ECLI:NL:RBMNE:2022:705

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
9432121 / MC EXPL 21-5734
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst met verplichting tot betaling van herstel- en expertisekosten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen een vennootschap onder firma, [eiseres], en een besloten vennootschap, [gedaagde], over een aannemingsovereenkomst. [eiseres] heeft [gedaagde] op 3 september 2021 gedagvaard, omdat er onenigheid was ontstaan over openstaande facturen en de uitvoering van werkzaamheden. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij werkzaamheden niet heeft afgerond en herstelwerkzaamheden niet heeft uitgevoerd. [eiseres] vorderde betaling van een bedrag van € 14.980,62, bestaande uit hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, en stelde dat [gedaagde] ook de kosten voor herstel en expertise moest vergoeden. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] de herstelkosten van € 8.926,43 en de expertisekosten van € 520,00 aan [eiseres] moest betalen. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen van [eiseres]. De kantonrechter wees de vordering van [gedaagde] in reconventie af, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De proceskosten werden aan [gedaagde] opgelegd, omdat zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 23 februari 2022
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 9432121 / MC EXPL 21-5734 van
de vennootschap onder firma
[eiseres] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie, hierna ook te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde Stichting Univé Rechtshulp,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde Blue Ocean juristen.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 3 september 2021 voor de kantonrechter gedagvaard. [gedaagde] heeft op de dagvaarding geantwoord en heeft een tegenvordering – vordering in reconventie – ingesteld. De kantonrechter heeft besloten dat de zaak op een zitting verder moet worden besproken. Partijen zijn daarvoor opgeroepen. [eiseres] heeft, voordat de zaak op zitting is besproken, op de vordering van [gedaagde] gereageerd. [gedaagde] heeft nog een aanvullende productie ingediend.
1.2.
De zaak is bij de kantonrechter besproken op 19 januari 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen als toelichting op hun standpunten tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht.
1.3.
Daarna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiseres] verkoopt luxe [.] en [..] , inclusief plaatsing. [gedaagde] plaatste deze [.] , in opdracht van [eiseres] . Aan de samenwerking tussen partijen is een einde gekomen. Een aantal projecten was toen nog niet (goed) afgerond. Over en weer hebben partijen elkaar facturen gestuurd. Deze zijn nog niet betaald. Partijen verschillen van mening over de vraag of zij de openstaande facturen nog aan elkaar moeten betalen. Daarnaast zijn partijen het niet eens over de vraag of [gedaagde] de kosten voor het herstel en het afmaken van het werk aan [eiseres] moet betalen.
Wat vorderen partijen over en weer?
2.2.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot het betalen van € 14.980,62 (bestaande uit € 14.070,12 aan hoofdsom en € 910,50 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.623,69 en kosten.
2.3.
[gedaagde] heeft een tegenvordering ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij haar eis gewijzigd. [gedaagde] vordert nu nog dat [eiseres] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot het betalen van € 22.613,34 (bestaande uit € 20.501,70 aan hoofdsom, € 990,02 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 1.121,62 aan wettelijke (handels)rente), te vermeerderen met wettelijke (handels)rente over € 20.501,70, (na)kosten en rente over die (na)kosten.
Wat vindt [eiseres] ?
2.4.
[eiseres] vindt dat [gedaagde] de kosten voor het herstel en het afmaken van het werk aan [eiseres] moet vergoeden. Ook vindt zij dat [gedaagde] de facturen van [eiseres] moet betalen. [eiseres] zegt daarover het volgende.
2.5.
[eiseres] kreeg klachten van haar klanten over de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden in de projecten [achternaam 1] , [achternaam 2] , [achternaam 3] , [achternaam 4] en [achternaam 5] . [gedaagde] heeft deze projecten, met uitzondering van [achternaam 2] , niet afgerond. Op 20 januari 2021 heeft [eiseres] een brief gestuurd aan [gedaagde] . In deze brief stelt [eiseres] [gedaagde] in gebreke en somt [eiseres] per project op welke werkzaamheden nog door [gedaagde] moeten worden uitgevoerd en welke werkzaamheden niet goed door [gedaagde] zijn uitgevoerd. Voor het project [achternaam 2] heeft [eiseres] de schade en aansprakelijkheid laten onderzoeken door een deskundige, [onderneming 1] . Deze deskundige bevestigt in zijn rapport dat de werkzaamheden in het project [achternaam 2] niet goed zijn uitgevoerd en constateert dat de dakbedekking vernieuwd moet worden. De kosten hiervan zijn begroot op € 3.750,00 exclusief btw. [gedaagde] heeft de door hem uitgevoerde werkzaamheden in dit project niet hersteld. Ook heeft [gedaagde] de werkzaamheden in de projecten [achternaam 1] , [achternaam 3] , [achternaam 4] en [achternaam 5] niet volledig uitgevoerd. [eiseres] heeft daarom in het project [achternaam 4] zelf bepaalde werkzaamheden uitgevoerd (factuur 00342121 ter hoogte van € 359,98 inclusief btw). Ook heeft [gedaagde] een derde, [onderneming 2] , ingeschakeld om de werkzaamheden in de andere projecten af te maken (factuur 2021-0006 ter hoogte van € 122,69 exclusief btw, factuur 2021-003 ter hoogte van € 1.440,00 exclusief btw en factuur 2021-0005 ter hoogte van € 3.253,76 exclusief btw).
