ECLI:NL:RBMNE:2022:712

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
16.141913.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Veendam voor oplichting en deelname aan een criminele organisatie

Op 23 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een man uit Veendam veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, voor zijn betrokkenheid bij oplichting van rekeninghouders van banken. De verdachte was één van de zes verdachten in het opsporingsonderzoek genaamd Beurs. Hij werd schuldig bevonden aan het oplichten van twee rekeninghouders van de ABN AMRO bank, waarbij in totaal € 56.601,- was verduisterd, en aan het witwassen van de opbrengsten van deze oplichtingen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de oplichting van andere rekeninghouders, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De oplichtingen werden uitgevoerd door middel van phishing, waarbij slachtoffers werden misleid om geld over te maken naar zogenaamde veilige rekeningen. De verdachte speelde de rol van casher, die het geld vervolgens opnam. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het vertrouwen in het digitale betalingsverkeer. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de ABN AMRO bank en een andere rekeninghouder. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, met een voorwaardelijk deel als waarschuwing voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.141913.20 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 23 februari 2022

in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats] .

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 augustus 2020 (pro forma), 18 november 2020 (pro forma), 10 februari 2021 (regie), 8, 9 en 10 december 2021 (inhoudelijke behandeling) en 23 februari 2022 (sluiting onderzoek).
Verdachte was niet bij de inhoudelijke behandeling aanwezig. Zijn raadsman, mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht, verklaarde desgevraagd gevolmachtigd te zijn hem ter zitting te vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mrs. C. Goedegebuure en R.E. Craenen en van hetgeen mr. D.C. Vlielander, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de volgende benadeelde partijen naar voren hebben gebracht:
  • dhr. [aangever 1] , namens ABN AMRO bank;
  • dhr. [aangever 2] , namens ING bank.

INLEIDING

Dit vonnis komt voort uit het opsporingsonderzoek dat bekend is onder de naam 031CCBeurs (hierna: onderzoek Beurs). Onderzoek Beurs werd gestart nadat het Electronic Crimes Task Force (ECTF) in juli 2019 had geconstateerd dat er phishing campagnes gaande waren met een vergelijkbare modus operandi als in het eerder verrichtte onderzoek Zandloper.
In het kort komt de modus operandi in onderzoek Zandloper erop neer dat een ogenschijnlijk door de bank opgestelde e-mail naar een groot aantal e-mailadressen wordt gestuurd waarin potentiële slachtoffers worden geïnformeerd dat een incasso op hun bankrekening aanstaande is. Gevraagd wordt om op een link te klikken om de incasso te voorkomen. Het slachtoffer wordt daarna gebeld, waarbij de beller zich voordoet als bankmedewerker en het slachtoffer beweegt om zelf geld van zijn rekening over te boeken naar een andere rekening, zogenaamd om de incasso te voorkomen en zijn of haar geld veilig te stellen. Het geld wordt echter overgeboekt naar een rekening van een zogenaamde money mule en wordt daarna vrijwel direct door een casher gepind.
De praktijken die in juli 2019 werden geconstateerd, vonden onder meer plaats bij klanten van de ABN AMRO bank. Deze klanten van de ABN AMRO bank hadden daarbij geld overgemaakt naar ING-rekeningen. De ING bank is naar aanleiding hiervan een onderzoek gestart naar de betrokken betaalrekeningen en heeft camerabeelden veiliggesteld van de geldopnames die zijn verricht nadat de frauduleuze bedragen op de ING-rekeningen waren bijgeschreven. Medio december 2019 tot en met eind januari 2020 kreeg de ABN AMRO bank van verschillende klanten opnieuw melding van een vergelijkbare vorm van oplichting.
Naar aanleiding van het voorgaande zijn onderzoeken verricht. Ook rekeninghouders van de Rabobank bleken melding te hebben gedaan van oplichting. De onderzoeken hebben geleid tot de aanhouding van onder meer verdachte. Hij wordt verdacht van de feiten die in de tenlastelegging staan omschreven. De medeverdachten die in dit onderzoek zijn aangehouden zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] .

TENLASTELEGGING

De (nader omschreven) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht (Bijlage I).
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of Veendam en/of Hilversum, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van oplichting, (gewoonte)witwassen, heling van niet-openbare gegevens en computervredebreuk;
feit 2
in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland, zich samen met anderen dan wel alleen, schuldig heeft gemaakt aan oplichting van vier rekeninghouders van de ABN AMRO bank, de Rabobank en/of de ING bank door die rekeninghouders al dan niet middels phishing te bewegen geld, in totaal € 78.928,67, over te maken naar een zogenaamde ‘veilige rekening’;
feit 3
primair,in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland, samen met anderen dan wel alleen, een geldbedrag van € 724.148,54 heeft witgewassen en van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
subsidiair is dit ten laste gelegd alshet samen met anderen dan wel alleen (gewoonte)schuldwitwassen van voornoemd geldbedrag
;
feit 4
op 10 december 2019 te Veendam, althans in Nederland, zich samen met anderen dan wel alleen, schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk door opzettelijk en wederrechtelijk het digitale bancaire systeem van rekeninghouder [rekeninghouder 1] binnen te dringen met inloggegevens van die [rekeninghouder 1] .

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te behandelen.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van een deel van de periode van feit 1. Volgens de officier van justitie is wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte vanaf 5 augustus 2019 tot en met 18 mei 2020 als deelnemer betrokken is geweest bij de criminele organisatie.

