent dat hij voldoende informatie heeft om zich een oordeel te vormen over de medische situatie van betrokkene. De verzekeringsarts moet de behandelend sector raadplegen als een behandeling in gang is gezet of zal worden ingezet die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van eiseres tot het verrichten van arbeid, of als eiseres stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. [1] Die gevallen doen zich hier niet voor. Uit de medische rapporten blijkt dat eiseres rond de datum in geding niet onder behandeling was. Pas in oktober 2020 is eiseres naar de POH-GGZ verwezen voor begeleiding van haar psychische klachten. Die begeleiding bestond tot op dat moment (21 juli 2021) alleen uit laagfrequente gesprekken. Ook voor de lichamelijke klachten was er geen onderzoek/behandeling gestart. Tijdens de zitting heeft eiseres gesteld dat zij zich in overleg met de huisarts en de praktijkondersteuner GGZ toen niet onder behandeling heeft gesteld, omdat zij hier geen kracht en energie voor had vanwege de nieuwe zwangerschap. Zij was toen niet in staat om haar afspraken na te komen. De rechtbank begrijpt dat dit geen vrijwillige keuze is geweest, maar dit betekent ook dat er geen medische informatie voorhanden is die betrekking heeft op de datum in geding en waaruit zou blijken dat de verzekeringsartsen belangrijke aspecten over de gezondheidssituatie van eiseres hebben gemist. De rechtbank ziet dan ook niet in wat het opvragen van aanvullende informatie zou kunnen bijdragen aan de zorgvuldigheid van de medische beoordeling.
Is de medische beoordeling juist?
5. Eiseres voert verder aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat haar klachten en beperkingen zijn onderschat. Volgens eiseres is haar medische situatie ten opzichte van het eerste ziektejaar niet veranderd. Zij kampt met een toenemende angststoornis en lichamelijke klachten die haar beperken in het functioneren in het dagelijks leven. Als er druk op haar wordt uitgeoefend, kan eiseres al in paniek raken. In beroep heeft eiseres nog verschillende medische stukken van de huisarts, fysiotherapeut en van de verloskundige ingebracht met een toelichting daarop.
6. De rechtbank geeft eiseres ook hierin geen gelijk. De verzekeringsartsen hebben in hun rapporten duidelijk uitgelegd in hoeverre eiseres wel belast kan worden met werk. De rechtbank ziet geen reden voor het oordeel dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres hebben onderschat. Zij hebben alle door eiseres ervaren klachten vertaald in beperkingen voor het verrichten van arbeid. In de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 december 2020 zijn voor de psychische klachten beperkingen aangenomen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Voor de lichamelijke klachten zijn er beperkingen aangenomen in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen. Verder worden nachtdiensten, wisseldiensten en onregelmatige diensten afgeraden in het belang van structuur, regelmaat en een goede nachtrust. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd waarom zij vindt dat zij meer beperkt is. De (medische) stukken die eiseres in beroep heeft ingebracht zijn ofwel al bekend, ofwel ze zien op een latere periode. Voor deze zaak moet worden gekeken naar de gezondheidssituatie van eiseres op 9 juli 2020. Voor zover de klachten van eiseres sinds de nieuwe zwangerschap zijn verergerd, kan die verergering niet worden meegenomen bij de beoordeling van deze zaak. Hoewel de rechtbank beseft dat eiseres zich zieker voelt en dat dit een erg grote impact op haar leven heeft, wat zij ook invoelbaar tijdens de zitting heeft overgebracht, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing dat de verergering van haar klachten na de datum in geding ook al speelde ten tijde van de datum in geding. Uit de door eiseres in beroep overgelegde informatie kan de rechtbank dit niet opmaken.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
7. De arbeidsdeskundige heeft drie voorbeeldfuncties voor eiseres geselecteerd op basis van de FML van 28 december 2020. Dit betekent dat de arbeidsdeskundige bij het selecteren van de functies de door de verzekeringsartsen vastgestelde beperkingen in die FML als uitgangspunt heeft genomen. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat de FML van 28 december 2020 juist is. Eiseres heeft geen specifieke grond aangevoerd tegen de geduide functies, anders dan dat zij om medische redenen de voorbeeldfuncties niet passend vindt. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te oordelen dat de geselecteerde voorbeeldfuncties voor eiseres niet geschikt zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft bij alle drie de functies voldoende gemotiveerd dat de functies passen bij de vastgestelde belastbaarheid van eiseres. Daarbij geeft de rechtbank eiseres mee dat het hier gaat om voorbeeldfuncties die eiseres in theorie kan uitoefenen. Het zijn geen functies die zij daadwerkelijk moet gaan uitoefenen.

Conclusie

8. Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres 30,70% is. Dat is minder dan de vereiste 35% om voor een WIA-uitkering in aanmerking te komen. Verweerder heeft de WIA-aanvraag van eiseres dus terecht afgewezen. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen gelijk in deze beroepszaak. Verweerder hoeft de proceskosten die eiseres heeft gemaakt en het griffierecht dat zij heeft betaald, daarom niet aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Azmi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1937.