2.6.
Ook schrijft [eiseres] in de brief van 20 januari 2021 dat de volgende facturen door [gedaagde] moeten worden betaald: factuur 00030221 ter hoogte van € 1.724,20 inclusief btw en factuur 00040321 ter hoogte van € 2.899,49 inclusief btw. Op de mondelinge behandeling heeft [eiseres] toegelicht dat deze facturen door haar aan [gedaagde] zijn gestuurd, omdat er iets mis was gegaan in de uitvoering van de werkzaamheden waardoor de materialen opnieuw besteld moesten worden. [gedaagde] heeft deze facturen van in totaal € 4.623,69 niet betaald.
2.7.
Volgens [eiseres] is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. [gedaagde] is in verzuim. [eiseres] heeft de vordering tot nakoming per brief van 29 januari 2021 omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. [eiseres] vindt dat [gedaagde] de openstaande facturen van in totaal € 4.623,69 moet betalen. Ook vindt [eiseres] dat [gedaagde] de herstelkosten van in totaal € 8.926,43 moet betalen en de kosten van het inschakelen van de deskundige ter hoogte van € 520,00.
Wat vindt [gedaagde] ?
2.8.
[gedaagde] is het daar niet mee eens. [gedaagde] betwist de door [eiseres] gevorderde facturen van in totaal € 4.623,69. Deze facturen zijn niet door [eiseres] onderbouwd. [gedaagde] voert aan dat zij geen opdracht aan [eiseres] heeft gegeven om (extra) materialen aan haar te leveren. Voor wat betreft de door [eiseres] gevorderde vervangende schadevergoeding voert [gedaagde] aan dat aan haar geen redelijke termijn is gegeven om de werkzaamheden uit te voeren. Er is daarom geen grondslag voor de schadevergoeding. Bovendien ontbreken de betaalbewijzen van de herstelkosten en van het deskundigenrapport. Ook stelt [gedaagde] dat zij meerwerk heeft verricht. Dit meerwerk heeft [gedaagde] aan [eiseres] gefactureerd. Deze facturen heeft [eiseres] niet betaald. [gedaagde] heeft zijn werkzaamheden opgeschort, omdat [eiseres] aan [gedaagde] had aangegeven deze (meerwerk)facturen niet te betalen.
Wat oordeelt de kantonrechter?
2.9.
De kantonrechter stelt [eiseres] in het gelijk. [eiseres] hoeft de facturen van [gedaagde] niet te betalen. Dat betekent dat [gedaagde] het werk niet mocht opschorten. [gedaagde] had dit werk dus af moeten maken. Dat betekent dat [gedaagde] de herstelkosten en de expertisekosten aan [eiseres] moet betalen. Ook is de kantonrechter van oordeel [gedaagde] de openstaande facturen van [eiseres] moet betalen. Dit wordt hierna uitgelegd.
Waarom hoeft [eiseres] de facturen van [gedaagde] niet te betalen?
2.10.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat tussen partijen voor ieder project een vaste prijsafspraak is gemaakt. [gedaagde] zegt dat zij meerwerk heeft verricht en dat [eiseres] daarom de facturen met nummers 202069, 202071, 202072, 202073, 202074 en 202075 moet betalen.
2.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomst tussen partijen een aannemingsovereenkomst is. De kantonrechter zal dan ook van deze kwalificatie en de daarbij behorende wettelijke regelingen uitgaan. Eén van deze wettelijke regelingen is artikel 7:755 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In artikel 7:755 BW staat het volgende. Als de opdrachtgever toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk wil – meerwerk –, dan kan de aannemer daarvoor een verhoging van de prijs vorderen. De aannemer kan deze prijsverhoging alleen met succes vorderen, als de aannemer de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een uit dit meerwerk voortvloeiende prijsverhoging. Dit is anders als de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Het is aan de aannemer om te stellen en zo nodig te bewijzen dat aan de hiervoor omschreven waarschuwingsplicht is voldaan. Los daarvan zal de aannemer ook moeten aantonen dat aan hem opdracht is gegeven voor het meerwerk.