Het standpunt van de verdediging

Feit 1
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen een bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie, met uitzondering van de pleegperiode. Volgens de raadsman kan alleen worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie in de periode dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan oplichting.
Feit 2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het medeplegen van de oplichting van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] . Volgens de raadsman is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de oplichting van deze rekeninghouders. Ten aanzien van de oplichting van [benadeelde 3] heeft de raadsman opgemerkt dat geen nader onderzoek is gedaan naar de verklaring van getuige [rekeninghouder 1] , die een belastende verklaring heeft afgelegd over verdachte. Ten aanzien van de oplichting van [benadeelde 4] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 3
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte het in de tenlastelegging opgenomen bedrag van € 724.148,54 heeft witgewassen. Dit bedrag moet worden beperkt tot de opbrengst van de oplichtingen waarbij verdachte als medepleger is betrokken. Dat leidt in de visie van de raadsman tot een bewezenverklaring van het medeplegen van witwassen van één of meer geldbedragen.
Feit 4
In het verlengde van de opmerkingen die de raadsman over de oplichting van [benadeelde 3] heeft gemaakt, heeft hij ook vrijspraak bepleit van het medeplegen van computervredebreuk. Volgens de raadsman kan niet worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de oplichting van [benadeelde 3] , waarbij gebruik is gemaakt van het bancaire systeem van [rekeninghouder 1] . Dat betekent volgens hem dat ook niet kan worden vastgesteld dat verdachte als medepleger wederrechtelijk het bancaire systeem is binnengedrongen.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank merkt vooraf het volgende op. Daar waar zij komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, zal zij voor de leesbaarheid van dit vonnis de bewijsmiddelen opnemen in bijlage II. De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1:Deelname aan een criminele organisatie in de periode van 7 augustus 2019 tot en met 18 mei 2020;
Feit 2:Medeplegen van oplichting van [benadeelde 4] en [benadeelde 3] in de periode van 3 december 2019 tot en met 10 december 2019;
Feit 3 primair:Medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 56.601,-. in de periode van 3 december 2019 tot en met 18 mei 2020.
Van de onderdelen van de tenlastelegging van de feiten 1, 2 en 3 die de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht, zal zij verdachte partieel vrijspreken.
Voor het medeplegen van computervredebreuk, zoals ten laste gelegd onder feit 4 acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Van dat feit zal de rechtbank verdachte integraal vrijspreken.
De rechtbank zet hierna uiteen hoe zij tot deze conclusie is gekomen. Daarbij begint zij met de bespreking van feit 2, het medeplegen van oplichting, omdat dit feit een essentieel onderdeel vormt van de overige ten laste gelegde feiten.
Feit 2
Juridisch kader oplichting
Oplichting als bedoeld in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is het door aanwending van een oplichtingsmiddel (door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels) een ander bewegen tot bepaalde gedragingen, te weten de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld. Degene die zich aan oplichting schuldig maakt, handelt met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en bedient zich daartoe ten minste van één van de hiervoor genoemde oplichtingsmiddelen.
Feitelijkheden
Op basis van de verschillende aangiftes die zich in het dossier bevinden kan worden vastgesteld dat er in de periode van 5 juli 2019 (de aangifte van [aangever 3] ) tot en met 12 mei 2020 (de aangifte van [aangever 4] ) van bankrekeningen van een groot aantal klanten van de ABN AMRO bank, de ING bank en de Rabobank (hierna: aangevers) aanzienlijke geldbedragen zijn overgemaakt naar (overwegend) particuliere bankrekeningen, waardoor deze aangevers de beschikkingsmacht over dit geld kwijtraakten. De aangevers kregen in veel gevallen een e-mail waarin stond dat een derde was gemachtigd geld van hun rekening af te schrijven. In de e-mail stond een weblink die men moest aanklikken als de machtiging van de derde niet juist was. De aangevers werden na het aanklikken van de link gebeld door een man die zich voordeed als een medewerker (van de afdeling fraude) van één van de hiervoor genoemde banken. Het nummer waarmee werd gebeld betrof vaak een gespooft telefoonnummer. Daardoor leek het alsof de aangevers werden gebeld met een bestaand telefoonnummer van de desbetreffende bank. De beller zei dat de bank had ontdekt dat iemand geld van de rekening van de aangever probeerde af te halen of dat de rekening werd gehackt. De beller probeerde de aangever vervolgens te bewegen geld over te maken naar een zogenaamde kluisrekening of veilige rekening om te voorkomen dat de klant geld kwijt zou raken. De beller hielp de aangever om de transacties uit te voeren. In sommige gevallen is daarbij gebruik gemaakt van Teamviewer, een online programma dat de beller in staat stelde de computer van de aangever te bedienen. Het geld werd in bedragen van onder de € 2.000,- overgeboekt naar één of meer rekeningen van zogenaamde money mules. Vrijwel direct nadat het geld van de aangever was overgemaakt naar rekeningen van deze money mules, werd het geld ergens in Nederland gepind door een zogenaamde casher.
Juridische duiding van de feitelijkheden
Het bewegen van de aangevers om, al dan niet met hulp van de beller, geld over te maken naar een andere zogenaamde veilige rekening, merkt de rechtbank aan als oplichting. De oplichter(s) bediende(n) zich van diverse oplichtingsmiddelen. De beller nam immers een valse naam en een valse hoedanigheid aan, door zich voor te stellen met een verzonnen naam en zich voor te doen als medewerker van de bank. Door in die hoedanigheid te bellen met een gespooft nummer, te doen alsof het nodig was geld veilig te stellen en de aangevers daar vervolgens bij te begeleiden, in de wetenschap dat het geld daardoor uit hun beschikkingsmacht zou geraken en vrijwel direct na de overboeking zou worden opgenomen door een casher, heeft de beller listige kunstgrepen toegepast en is sprake van een samenweefsel van verdichtsels. De beller heeft door zijn handelen bij de aangevers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen en hen daarnaar laten handelen.
Vastgesteld kan worden dat de oplichting steeds bestond uit een reeks aan handelingen. Deze reeks bestond onder meer uit het ronselen van de money mules, oftewel het regelen van rekeningnummers met bijbehorende pinpassen en pincodes waarnaar het geld van de aangevers kon worden overgeboekt. De oplichting was voltooid op het moment dat het geld werd gepind vanaf de rekening van de money mules, het zogeheten cashen. Na het cashen kon de overboeking immers niet meer ongedaan worden gemaakt door de banken en was de afgifte van het geld definitief voltooid.
In de meeste gevallen werden aangevers bewogen zelf geld over te maken naar de zogenaamde money mules. In sommige gevallen werden de aangevers hierbij geholpen, waarbij codes aan de bellers zijn verstrekt. Met die codes kon vervolgens geld van de bank van de desbetreffende aangever worden overgeschreven naar rekeningnummers van de zogenaamde money mules. Ook in die gevallen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van afgifte van een goed. Sprake is dan immers van het toelaten dat een goed, te weten een geldbedrag, wordt weggenomen. [1]
De afgegeven geldbedragen werden verdeeld tussen een aantal bij die oplichting betrokken mensen waaronder de casher, de ronselaar, de money mule, de beller en degene die dit alles organiseerde. Zelfverrijking was de reden om de oplichtingshandelingen te plegen. Dat betekent dat de verschillende oplichtingshandelingen zijn gepleegd met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
Rol van verdachte en concrete betrokkenheid
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij de oplichting van twee aangevers betrokken is geweest als casher (pinner), te weten bij de oplichting van [benadeelde 4] op 3 december 2019 en van [benadeelde 3] op 10 december 2019.
Verdachte is door de politie als casher herkend op camerabeelden van de pinautomaat, waar een deel van het geld werd gepind dat afkomstig was van aangever [benadeelde 4] . Dit deel was overgeboekt naar money mule [money mule 1] . De bankpas van [money mule 1] is ook aangetroffen in de woning aan het [adres] te [woonplaats] , waar op dat moment verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] woonden. Uit een chatgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] van 3 december 2019, de dag van de oplichting van [benadeelde 4] , blijkt ook dat verdachte die dag als casher actief is geweest en bedragen noemt die volledig overeenkomen met de cash-out op de rekening van [money mule 1] .
Dat verdachte bij de oplichting van [benadeelde 3] de casher was, volgt uit het volgende. Vastgesteld kan worden dat bij de oplichting van [benadeelde 3] geld is overgeboekt naar de rekening van money mule [rekeninghouder 1] . Deze money mule heeft als getuige zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris verklaard dat zij haar bankpas met bijbehorende pincode in de desbetreffende periode heeft uitgeleend aan een kennis, genaamd [A] . Nadat [rekeninghouder 1] had geconstateerd dat geldbedragen op haar rekening werden gestort die vervolgens weer door middel van pintransacties werden afgeschreven, heeft zij bij haar kennis navraag gedaan naar deze geldstromen. Deze kennis liet haar vervolgens weten dat hij haar bankpas had overgedragen aan [verdachte] , oftewel, verdachte.
De rechtbank heeft geen reden aan de verklaringen van getuige [rekeninghouder 1] te twijfelen. Het gaat om twee consistente verklaringen, die bovendien worden ondersteund door een Whatsappbericht dat de getuige aan de rechter-commissaris heeft laten zien.
Uit onderzoek door de ING blijkt dat de limiet van de bankpas van money mule [rekeninghouder 1] was verhoogd vanaf een IP-adres dat behoorde bij de woning aan het [adres] te [woonplaats] . Zoals hiervoor overwogen betrof dit de woning van, onder andere, verdachte. Gelet hierop, in samenhang bezien met de verklaring van getuige [rekeninghouder 1] , acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte degene is geweest die beschikking heeft gehad over de bankpas en pincode van money mule [rekeninghouder 1] en hiermee heeft gepind op 10 december 2019.
Medeplegen
De vraag die moet worden beantwoord is of verdachte in zijn rol van casher als medepleger van de oplichting kan worden aangemerkt. Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van oplichting moet komen vast te staan dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n), dan wel andere (deels) onbekend gebleven medeplegers/medeplichtigen, welke samenwerking was gericht op het voltooien van de oplichting. Ook moet verdachte opzet hebben gehad op die oplichting.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het pinnen door de cashers in tijd steeds kort volgde op het overboeken van de geldbedragen door aangevers. Verdachte moet dus klaar hebben gestaan om het geld te pinnen op de momenten dat aangevers werden gebeld. Dat dit nauwe contact er daadwerkelijk was, leidt de rechtbank af uit het feit dat verdachte het geld dat afkomstig was van aangever [benadeelde 4] heeft gecasht kort nadat het geld was overgeboekt naar de rekening van de money mule. Ook blijkt dit nauwe contact uit het chatgesprek dat hij op de dag van de oplichting van [benadeelde 4] met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gevoerd. Hierin worden door verdachte ‘getallen’, te weten 5450, 1740 en 1640, die opgeteld exact overeen komen met het bedrag dat door [benadeelde 4] is overgeboekt naar de rekening van money mule [money mule 1] , te weten € 8.830,-. Het doorgeven van dergelijke informatie duidt op een nauwkeurige afstemming. Verdachte werd dus niet alleen geïnformeerd dat geldbedragen waren overgeboekt, maar ook over hoeveel hij vervolgens moest pinnen. Deze wijze van oplichting, waarbij aangevers werden telefonisch werden benaderd om geld over te maken en het geld vervolgens snel en in kleine bedragen werd gepind met de passen van money mules, vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen verdachte en zijn mededaders. Verdachte maakte onderdeel uit van dit samenwerkingsverband als casher en als ronselaar van money mules, beide cruciaal voor het voltooien van de oplichting.
Vaststaat dat verdachte zich ook bewust was van de andere schakels van het proces dat tot de oplichting van rekeninghouders moest leiden en dat zijn opzet op het slagen van dat hele proces was gericht. In chats met [medeverdachte 1] spreekt hij immers over het regelen van pasjes, over het moment van ‘gooien’ en over de uitbetaling van mensen.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft samen met anderen gehandeld overeenkomstig een tevoren gemaakt gezamenlijk plan, waarbij de onderlinge afstemming tussen de verdachte en zijn mededaders cruciaal was. Aan dat geheel heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd.
Benadelingsbedrag
Het voorgaande betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van de hiervoor genoemde rekeninghouders voor een bedrag van in totaal € 56.601,-.
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als (mede)pleger schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] .
Bij de oplichting van [benadeelde 1] op 4 augustus 2019 is geld overgeboekt naar money mule [money mule 2] . Dit geld is gepind door de dochter van [money mule 2] , [B] , die hierover chatcontact had met [medeverdachte 1] . In een chatgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] van 4 augustus 2019 is weliswaar een printscreen gedeeld van de bankapplicatie van de moeder van [B] , maar de rechtbank ziet hierin onvoldoende bewijs van betrokkenheid van verdachte bij de oplichting van [benadeelde 1] . Dat betekent dat de rechtbank verdachte van het medeplegen van de oplichting van deze aangever zal vrijspreken.
