ECLI:NL:RBMNE:2022:718

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/2282
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wmo-voorzieningen na verhuizing naar andere gemeente

In deze zaak heeft eiser op 10 september 2020 een aanvraag ingediend voor begeleiding en dagbesteding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft deze aanvraag op 24 september 2020 afgewezen, omdat eiser niet in behandeling was en eerst moest onderzoeken of hij in aanmerking kwam voor beschermd wonen op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar na zijn verhuizing naar de gemeente Utrecht op 4 oktober 2020 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen belang meer had bij de beoordeling van zijn aanvraag.

De rechtbank heeft op 10 februari 2022 geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft bij een oordeel over het bestreden besluit, aangezien de aanvraag betrekking had op een periode die al voorbij was. Eiser stelde dat hij schade had geleden omdat zijn zussen voor hem zorgden, maar de rechtbank oordeelde dat deze stelling onvoldoende was onderbouwd. Er was geen bewijs dat eiser zijn zussen had betaald voor de verleende zorg, noch dat hij verplicht was om dit te doen. De rechtbank heeft het beroep van eiser dan ook niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskosten aan verweerder opgelegd.

De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2282

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, verweerder
(gemachtigde: M. de Graaf).

Inleiding en procesverloop

1.1.
Eiser heeft op 10 september 2020 een aanvraag ingediend voor begeleiding en dagbesteding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
1.2.
In het besluit van 24 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen. Het is namelijk noodzakelijk dat eiser behandeld wordt, maar niet is gebleken dat sprake is van een behandeling of betrokken behandelaar. Ook dient eiser eerst te onderzoeken of hij in aanmerking komt voor beschermd wonen op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.3.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
1.4.
Met ingang van 4 oktober 2020 heeft eiser zich in de Basisregistratie Personen (BRP) uitgeschreven uit de gemeente Utrechtse Heuvelrug en ingeschreven in de gemeente Utrecht.
1.5.
In het besluit van 20 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder, met verwijzing naar het advies van de Commissie bezwaarschriften van 16 april 2021, het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder heeft eiser geen belang bij een beoordeling van zijn bezwaar.
1.6.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.7.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.8.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2021, via een skypeverbinding. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

2. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Dat iemand enkel een formeel of principieel belang heeft, is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een verstreken periode, tenzij aannemelijk is dat schade is geleden of dat een beoordeling door de rechtbank van het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Als gesteld wordt dat schade is geleden kan geoordeeld worden dat procesbelang aanwezig is als de stelling dat schade is geleden niet op voorhand onaannemelijk is. [1]
3. De rechtbank oordeelt dat eiser geen belang heeft bij een oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit. Dit besluit gaat namelijk over de aanvraag die eiser op 10 september 2020 heeft ingediend bij de gemeente Utrechtse Heuvelrug om een voorziening op grond van de Wmo. Eiser is op 4 oktober 2020 verhuisd naar de gemeente Utrecht. Dat betekent dat hij vanaf deze datum geen recht meer heeft op een voorziening van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. [2] Er is dus sprake van een periode die al voorbij is. Het is niet gebleken dat een oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit voor eiser belangrijk kan zijn voor een periode in de toekomst.
Eiser heeft gesteld dat hij schade heeft geleden omdat zijn zussen voor hem hebben gezorgd. Hij moet hen dan ook loon betalen. De rechtbank oordeelt dat eiser deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Niet gebleken is dat eiser zijn zussen heeft betaald voor de door hen verleende zorg. Ook is niet gebleken dat hij een verplichting heeft om zijn zussen te betalen. Eiser heeft namelijk geen overzicht ingediend van de uren waarin zijn zussen zorg aan hem hebben verleend. Hij heeft ook geen facturen van de werkzaamheden van zijn zussen ingediend.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is uitgesproken op 10 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 24 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:409.
2.Dit volgt uit artikel 1.2.1, onder a, van de Wmo.