2.12.
[gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat [eiseres] aan [gedaagde] opdracht heeft gegeven voor het meerwerk en dat zij [eiseres] erop heeft gewezen dat de prijs daardoor zou worden verhoogd. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij – steeds als er meerwerk was – [eiseres] heeft gebeld en vervolgens mondeling akkoord heeft gekregen op het meerwerk. [eiseres] heeft dit betwist. [gedaagde] heeft verder niets in het geding gebracht waaruit kan worden afgeleid dat zij [eiseres] heeft gewezen op het meerwerk en een daaruit voortvloeiende prijsverhoging. Ook heeft [gedaagde] bij de mondelinge behandeling aangegeven dat er niemand bij dit telefoongesprek aanwezig was om dit te kunnen bevestigen. Omdat [eiseres] de stelling van [gedaagde] – dat [eiseres] opdracht tot het meerwerk heeft verstrekt en zij [eiseres] heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging – heeft betwist, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om haar stelling nader te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Daarom zal haar vordering worden afgewezen.
2.13.
Bovendien blijkt uit de door [gedaagde] aan [eiseres] gestuurde facturen met nummer 202069, 202071, 202072, 202073, 202074 en 202075 niet welk meerwerk door [gedaagde] is uitgevoerd, omdat deze facturen – op de facturen met nummer 202075 en 202072 na – niet zijn gespecificeerd. [gedaagde] heeft dan ook onvoldoende onderbouwd welk meerwerk door haar is verricht. Ook is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat [gedaagde] deze meerwerkfacturen pas na de ontvangst van de door [eiseres] aan [gedaagde] verstuurde ingebrekestelling van 20 januari 2021 aan [eiseres] heeft verstuurd, met op deze facturen data gelegen in januari en december 2020. Daarom is ook niet inzichtelijk op welk moment dit meerwerk door [gedaagde] zou zijn uitgevoerd.
2.14.
Omdat de vordering van [gedaagde] zal worden afgewezen, zullen ook de door haar gevorderde wettelijke (handels)rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten worden afgewezen.
Waarom moet [gedaagde] de herstelkosten betalen?
2.15.
Partijen hebben meerdere aannemingsovereenkomsten gesloten, voor elk project één. Tussen partijen is daarbij afgesproken dat [gedaagde] in opdracht van [eiseres] werkzaamheden zou uitvoeren bij de klanten van [eiseres] , namelijk het plaatsen van [.] . [gedaagde] heeft de werkzaamheden in de projecten [achternaam 1] , [achternaam 3] , [achternaam 4] en [achternaam 5] niet afgemaakt. Daarnaast heeft [gedaagde] de werkzaamheden in het project [achternaam 2] gebrekkig uitgevoerd, aldus [eiseres] . [eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] daarom niet heeft gedaan wat zij van [gedaagde] op basis van de tussen partijen gesloten overeenkomsten mocht verwachten. [eiseres] vordert een totaalbedrag van € 8.926,43 aan herstelkosten.
2.16.
[gedaagde] heeft toegegeven dat zij nog (herstel)werkzaamheden moest uitvoeren in de projecten [achternaam 1] , [achternaam 3] , [achternaam 4] en [achternaam 5] . [gedaagde] zegt dat zij deze werkzaamheden niet heeft uitgevoerd, omdat [eiseres] de meerwerkfacturen niet aan haar heeft betaald. Zoals overwogen in rechtsoverweging 2.12 tot en met 2.14 hoeft [eiseres] deze facturen niet aan [gedaagde] te betalen. Dit betekent dat [gedaagde] het werk niet mocht opschorten en dat [gedaagde] het werk af had moeten maken. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan. [gedaagde] heeft daarom niet gedaan wat [eiseres] op basis van de overeenkomsten van haar mocht verwachten.
2.17.