Bij de oplichting van [benadeelde 2] was net als bij [benadeelde 4] de money mule [money mule 3] betrokken. Er zijn echter geen beelden beschikbaar van de opname van de bedragen die naar de rekening van deze money mule zijn overgeboekt. Bij de oplichting van [benadeelde 4] was naast [money mule 3] ook money mule [money mule 1] betrokken. Verdachte heeft de bedragen gepind die naar de rekening van die money mule zijn overgemaakt. Of verdachte bij [benadeelde 4] degene is geweest die het geld van de rekening van [money mule 3] heeft gepind kan niet worden vastgesteld. Daarom kan ook in het geval van de oplichting van [benadeelde 2] niet worden vastgesteld dat dit verdachte is geweest. Wettig en overtuigend bewijs voor enige betrokkenheid van verdachte bij de oplichting van [benadeelde 2] ontbreekt dan ook. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
Feit 3
Juridisch kader witwassen
Op grond van artikel 420bis, eerste lid en onder b, van het Wetboek van Strafrecht is schuldig aan witwassen degene die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een “gewoonte”, zoals ten laste gelegd onder artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. [2]
Beoordeling
De rechtbank leest de tenlastelegging van feit 3 in samenhang met het dossier en het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen van oplichting. Op basis hiervan gaat de rechtbank ervan uit dat het ten laste gelegde witwassen ziet op handelingen die zijn verricht met de opbrengst van het onder feit 2 ten laste gelegde misdrijf.
De opbrengst van het uit oplichting verkregen bedrag van € 56.601,- merkt de rechtbank geheel aan als van misdrijf afkomstig. Verdachte en zijn mededaders hebben dit geld verworven en voorhanden gehad. Het geld is bij de cashers binnengekomen en vervolgens, gelet op de chatgesprekken waarin is gesproken over vergoedingen voor werkzaamheden en verdeelsleutels, verdeeld onder de deelnemers aan de oplichting, waaronder verdachte, de bellers en de money mules. Het geld is dus ook overgedragen.
Het geld is daarnaast gebruikt en omgezet.
In de woning van verdachte in Veendam zijn onder meer stortingsbewijzen van contant geld en aankoopbewijzen van diverse luxe goederen aangetroffen. In de woning van verdachte in [woonplaats] zijn luxe goederen aangetroffen, waaronder kleding van het merk Louis Vuitton. Ten slotte kan worden vastgesteld dat in januari 2019 grote contante geldbedragen zijn gestort op de rekening van verdachte.
Niet is gebleken dat verdachte heeft beschikt over legale inkomsten van dien hoogte, dat hij in staat was om alle hiervoor genoemde goederen aan te schaffen en stortingen te doen. Er mag daarom worden aangenomen verdachte in ieder geval de opbrengst uit de oplichting waarbij hij als medepleger betrokken was, hiervoor heeft aangewend.
Het voorgaande levert een bewezenverklaring op van witwassen, in vereniging gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders wisten dat dit geld afkomstig was uit enig misdrijf is sprake van opzetwitwassen.
Nu de rechtbank ten aanzien van het bedrag van € 56.601,-, voortkomend uit de oplichtingen, vaststelt dat naast het voorhanden hebben ook sprake is van overdragen, gebruiken en omzetten is de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet van toepassing.
Vrijspraak gewoonte
Omdat het witwassen ziet op een geldbedrag dat afkomstig is uit de oplichting van ‘slechts’ twee rekeninghouders, welke twee oplichtingen kort na elkaar hebben plaatsgevonden, kan niet worden bewezenverklaard dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Daarvoor is nodig dat het geldbedrag dat is witgewassen afkomstig is uit misdrijven die gedurende een langere periode zijn gepleegd. Van het onderdeel van de tenlastelegging dat inhoudt dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt, zal de rechtbank hem daarom vrijspreken.
Vrijspraak ten laste gelegd geldbedrag
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag van € 724.148,54. Niet bewezen is immers dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van rekeninghouders voor dat bedrag. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 56.601,- en zal verdachte voor het overige vrijspreken.
Feit 4
Juridisch kader computervredebreuk
Computervredebreuk, zoals strafbaar gesteld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht, houdt in het opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk of in een deel daarvan. Van binnendringen is sprake als de toegang tot het werk wordt verworven. Het binnendringen kan worden bereikt door het doorbreken van beveiliging (a), door een technische ingreep (b), met behulp van valse signalen of een valse sleutel (c) of door het aannemen van een valse hoedanigheid (d).
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier worden vastgesteld dat verdachte zich toegang heeft verschaft tot de mobiel bankieren-omgeving van de bankrekening van [rekeninghouder 1] en de paslimiet van haar bankpas heeft verhoogd. De rechtbank is echter van oordeel dat van binnendringen in een geautomatiseerd werk zoals ten laste gelegd geen sprake is. In de tenlastelegging wordt verdachte verweten dat hij een geautomatiseerd werk, te weten het (mobiel) (digitale) bancaire systeem van [rekeninghouder 1] , is binnengedrongen. Uit het dossier en het standpunt van de officier van justitie maakt de rechtbank op dat hiermee wordt bedoeld het binnendringen in een internetbankieren-applicatie. De rechtbank is van oordeel dat een internetbankieren-applicatie op zichzelf niet is aan te merken als een geautomatiseerd werk in de zin van de artikelen 80sexies en 138ab van het Wetboek van Strafrecht, omdat het daar gaat om fysieke apparaten. [3] De webserver, het netwerk dan wel de computer(s)(systemen) hierachter kunnen wel als zodanig worden aangemerkt. Voor zover het in de tenlastelegging genoemde ‘bancaire systeem’ daaronder begrepen kan worden, staat aan een bewezenverklaring in de weg dat dit systeem niet toebehoort aan [rekeninghouder 1] , maar (hoogstwaarschijnlijk) aan de bank. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het (mede)plegen van computervredebreuk.
Feit 1
Juridisch kader deelname aan een criminele organisatie
In artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een criminele organisatie. Voor het aannemen van een organisatie als hier bedoeld moet sprake zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming aan die organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en hij moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit zijn wetenschap met betrekking tot dat doel. De verdachte hoeft niet bij meerdere misdrijven van de organisatie betrokken te zijn geweest. [4]
Beoordeling
De rechtbank stelt aan de hand van de eerder besproken feitelijkheden vast dat aan het plegen van de verschillende strafbare feiten een samenwerkingsverband ten grondslag ligt. Binnen dat samenwerkingsverband werd gehandeld volgens een planmatig aanpak met een bepaalde rolverdeling en structuur. Dat was met name nodig voor het succesvol laten verlopen van de beoogde en gerealiseerde oplichtingen. Daarbij waren de onderlinge communicatie en een zorgvuldige afstemming tussen de betrokkenen van cruciaal belang. Zo moest er contact zijn tussen de beller en de casher over de rekeninggegevens van de money mule, waarvan de casher de pinpas en pincode in zijn bezit had. Verder moest er contact zijn over het tijdstip waarop geld naar de rekening van een zogenaamde money mule was overgeboekt, om het geld direct daarna door de casher te kunnen laten pinnen. Ook was er contact over de grootte van het geldbedrag dat – vaak in meerdere keren – moest worden gepind. De structuur blijkt verder uit de afspraken die werden gemaakt over de verdeling van het geld.
De periode waarin de verschillende oplichtingen zijn gepleegd, beslaat ongeveer een jaar. De rechtbank leidt hieruit af dat sprake was van een organisatie met een bepaalde duurzaamheid. Dat de organisatie het oogmerk had tot het plegen van misdrijven, blijkt uit de overwegingen van de hiervoor besproken strafbare feiten.
Deelname door verdachte aan de criminele organisatie
Dat verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie volgt in de eerste plaats uit zijn rol als casher bij de oplichting van [benadeelde 4] en [benadeelde 3] . Zoals eerder overwogen, was deze rol noodzakelijk voor het voltooien van de door de organisatie beoogde oplichtingen. De opbrengst van de oplichtingen heeft verdachte als medepleger witgewassen.
Dat verdachte op de hoogte was van de afspraken die golden binnen de organisatie, kan mede worden afgeleid uit de inhoud van de chats die hij met [medeverdachte 1] voerde. Met het voorgaande staat vast dat verdachte heeft bijgedragen aan het verwezenlijken van het gezamenlijke doel van de organisatie om misdrijven te plegen.
Uit de chats tussen [medeverdachte 1] en verdachte kan ook worden afgeleid dat verdachte gedurende een langere periode deel uitmaakte van de criminele organisatie dan de periode waarin de oplichtingen van [benadeelde 4] en [benadeelde 3] plaatsvonden. Al op 7 augustus 2019 voeren verdachte en [medeverdachte 1] chatgesprekken die bij uitstek passen bij de wijze van oplichting als hier aan de orde. Het gaat over het storten bij ING. Kort daarna, op 19 augustus 2019, zegt [medeverdachte 1] tegen verdachte dat ‘hij ook aan pasjes kan komen’. Verdachte reageert dan met ‘Aiii lekker’. In de maanden die volgen gaan de chatgesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte over onder meer de verdeling van geld, over leads, over de vraag hoeveel er is getrokken en wie er bellen. Het laatste chatgesprek met een dergelijke strekking vindt plaats op 15 april 2020. Op 18 mei 2020, slechts een maand na deze chat, vond de aanhouding plaats van onder meer verdachte en [medeverdachte 1] . De rechtbank gaat ervan uit dat met deze aanhouding ook de criminele organisatie, en verdachtes deelname daaraan, is geëindigd.
De rechtbank concludeert dat de deelname aan de criminele organisatie door verdachte steeds bestond uit zijn contacten met [medeverdachte 1] . Daarnaast onderhield [medeverdachte 1] blijkens de chats in zijn telefoon vanuit zijn coördinerende rol ook contact met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Dat betekent dat hij met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en, [medeverdachte 3] het samenwerkingsverband heeft gevormd.
In de zaken van verdachte en [medeverdachte 1] is het ten laste gelegde plegen van heling van niet-openbare gegevens en computervredebreuk (ook) niet bewezenverklaard. Dat betekent dat niet bewezenverklaard kan worden dat het oogmerk van de criminele organisatie waaraan verdachte heeft deelgenomen mede was gericht op het plegen van die misdrijven. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken. Voor zover ten laste is gelegde dat het samenwerkingsverband mede bestond uit [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken, omdat niet is gebleken dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] deel uit maakten van het samenwerkingsverband met verdachte.
Gelet op het voorgaande hanteert de rechtbank als ingangsdatum van de periode waarin verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie 7 augustus 2019. Als einddatum van de deelname aan de criminele organisatie hanteert de rechtbank 18 mei 2020.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 7 augustus 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam, althans in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
1. het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht, en
2. het plegen van (gewoonte)witwassen als bedoeld in artikel 420ter en/of 420bis Wetboek van Strafrecht;
Feit 2:
in de periode van 3 tot en met 10 december 2019 te Veendam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
meerdere personen, hebben bewogen tot de afgifte van enig goed,
te weten een of meer geldbedragen, in totaal 56.601 EURO,
te weten;
3. [benadeelde 4] tot afgifte van 14.250,- EURO (aangifte PL0100-2019323054), en
4. [benadeelde 3] tot afgifte van 42.351,- EURO (aangifte PL1500-2019349899),
door telkens voorgenoemde geldbedragen op/naar bankrekeningen van meerdere zogenaamde money-mules te (laten) storten/over te (laten) boeken, waarna voorgenoemde geldbedragen opgenomen werden bij verschillende bankautomaten door verdachte en/of een of meerdere mededaders, en
door telkens
- voorgenoemde personen telefonisch te benaderen en/of te doen laten benaderen door iemand die zich voordeed als een beveiliger/medewerker van de ABN Amro bank, en
- vervolgens voorgenoemde personen mede te delen dat de bankrekening van voorgenoemde personen gehackt zou zijn of
- voorgenoemde personen mede te delen dat het geld op de bankrekening van voorgenoemde personen veiliggesteld kon worden door dat geld over te boeken naar een of meerdere zogenaamde (beveiligde) kluisrekeningen of veilige/beveiligde bankrekeningen, en
- vervolgens aan voorgenoemde personen telefonisch door te geven naar welke zogenaamde kluisrekeningen en/of veilige/beveiligde bankrekeningen het geld overgeboekt kon worden, , opdat voorgenoemde personen het geld niet zouden kwijt raken;
Feit 3:
in de periode van 3 december 2019 tot en met 18 mei 2020 te Veendam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
meerdere geldbedragen van in totaal 56.601,- EURO voorhanden gehad en verworven en overgedragen en telkens voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedragen omgezet en daarvan gebruik gemaakt,
terwijl, verdachte en zijn mededaders wisten dat voorgenoemde voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
Deelneming aan en criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Feit 2
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3
Medeplegen van witwassen.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van het voorarrest.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie is gevorderd. Volgens hem doet een straf die gelijk is aan het voorarrest voldoende recht aan de aard en ernst van de feiten.

Het oordeel van de rechtbank

Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich samen met anderen in de eerste plaats schuldig gemaakt aan de oplichting van twee particuliere rekeninghouders van de ABN AMRO bank. Het totale benadelingsbedrag van deze twee oplichtingen bedraagt € 56.601,-. Dit heeft hij in georganiseerd verband, op planmatige en geraffineerde wijze gedaan. Door deze planmatige en geraffineerder handelwijze waren verdachte en zijn mededaders in staat om van de slachtoffers in korte tijd grote geldbedragen te innen. De slachtoffers vertrouwden erop dat zij dit geld op een veilige manier hadden ondergebracht bij de bank. Het vertrouwen dat banken een veilige plek zijn om spaargeld te bewaren, is door verdachte en zijn medeverdachten ernstig geschaad. En dat geldt ook voor het vertrouwen van de slachtoffers in het digitale betalingsverkeer in het algemeen. In deze tijd, waarin online betalen aan de orde van de dag is en natuurlijke personen hiervan afhankelijk zijn, is dit vertrouwen van groot belang. Het schaden van het vertrouwen in het digitale betalingsverkeer heeft daardoor niet alleen negatieve gevolgen voor de slachtoffers van deze zaak, maar ook voor de maatschappij in het algemeen.
Het handelen in het georganiseerd verband is ook bewezenverklaard als deelname aan een criminele organisatie. Het samenwerkingsverband van die organisatie was nodig om de oplichtingen succesvol te laten verlopen. Verdachte vervulde als casher een essentiële rol bij de oplichting. Verdachte vervulde weliswaar geen leidinggevende of aansturende rol, maar dat maakt hem niet minder belangrijk. Verdachtes bijdrage was immers noodzakelijk ter voltooiing van de oplichtingen waarbij hij betrokken was. In het dossier bevinden zich bovendien aanwijzingen dat verdachte zich vanuit die criminele organisatie met het plegen van meer oplichtingen heeft bezig gehouden dan de oplichtingen die op de tenlastelegging staan vermeld. De chatgesprekken die hij over de oplichtingen voert beginnen immers al ruim voor de bewezenverklaarde oplichtingen.
Verdachte heeft zich als medepleger ten slotte schuldig gemaakt aan het witwassen van de opbrengst van de oplichtingen. Daarmee heeft hij de integriteit van het financiële en economische verkeer ondermijnd. Ook dat is schadelijk voor de maatschappij in het algemeen.
De rechtbank rekent verdachte aan dat hij voor deze nadelige gevolgen van zijn handelen geen oog heeft gehad. Hij heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen financiële belangen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De justitiële documentatie van verdachte van 6 december 2021 laat zien dat hij weliswaar eerder voor vermogensfeiten is veroordeeld, maar dat deze veroordeling van langere tijd geleden is. Dat betekent dat op basis van de justitiële documentatie van verdachte geen sprake is van relevante recidive die strafverzwarend werkt.
De laatste straf die aan verdachte is opgelegd is een strafbeschikking voor overtreding van de Wet wapens en munitie. Deze strafbeschikking is van 14 februari 2020. Dat is na de door verdachte gepleegde oplichtingen en computervredebreuk. Gelet hierop is het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. De aard van de strafbeschikking in relatie tot de ernst en aard van de onderhavige zaak, maken echter dat deze bepaling in dit geval geen effect heeft op de strafmaat.
Over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is verder weinig bekend. Er is over hem ook geen reclasseringsrapport opgemaakt. Niet is gebleken dat er sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden die de rechtbank dient mee te wegen bij de strafoplegging.
De straf
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt.
Het zwaartepunt van de bewezenverklaring in deze zaak wordt gevormd door de gepleegde oplichting van twee rekeninghouders. Voor dergelijke oplichtingen bestaan echter geen landelijke oriëntatiepunten voor de rechtspraak. Er bestaan weliswaar oriëntatiepunten voor fraude in het algemeen, maar deze oriëntatiepunten doen onvoldoende recht aan de ernst en aard van de oplichtingen zoals hier aan de orde. De rechtbank zal daarom vooral kijken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Net als in vergelijkbare zaken is de rechtbank in deze zaak van oordeel dat met geen andere straf kan worden volstaan dan met het opleggen van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de strafoplegging betrekt de rechtbank ook de bewezenverklaring van de andere feiten. Gelet op de samenhang van deze feiten met de bewezenverklaarde oplichting, worden deze feiten in strafverzwarende zin betrokken.
De rechtbank concludeert dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 360 dagen, met aftrek van het voorarrest, in dit geval passend is. Van deze gevangenisstraf zal de rechtbank een gedeelte van 102 dagen voorwaardelijk opleggen, met als algemene voorwaarde dat verdachte zich binnen de proeftijd van twee jaren niet opnieuw schuldig zal maken aan een strafbaar feit. Dit voorwaardelijk strafdeel met algemene voorwaarde geldt als waarschuwing voor verdachte. Gelet op de laagdrempelige vorm van oplichting ligt de neiging om opnieuw in soortgelijk delictgedrag te vervallen, immers op de loer.
Het voorarrest van verdachte heeft 258 dagen geduurd. Dat betekent dat hij het onvoorwaardelijke gedeelte van zijn gevangenisstraf heeft uitgezeten.
De rechtbank komt tot de oplegging van een aanzienlijk lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. Daaraan ligt onder meer ten grondslag dat de rechtbank tot een andere, beperktere bewezenverklaring is gekomen ten aanzien van de ten laste gelegde oplichting en het witwassen. Daarnaast komt zij niet tot een bewezenverklaring van computervredebreuk.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

BESLAG

De in beslag genomen goederen

Onder verdachte is een groot aantal goederen in beslag genomen. Als bijlage III bij dit vonnis is de beslaglijst gevoegd, waarop alle in beslag genomen goederen staan vermeld. Het betreft zowel conservatoir beslag, als strafvorderlijk beslag.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag moet worden gehandhaafd, voor zover dat is gelegd op conservatoire titel. Het betreft steeds goederen van waarde.
Verder verwijst de officier van justitie naar de beslaglijst, waarop staat vermeld welke goederen volgens haar in aanmerking komen voor verbeurdverklaring dan wel voor onttrekking aan het verkeer.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om teruggave van alle in beslag genomen goederen aan verdachte, met uitzondering van het in beslag genomen witte poeder. Ten aanzien van dit goed verzet de raadsman zich niet tegen onttrekking aan het verkeer.

Het oordeel van de rechtbank

Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de volgende goederen die op de lijst in beslag genomen voorwerpen staan onder het kopje ‘verbeurd verklaren’, voor verbeurdverklaring in aanmerking komen, omdat met behulp hiervan de bewezenverklaarde oplichting is gepleegd:
MD3R019160_599812
iPhone 11 met losse simkaart ( [nummer] )
MD3R019160_600197
iPhone 6
Verder komen voor verbeurdverklaring in aanmerking die goederen en geldbedragen waarop strafrechtelijk beslag is gelegd en waarvan aannemelijk is dat deze door middel van of uit de baten van een strafbaar feit zijn verkregen. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte deze goederen en geldbedragen heeft aangeschaft dan wel verkregen uit de opbrengst van de door hem als medepleger begane oplichting dan wel zijn deelname aan de criminele organisatie. Verdachte heeft voor de herkomst van deze goederen en geldbedragen immers geen aannemelijk verklaring gegeven. Het gaat om de volgende goederen en geldbedragen:
MD3R019160_600221
Zegelring, verbogen
MD3R019160_600223
Ketting met hanger, op de hanger staat [omschrijving] -
MD3R019160_601741
Zonnebril Louis Vuitton
MD3R019160_599802
HP DVD-speler external DVDR Drive
MD3R019160_599804
E-reader
MD3R019160_599810
Louis Vuitton handtas verkoopwaarde ruim 2000 USD
MD3R019160_599847
Gucci jas
MD3R019160_600200
Zwart uurwerk, gele cijfers
MD3R019160_600211
Louis Vuitton schouderstas met persoonlijke initialen [initialen]
MD3R019160_600215
Coin Card Holder van Louis Vuitton
MD3R019160_600216
Louis Vuitton riem
MD3R019160_600217
Louis Vuitton pasjeshouder
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal onttrekken aan het verkeer de goederen die op de lijst in beslag genomen goederen onder het desbetreffende kopje staan, met uitzondering van de honkbalknuppel. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Ten aanzien van de honkbalknuppel geldt dat niet. Ook zal de rechtbank onttrekken aan het verkeer het gedemonteerde horloge van het merk Audemars Piquet en het Rolex Explorer horloge. Geverbaliseerd is dat het hier om nephorloges gaat, waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang. Het gaat om de volgende goederen:
MD3R019160_599806
Inklapbaar mes
MD3R019160_599808
Zakje met wit poeder in zwart leren envelopje
MD3R019160_600199
Gebruikershoeveelheid wit poeder
MD3R019160_600198
Gedemonteerd horloge van Audemars Piquet.
MD3R019160_600210
Rolex Explorer horloge
Teruggave aan verdachte
Voor teruggave komen in aanmerking de in beslag genomen honkbalknuppel, de epi-pen de Tele 2 simkaartjes. Ten aanzien van de honkbalknuppel heeft de rechtbank hiervoor al overwogen dat dit voorwerp niet van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Een dergelijke knuppel kan ook worden gebruikt voor sportieve doeleinden. De epi-pen kan ook volgens de officier van justitie retour naar verdachte. De Tele 2 simkaartjes komen voor teruggave in aanmerking, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte met behulp daarvan een strafbaar feit heeft gepleegd. Ook komen voor teruggave in aanmerking de onder het kopje ‘dossier’ genoemde goederen. Ten aanzien van deze goederen bestaat niet langer een strafvorderlijk belang. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte van de volgende goederen:
MD3R019160_599809
Honkbalknuppel
MD3R019160_599807
Epi-pen
MD3R019160_600222
Tele 2 simkaartje
MD3R019160_600218
t.n.v. [verdachte]
MD3R019160_600219
Zwarte MastercardToken [nummer] t.n.v. [verdachte]
MD3R019160_599811
Code [nummer]
MD3R019160_599803
ING-envelop met daarin aanvraag bankpas (2019) t.n.v [omschrijving]
MD3R019160_599860
KVK-inschrijving
Conservatoir beslag
Voor zover op de hiervoor genoemde goederen ook conservatoir beslag rust, blijft dit hierop rusten. De beslissingen van de rechtbank hebben enkel betrekking op het strafvorderlijk beslag.

BENADEELDE PARTIJEN

De vorderingen

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 19.558,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[benadeelde 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 42.351,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] volledig voor toewijzing vatbaar is. Van de vordering van [benadeelde 3] is een gedeelte van € 16.949,40 van de materiële schade door de ABN AMRO bank vergoed. Dat betekent dat van de gevorderde materiële schade een bedrag € 25.246,- resteert dat voor toewijzing vatbaar is. Voor het overige gedeelte van de vordering moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 3] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak van de oplichting van deze aangevers.

Het oordeel van de rechtbank

[benadeelde 1]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaren, nu zij verdachte vrijspreekt van de oplichting van [benadeelde 1] . Ten aanzien van deze benadeelde partij is dus geen sprake van schade die rechtstreeks voortvloeit uit het door verdachte gepleegde strafbare feit.
[benadeelde 1] zal worden veroordeeld in de kosten die verdachte heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 3]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 3] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 25.254,60 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 december 2019 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering afwijzen voor zover de vordering ziet op de materiële schade die, blijkens de toelichting op de vordering, al door de ABN AMRO bank is vergoed. Dat betreft een bedrag van € 16.940,40. In zoverre is geen sprake meer van materiële schade die rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 25.254,60, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 161 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 63, 140, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
102 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
MD3R019160_599812
iPhone 11 met losse simkaart ( [nummer] )
MD3R019160_600197
iPhone 6
MD3R019160_600221
Zegelring, verbogen
MD3R019160_600223
Ketting met hanger, op de hanger staat [omschrijving] -
MD3R019160_601741
Zonnebril Louis Vuitton
MD3R019160_599802
HP DVD-speler external DVDR Drive
MD3R019160_599804
E-reader
MD3R019160_599810
Louis Vuitton handtas verkoopwaarde ruim 2000 USD
MD3R019160_599847
Gucci jas
MD3R019160_600200
Zwart uurwerk, gele cijfers
MD3R019160_600211
Louis Vuitton schouderstas met persoonlijke initialen [initialen]
MD3R019160_600215
Coin Card Holder van Louis Vuitton
MD3R019160_600216
Louis Vuitton riem
MD3R019160_600217
Louis Vuitton pasjeshouder
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
MD3R019160_599806
Inklapbaar mes
MD3R019160_599808
Zakje met wit poeder in zwart leren envelopje
MD3R019160_600199
Gebruikershoeveelheid wit poeder
MD3R019160_600198
Gedemonteerd horloge van Audemars Piquet.
MD3R019160_600210
Rolex Explorer horloge
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
MD3R019160_599809
Honkbalknuppel
MD3R019160_599807
Epi-pen
MD3R019160_600222
Tele 2 simkaartje
MD3R019160_599811
Code [nummer]
MD3R019160_600218
t.n.v. [verdachte]
MD3R019160_600219
Zwarte MastercardToken [nummer] t.n.v. [verdachte]
Benadeelde partij
[benadeelde 1] (feit 2)
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt [benadeelde 1] in de kosten door verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 3] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 25.254,60;
  • wijst het overige gedeelte van de vordering af;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 25.254,60 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 161 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. E.J.W. Verhaagh en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2022.

Bijlage I:

DE TENLASTELEGGING

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
1. het plegen van oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht, en/of
2. het plegen van (gewoonte)witwassen als bedoeld in artikel 420ter en/of 420bis Wetboek van Strafrecht, en/of
3. het plegen van heling van niet-openbare gegevens als bedoeld in artikel 139g Wetboek van Strafrecht, en/of
4. het plegen van computervredebreuk als bedoeld in artikel 138ab Wetboek van Strafrecht;
( art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2:
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 18 mei 2020, te Amersfoort en/of te Veendam en/of Hilversum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
één of meerdere personen, heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
te weten een of meer geldbedragen, in totaal 78.928,67 EURO, althans enig geldbedrag,
te weten;
1. [benadeelde 1] tot afgifte van 20.000,- EURO (aangifte PL0600-2019351866), althans enig geldbedrag, en/of
2. [benadeelde 2] tot afgifte van 2.327,67 EURO (aangifte PL0600-2019553121), althans enig geldbedrag, en/of
3. [benadeelde 4] tot afgifte van 14.250,- EURO (aangifte PL0100-2019323054), althans enig geldbedrag, en/of
4. [benadeelde 3] tot afgifte van 42.351,- EURO (aangifte PL1500-2019349899), althans enig geldbedrag,
door (telkens) voorgenoemd(e) geldbedrag(en) op/naar bankrekeningen van een of meerdere zogenaamde money-mules te (laten) storten/over te (laten) boeken, waarna voorgenoemd(e) geldbedrag(en) opgenomen werden bij verschillende bankautoma(a)t(en) door verdachte en/of een of meerdere mededaders, en/of
door (telkens)
- een of meerdere van de voorgenoemde personen een e-mail te sturen waarin werd medegedeeld dat een “nieuwe incassant is gemachtigd” van de bankrekening van die voorgenoemde personen en/of (vervolgens) die personen telefonisch te benaderen en/of te doen laten benaderen door iemand die zich voordeed als een beveiliger/medewerker van de ABN Amro bank, Rabobank en/of ING Bank, en/of
- een of meerdere van de voorgenoemde personen (direct) telefonisch te benaderen en/of te doen laten benaderen door iemand die zich voordeed als een beveiliger/medewerker van de ABN Amro bank, Rabobank en/of ING Bank, en/of
- ( daarbij) een telefoonnummer welke afkomstig leek te zijn van de ABN Amro bank, Rabobank en/of ING Bank, een zogenaamd gespoofed telefoonnummer, te (laten) gebruiken, en/of
- voorgenoemde personen te verwijzen naar de website van de ABN Amro bank, Rabobank en/of ING Bank ter controle/herkenning van het telefoonnummer waarmee gebeld werd, en/of
- ( vervolgens) voorgenoemde personen mede te delen dat de bankrekening van voorgenoemde personen gehackt zou zijn en/of dat er een (grote) incasso en/of geld overboeking naar het buitenland, althans naar een ander, zou gaan plaatsvinden en/of dat er getracht is geld van de bankrekening te halen, en/of
- voorgenoemde personen mede te delen dat het geld op de bankrekening van voorgenoemde personen veiliggesteld kon worden door dat geld over te boeken naar een of meerdere zogenaamde (beveiligde) kluisrekeningen en/of veilige/beveiligde bankrekeningen, en/of
- ( vervolgens) aan voorgenoemde personen telefonisch door te geven naar welke zogenaamde kluisrekeningen en/of veilige/beveiligde bankrekeningen het geld overgeboekt kon worden, en/of
- een of meerdere voorgenoemde personen het programma Teamviewer te laten i nstalleren om het overboeken naar de zogenaamde kluisrekeningen en/of veilige/beveiligde bankrekeningen te vergemakkelijken, opdat voorgenoemde personen het geld niet zouden kwijt raken;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 3:
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders,
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en), van (ongeveer) 724.148,54 EURO, voorhanden gehad en/of verworven en/of omgezet en/of overgedragen en/of
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en), van (ongeveer) 724.148,54 EURO gebruik gemaakt,
terwijl, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en) dat voorgenoemde voorwerp(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 18 mei 2020 te Amersfoort en/of te Veendam en/of te Hilversum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
(telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders,
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en), van (ongeveer) 724.148,54 EURO, voorhanden gehad en/of verworven en/of omgezet en/of overgedragen en/of
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en), van (ongeveer) 724.148,54 EURO gebruik gemaakt,
terwijl, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
( art 420quater lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
Feit 4:
Hij op of omstreeks 10 december 2019, te Veendam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk,
te weten het (mobiel) (digitale) bancaire systeem van [rekeninghouder 1] is binnen gedrongen, met behulp van een valse sleutel, te weten de inloggegevens en toegangscodes behorend bij de bankrekening van die [rekeninghouder 1] , waarmee de opnamelimiet van deze bankrekening is verhoogd en/of (vervolgens) in totaal een bedrag van 12.224,- EURO is opgenomen van voorgenoemde bankrekening.
( art 138ab lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Bijlage II:

DE BEWIJSMIDDELEN

De rechtbank stelt de redengevende feiten en omstandigheden vast op basis van de volgende wettige bewijsmiddelen [5] . Deze bewijsmiddelen worden slechts gebruikt voor het feit/de feiten waarop zij blijkens de inhoud betrekking hebben.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft het volgende gerelateerd:
Op maandag 18 mei 2020 omstreeks 07:20 uur, hield ik op de locatie [adres]
, [woonplaats] , als verdachte aan:
Achternaam : [medeverdachte 1]
Voornamen : [voornamen]
Geboren : [1989]
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Pakistan
Geslacht : Man
Nationaliteiten : Nederlandse en Pakistaanse
Adres : [adres]
Postcode plaats : [woonplaats] [6]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben het volgende gerelateerd:
Op maandag 18 mei 2020 om 07:01 uur, hebben wij,(…) aangehouden:
[medeverdachte 2] ,
Geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
Wonende [adres] te [woonplaats] . [7]
[benadeelde 4] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde 4]) heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 3 december 2019 omstreeks 15:00 uur werd ik gebeld door ene [zogenaamde medewerker] . Hij vertelde dat hij beveiliger was van ABN Amro en dat ik was gehackt en dat zij mij wilden helpen om mijn geld veilig te stellen. Hij vertelde dat ik moest inloggen op de ABN Amro site. Ik moest van al mijn drie rekeningen geld overmaken en dat zou het op een rekening komen. Ik moest eerst een bedrag van € 1.820,00 overmaken naar rekeningnummer [rekeningnummer] te name van [money mule 3] . Daarna moesten er twee bedragen € 1.740,00 en € 1.860,00 euro overgemaakt worden naar rekeningnummer [rekeningnummer] , maar dan te name van [rekeninghouder 2] . [8] Ik moest daarna meerdere bedragen overmaken naar rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [money mule 1] .
De bedragen die ik moest overmaken naar de rekening van [money mule 1] zijn € 1.820,00, € 1.880,00, € 1.770,00, € 1.720,00 en € 1.640,00. Totaal heb ik 14.250,00 euro over moeten maken. [9]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Gekeken is wie de ontvangende money mule rekeninghouders waren. De rekeninghouder van het rekeningnummer [rekeningnummer] bleek te zijn:
[money mule 1] .
De rekeninghouder van het rekeningnummer [rekeningnummer] bleek te zijn:
[rekeninghouder 2] . [10]
In de ontvangen bankrekeningoverzichten van [money mule 1] is te zien dat er op 3 december 2019 vijf maal een bedrag overgeschreven wordt vanaf de bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. [benadeelde 4] . Er bleek totaal € 8.830,- overgemaakt naar de rekening van [money mule 1]
[rekeningnummer]. Verder bleek dat het geld werd opgenomen op 3 december 2019 om 18.35-18.36 en 18.51-18.53. De beelden van de bewuste pintransacties zijn door de banken beschikbaar gesteld en onderzocht. Ik herkende de pinner direct. Ik herken de persoon op de beelden voor de volle 100% als zijnde de verdachte [verdachte]
.Ik herken hem aan zijn gelaat, zijn ingevallen (donkere) ogen en haardracht. [11]
Uit de bevraging van de bankrekening van [money mule 3] bleek dat drie keer een bedrag is overgeschreven van de rekening [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 4] naar de bankrekening van [rekeninghouder 2] [rekeningnummer] . Na de bijschrijvingen afkomstig van [benadeelde 4] wordt het geld meteen opgenomen bij een geldautomaat. [12]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 18 mei 2020 werd op de [adres] te [woonplaats] (
de rechtbank begrijpt: de woning van o.a. verdachte) diverse goederen in beslag genomen: [13]
Bankpas ABN Amro ten name van [money mule 1] , bankrekeningnummer [rekeningnummer] . [14]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Onderstaande conversatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] dateert van 3 december 2019 tussen 18:50 en 18:57 uur: [15]
- [medeverdachte 1] : Hoeveel is getrokken?
- [medeverdachte 1] : Hoeveel is totaal gekomen??
- [verdachte] : 5450 1740 1640
- [verdachte] : Alles er af. [16]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
De in de chat door [verdachte] genoemde bedragen, 5450, 1740 en 1640 zijn bij elkaar opgeteld: € 8830,- De opgenomen bedragen alsmede het totaalbedrag komen volledig overeen met de cash-out op de rekening van [money mule 1] . [17]
[benadeelde 3] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben houder van een ABN Amro account met rekeningnummer: [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 3] . Op 10 december omstreeks 13.30 uur, werd ik gebeld door een man. Hij stelde zich voor dat hij bij een accountantbureau werkzaam was. Hij vertelde dat ik jarenlang te veel servicekosten had betaald aan de ABN Amro bank. De bank zou mij € 6.000,- terugbetalen. De man vroeg mij of ik wilde inloggen op mijn computer. Ik kreeg een link te zien. Ik moest van de man inloggen op mijn bankaccount. Via mijn identifier kreeg ik een code welke ik had bevestigd. [18]
Op donderdag 12 december 2019, werd ik gebeld door een medewerkster van de ABN Amro bank. De medewerkster vertelde aan mij dat mijn rekeningnummer leeggeroofd was.
Ik zag dat er overboekingen waren naar:
- [rekeninghouder 1] is een totaal bedrag van € 12.244,- overgeboekt.
In totaal is het bedrag € 42.351,- overgeboekt naar andere rekeningen. [19]
Op rekeningafschriften zijn de overboekingen te zien, onder meer:
Naar [rekeningnummer] ten name van [rekeninghouder 1] € 1.424,- op 10 december 2019 om 18:07 uur. [20]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft – zakelijk weergegeven = het volgende gerelateerd:
Op 16 december 2019 kwam [rekeninghouder 1] aan het bureau van politie. Zij had haar bankpas van de ING voorzien van rekeningnummer [rekeningnummer] uitgeleend aan [A] . Zij verklaarde samengevat het volgende:
Ik zag op 10 december ineens bedragen op mijn rekening gestort en heb [A] gebeld wat de bedoeling was van de geldstroom. [A] zei dat hij de pas had overgedragen aan [verdachte] , vermoedelijk ook uit Oude Pekela.
De volgende bedragen zijn op 10 december 2019 gestort op mijn rekeningnummer:
- om 18:05 uur, € 1.789,- van [benadeelde 3] , [rekeningnummer] ;
- om 18:01 uur, € 1.791,- van [benadeelde 3] , [rekeningnummer] ;
- om 17:58 uur, € 1.786,- van [benadeelde 3] , [rekeningnummer] ;
- om 17:54 uur, € 1.881,- van [benadeelde 3] , [rekeningnummer] . [21]
Op 10 december 2019 zijn bedragen gepind van rekeningnummer [rekeningnummer] .
De in onderzoek 031CCBeurs naar voren gekomen [verdachte] heeft een oud woonadres in [woonplaats] . [22]
[rekeninghouder 1] heeft bij de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[A] zei dat hij een uitkering had en dat zijn bankrekening in de gaten werd gehouden. Ze wilden mijn bankpas gebruiken om een auto te kopen. Ik heb mijn inloggegevens aan hen gegeven. [23] [A] zei dat hij de pas had weggegeven. Ik kreeg een nummer toegestuurd. Ik heb gekeken welke naam erbij stond op Whatsapp. Dat was [verdachte] . [24] Ik heb dat appje nog en laat u dat bij deze zien. [25]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit de opgave van de ING bank bleek dat er gebruik was gemaakt van het volgende IP adres voor het ophogen van de opname limiet van de gebruikte bankrekening [rekeningnummer] , op naam van [rekeninghouder 1] waar stortingen op zijn gedaan. Op deze rekening is dus voor een totaal bedrag van € 12.244,- gestort.
Het gebruikte IP-adres was: [IP-adres]
Ik heb de gegevens van de gebruiker van dit IP-adres gevorderd. Ik zag dat het genoemde IP adres in gebruik was bij:
[medeverdachte 1] , [adres] [woonplaats] . Bekend is dat dit adres overeenkomst met adres van verdachte [verdachte] . [26]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
In de IPhone6 van de verdachte [medeverdachte 1] zijn Whatsapp gesprekken aangetroffen tussen de eigenaar van het toestel met telefoonnummer [telefoonnummer] ( [medeverdachte 1] ) en ‘ [contactnaam] ' met telefoonnummer [telefoonnummer] .
In onderzoek Zandloper is een onderzoek gedaan aan de laptop van verdachte [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] heeft hierin contact met [verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer] . [verdachte] staat als contact opgeslagen onder de naam ‘ [contactnaam] ’.
In het Whatsapp gesprek in de IPhone 6 van [medeverdachte 1] tussen [medeverdachte 1] en [contactnaam] lijken zij beiden op het zelfde adres te wonen.
In het Whatsapp gesprek zegt [medeverdachte 1] tegen [contactnaam] :
Ik leg sleutel
Waar jij altijd legt
Op een ander moment zegt [medeverdachte 1] tegen [contactnaam] :
Niet die ding vergeten te zetten
In la
En keuken ook niet vergeten he flikker
[medeverdachte 1] en [verdachte] zijn beiden ingeschreven op het [adres] in [woonplaats] . Op basis van bovenstaande is het aannemelijk dat telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is of is geweest bij [verdachte] . [27]
Tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] vinden diverse chatconversaties plaats.
Op 7 augustus 2019:
- [medeverdachte 1] : Ben nu ing, ikga nu storten.
Op 19 augustus 2019:
- [medeverdachte 1] : Kga ff iemand spreken
- [verdachte] : Ogg wie
- [medeverdachte 1] : Zon boy
- [medeverdachte 1] : Hij kan ook aan pasjes komen enzo S ik et goed heb
- [verdachte] : Aiii lekker
Op 22 augustus 2019:
- [verdachte] : Gooi die deel ff anel aub, hij is er bijna [28]
- [verdachte] : Wat moet er met v zijn deel? Hij heeft gister 650 extra er bij en vandaag 700 er bij gedaan afbetalen. [29]
Op 18 november 2019:
[medeverdachte 1] : Maar test ging goed?
- [verdachte] : Zal zo wel horen. Hoop leads zijn goed.
- [medeverdachte 1] : Jaa man kk. [30]
Op 3 december 2019:
- [medeverdachte 1] : Hoeveel is getrokken?
- [medeverdachte 1] : Hoeveel is totaal gekomen??
- [verdachte] : 5450 1740 1640
- [verdachte] : Alles er af. [31]
Verbalisant [verbalisant 9] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In de IPhone 11 van [medeverdachte 1] is een chatgesprek aangetroffen tussen:
  • De gebruiker van de telefoonnummer [telefoonnummer] , bijnaam “ [bijnaam 1] ", die is geïdentificeerd als [medeverdachte 1] , en
  • De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] , die is geïdentificeerd als [verdachte] .
Op 26 maart 2020:
- [medeverdachte 1] , 08:50 uur: Al bezig?
- [verdachte] , 8:55 uur: Jaa
- [medeverdachte 1] , 08:58 uur: 3 of 2?
- [verdachte] , 08:58 uur: 2
- [medeverdachte 1] , 08:58 uur: Zelfde als gister?
- [verdachte] , 08:58 uur: Jaa.
Op 30 maart 2020:
- [medeverdachte 1] , 10:23 uur: Is er vic?
- [verdachte] , 10:23 uur: Nou nog niet man, kanker man wel all aan de lijn
- [medeverdachte 1] , 10:23 uur: En wie bellen er?
- [verdachte] , 10:23 uur: Bolle alleen
- [medeverdachte 1] , 10:23 uur: Die kk koeli zou ook bellen, [bijnaam 2]
- [verdachte] , 10:23 uur: Ja bericht me net pas van ben je daar
- [medeverdachte 1] , 10:23 uur: Niet laten bellen, [bijnaam 2]
- [verdachte] , 10:24 uur: Ok, omdat die laat is?
- [medeverdachte 1] , 10:24 uur: Yes.
Op 1 april 2020:
- [medeverdachte 1] , 14:49 uur: Gestopt?
- [verdachte] , 14:49 uur: Ja nu net man helemaal niks man wtf (…), daarna niks, allemaal geen vertrouwen.
Op 15 april 2020:
- [medeverdachte 1] , 10:07 uur: Morgen werken, zeg het ook maar aan de rest, zelfde tijd
- [verdachte] , 10:08 uur: Ai. [33]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In de Iphone 11 van verdachte [medeverdachte 1] staan chatgesprekken met een persoon die onder de contacten staat vermeld als “ [bijnaam 2] ” met telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit onderzoek bleek dat dit telefoonnummer op naam staat van verdachte [medeverdachte 3] . Op de telefoon van [medeverdachte 1] werd een profielfoto aangetroffen van [bijnaam 2] . Ik herken op deze foto verdachte [medeverdachte 3] . [34]
Chatgesprekken tussen [bijnaam 2] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3]) en [medeverdachte 1] luiden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 8 februari 2020:
- [medeverdachte 1] stuurt aan [medeverdachte 3] een link van de verhuur van een bedrijfspand aan de [adres] te [woonplaats] .
- [medeverdachte 1] : Heeft meerdere zeg maar, dus we gaan gwn kijken
- [medeverdachte 3] : Is goed, ik kom zo die kant op
Op 13 februari 2020:
- [medeverdachte 1] : Er komen morgen 2, dus zijn met 4. Dus inclusief jou en nietsnut. (…) Neem dus wel alle lappies
(de rechtbank begrijpt: laptops)mee.
Op 14 februari 2020:
- [medeverdachte 1] : Die andere boys komen pas maandag.
- [medeverdachte 3] : Leads zijn op, probeer zsm te fixen
- [medeverdachte 1] : Groen?
- [medeverdachte 3] : Hoop dit weekend, ja alles eigenlijk, gister 60-70 gedaan totaal. [35]
Op 8 april 2020:
- [medeverdachte 1] : En waarom zei je wazier dat er niet wordt gewerkt?
- [medeverdachte 3] : Kzei niet niet gewerkt. Ik zei kans is klein dat er spa’s zijn. [36]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In de telefoon van [medeverdachte 2] worden belcontacten en Whatsapp gesprekken aangetroffen met ‘ [bijnaam 3] ’ met nummer [telefoonnummer] . Uit onderzoek is gebleken dat verdachte [medeverdachte 1] gebruik maakt van dit telefoonnummer. [37]
Een chatconversatie tussen [medeverdachte 2] en [bijnaam 3] (
de rechtbank leest: [medeverdachte 1]) op 14 december 2019 luidt – zakelijk weergegeven – als volgt:
- [medeverdachte 1] , 03:36 uur: Probeer meer te fixen dan één want die man heeft ong 100k nog over.
- [medeverdachte 2] , 03:36 uur: Morgen rond 10-11 heb ik wel wat.
- [medeverdachte 1] , 03:38 uur: Niet verslapen want hij wordt precies 09:00 uur gebeld.
- [medeverdachte 1] , 03:38 uur: Gooien we eerst op jouwes, goedmakerje van die ora zeg maar. [38]
Verbalisant [verbalisant 10] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 10-03-2020, omstreeks 12.41 uur chat [medeverdachte 1] met [telefoonnummer] @s.whatsapp.net.
[telefoonnummer] : kan het op nieuw aangevraagde spa? dan laat ik paar mensen aanvragen
[medeverdachte 1] : zodra je hebt meld me
[telefoonnummer] : doe ik
[telefoonnummer] : 50/50
- [medeverdachte 1] : nee, 40 voor jouw kant, 60 voor onze kant, we zijn met 5 man
[telefoonnummer] : maar hoef niets te doen toch, alleen afstaan?
[medeverdachte 1] : ja, de rest doen wij [39]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 11] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 18 mei 2020 werd op de [adres] te [woonplaats] (
de rechtbank begrijpt: de woning van verdachte [verdachte] en [medeverdachte 1]) een zoeking gedaan. Tijdens de doorzoeking werden diverse goederen in beslag genomen:
- ING stortingsbewijs van € 1.050,- in 21 briefjes van € 50,- op rekeningnummer [rekeningnummer] ;
- Een bon van Louis Vuitton, cash betaald, totaalbedrag € 4.900,-
- Een factuur à € 897,- van Mercure Hotels te Amersfoort op naam van “De heer [verdachte] ”, factuurdatum 29-8-2019. De gehele betaling is contant gedaan. [40]
- ING stortingsbewijs € 1.400,- euro in 28 briefjes à € 50,- op rekeningnummer [rekeningnummer] ;
- Diverse aankoopbewijzen cash betaald, totale waarde € 3.454,-
- Hotelrekeningen totale waarde € 1.674,-. [41]
Verbalisant [verbalisant 12] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Door mij zijn bij de Volksbank, de ABNAMRO-bank, de ING-bank en de BUNQbank
de afschriften van de bankrekeningen van verdachte [verdachte] opgevraagd over de periode van 01 januari 2019 t/m 2 december 2019.
Ontvangen bankrekeningnummers:
Van de ING-bank werden de afschriften ontvangen van de volgende rekeningen:
- [rekeningnummer] , t.n.v. [verdachte] . [42]
Contante geldstromen:
In totaal is er € 36.850,- aan contanten gestort en is er in totaal € 14.752,- contant opgenomen.
In totaal is er € 22.098,- meer contant geld gestort dan opgenomen, wat kennelijk afkomstig is uit andere inkomsten. [43]
Verbalisant [verbalisant 9] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 27 mei 2020 is verdachte [verdachte] aangehouden in Veendam. Hij bevond zich in een auto, Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] , en was in het gezelschap van [C] . In de auto zijn twee Iphones aangetroffen. [C] heeft de pincode van één van de telefoons verstrekt. Uit chatgesprekken blijkt dat zij samen met [verdachte] woont aan de [straat] te [woonplaats] . [44]
Verbalisant [verbalisant 11] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 27 mei 2020 werd verdachte [verdachte] buiten heterdaad aangehouden. Hierbij werden tijdens de fouillering diverse luxe goederen aangetroffen. Daarnaast werd op donderdag
28 mei 2020 een zoeking gedaan in zijn woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , alwaar eveneens luxe artikelen werden aangetroffen.
De goederen met daarbij een prijsindicatie van de aanschafwaarde:
- Een Gucci bomberjack, aanschafwaarde € 1.250,-; [45]
- Louis Vuitton dames handtas, aanschafwaarde € 1.460,-;
- Louis Vuitton heren schoudertas, aanschafwaarde € 1.500,-;
- Louis Vuitton riem, aanschafwaarde € 525,-;
- Louis Vuitton wallet, aanschafwaarde € 525,-;
- Louis Vuitton coincard holder, aanschafwaarde € 525,-.. [46]

Bijlage III:

BESLAGLIJST

VE [verdachte]
Afhandeling Voorwerpnummer Omschrijving
Conservatoir beslag
MD3R019160_600221
Zegelring, verbogen
MD3R019160_600223
Ketting met hanger, op de hanger staat [omschrijving] -
Conservatoir beslag 9 december 2021
MD3R019160_601741
Zonnebril Louis Vuitton
Conservatoir beslag recent
MD3R019160_599802
HP DVD-speler external DVDR Drive
MD3R019160_599804
E-reader
MD3R019160_599810
Louis Vuitton handtas verkoopwaarde ruim 2000 USD
MD3R019160_599811
Code [nummer]
MD3R019160_599847
Gucci jas
MD3R019160_600200
Zwart uurwerk, gele cijfers
MD3R019160_600211
Louis Vuitton schouderstas met persoonlijke initialen [initialen]
MD3R019160_600215
Coin Card Holder van Louis Vuitton
MD3R019160_600216
Louis Vuitton riem
MD3R019160_600217
Louis Vuitton pasjeshouder
MD3R019160_600218
t.n.v. [verdachte]
MD3R019160_600219
Zwarte MastercardToken [nummer] t.n.v. [verdachte]
MD3R019160_600220
Visa Wirex t.n.v. [verdachte]
Dossier
MD3R019160_599803
ING-envelop met daarin aanvraag bankpas (2019) t.n.v [omschrijving]
MD3R019160_599860
KVK-inschrijving
Onttrekking aan het verkeer
MD3R019160_599806
Inklapbaar mes
MD3R019160_599808
Zakje met wit poeder in zwart leren envelopje
MD3R019160_599809
Honkbalknuppel
MD3R019160_600199
Gebruikershoeveelheid wit poeder
Retour beslagene
MD3R019160_599807
Epi-pen
Verbeurd verklaren
MD3R019160_599812
iPhone 11 met losse simkaart ( [nummer] )
MD3R019160_600197
iPhone 6
MD3R019160_600198
Gedemonteerd horloge van Audemars Piquet.
MD3R019160_600210
Rolex Explorer horloge
MD3R019160_600222
Tele 2 simkaartje
Eindtotaal

Voetnoten

1.Hoge Raad 17 mei 1994, NJ 1995/46.
2.Hoge Raad 23 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1702.
3.Gerechtshof Den Haag, 22 september 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2005.
4.Hoge Raad, 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal met zaaksnaam 031CCBeurs en nummer 2019205922 d.d. 5 november 2020, doorgenummerd van pag. 1-2344 en opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 18 mei 2020, pag.201
7.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 18 mei 2020, pag 100
8.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 5 december 2019, pag. 1 van de aangifte (processtuk: Aangiften).
9.Een geschrift zoals bedoeld in art. 344, eerste lid en onder 5, Sv, zijnde een niet-ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 5 december 2019, pag. 2 van de aangifte (processtuk: Aangiften).
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2020, pag. 1813.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2020, pag. 1814.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2020, pag. 1815.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2020, pag. 1471.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2020, pag. 1472.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2020, pag. 2152.
16.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2020, pag. 2161.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2020, pag. 1822.
18.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2019, pag. 1390.
19.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2019, pag. 1391.
20.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2019, pag. 1393 e.v.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2020, pag. 1403.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2020, pag. 1404.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 10 mei 2021, pag. 1 van het proces-verbaal (los processtuk).
24.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 10 mei 2021, pag. 3 van het proces-verbaal (los processtuk).
25.Bijlage bij het proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 10 mei 2021 (los processtuk).
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2020, pag. 1407.
27.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2020, pag. 2148.
28.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2020, pag. 2156.
29.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2020, pag. 2157.
30.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2020, pag. 2159.
31.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2020, pag. 2161.
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juni 2020, pag. 1520.
33.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juni 2020, pag. 1521.
34.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2020, pag. 1895.
35.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2020, pag. 1898.
36.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2020, pag. 1901.
37.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2020, pag. 1435.
38.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2020, pag. 1437.
39.Bijlage 2.06 bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2020, pag. 2056.
40.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2020, pag. 1471.
41.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2020, pag. 1472.
42.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2020, pag. 1379.
43.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2020, pag. 1380.
44.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2020, pag. 1533.
45.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2020, pag. 1545.
46.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2020, pag. 1546.