[eiseres] heeft over de werkzaamheden in het project [achternaam 2] gesteld dat [gedaagde] deze niet goed heeft uitgevoerd. [gedaagde] heeft dit betwist en heeft aangevoerd dat zij slechts voor een deel heeft meegewerkt aan dit project. Dit verweer van [gedaagde] slaagt niet. [eiseres] heeft met het in het geding brengen van de facturen van [gedaagde] met nummers 202060 en 202064 in het project [achternaam 2] namelijk voldoende onderbouwd dat [gedaagde] de dakbedekking in het project [achternaam 2] heeft gelegd. Op de factuur met nummer 202060 staat: “materiaal dak bitume dakdoor lood”. Uit de factuur met nummer 202064 kan worden afgeleid dat [gedaagde] een bedrag van € 1.364,80 inclusief btw met als omschrijving: “werkzaamheden” aan [eiseres] heeft gefactureerd. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om inzichtelijk te maken om welke werkzaamheden dit ging. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan. Bovendien schrijft [gedaagde] in haar conclusie van antwoord dat zij het dak zou vervangen met EPDM. [gedaagde] heeft daarom onvoldoende onderbouwd betwist dat zij niet degene is geweest die de dakbedekking heeft gelegd. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat [gedaagde] de dakbedekking heeft aangebracht.
2.18.
[eiseres] heeft, met het in het geding brengen van het rapport van [onderneming 1] , voldoende onderbouwd dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de tussen partijen gesloten overeenkomst in het project [achternaam 2] . In dit rapport staat namelijk:
“(…)
- De bitumen dakbedekking is in verkeerde leg richting aangebracht
– De kwaliteit van het branden is aan de naden te zien onvoldoende of te lang gebrand of te kort gebrand, het vloeien van de naden vertoont onregelmatigheden
– In deze situatie zijn de brandnaden extra gevoelig voor lekkage hierdoor kan de waterdichtheid niet gegarandeerd worden
– Er zijn stukken dakbedekking ingebrand (andere kwaliteit) ipv maximale volledige banen hiervoor meer naden, meer kans op lekkages.
– De minimale opstand dakrand en verkeerd uitgevoerde indekking is bij hevige regenval lekkage gevoelig
Conclusie;
  • De bitummen dakbedekking is niet aangebracht volgens de verwerkings voorschriften en voorschriften leverancier
  • De dak opstand had verhoogd kunnen worden”.
Hieruit volgt dat de dakbedekking niet is aangebracht zoals is voorgeschreven. Omdat de conclusies uit het rapport niet door [gedaagde] zijn betwist, gaat de kantonrechter uit van de juistheid hiervan. [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat zij niet aansprakelijk is voor eventuele fouten die gemaakt zijn bij de verhoging van de dakrand, omdat zij deze opdracht van [eiseres] heeft gekregen. Dit verweer slaagt niet. Het enkele feit dat [eiseres] aan [gedaagde] de opdracht heeft gegeven tot het verhogen van de dakrand, maakt niet dat [eiseres] om die reden aansprakelijk is voor constructiefouten. [gedaagde] is namelijk de uitvoerder van de opdracht en moet er voor zorgen dat dit naar behoren gebeurt.
2.19.
Volgens artikel 6:87 BW kan [eiseres] alleen aanspraak maken op schadevergoeding als [gedaagde] in verzuim is. In artikel 6:82 lid 1 BW staat wanneer verzuim ontstaat. Voor het ontstaan van verzuim is vereist dat een schuldenaar door middel van een schriftelijke aanmaning in gebreke wordt gesteld. In deze aanmaning moet aan de schuldenaar een redelijke termijn worden gegeven voor nakoming. Als de schuldenaar binnen deze termijn niet nakomt, dan ontstaat verzuim. In artikel 6:83 sub c BW is bepaald dat het verzuim ook zonder ingebrekestelling kan ontstaan. Dit is het geval als de schuldeiser, in dit geval [eiseres] , uit een mededeling van de schuldenaar, in dit geval [gedaagde] , moet afleiden dat de schuldenaar de overeenkomst niet zal nakomen.
2.20.
Naar het oordeel van de kantonrechter mocht [eiseres] haar vordering tot nakoming omzetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding. [eiseres] wil dus niet langer dat [gedaagde] het werk alsnog herstelt of afmaakt, maar wil in plaats daarvan een schadevergoeding in geld om het werk door iemand anders te laten herstellen of afmaken. Het verweer van [gedaagde] dat aan haar geen redelijke termijn is gegeven om de werkzaamheden uit te voeren slaagt niet. [gedaagde] heeft namelijk per e-mail van 23 januari 2021 aan [eiseres] aangegeven dat zij de (herstel)werkzaamheden pas zou uitvoeren nadat [eiseres] de meerwerkfacturen aan haar zou betalen. [eiseres] mocht uit deze mededeling van [gedaagde] dan ook afleiden dat [gedaagde] in de nakoming van de verbintenis tekort zou schieten. [eiseres] heeft immers aan [gedaagde] aangegeven dat zij deze meerwerkfacturen betwist, zodat het voor [gedaagde] duidelijk was dat [eiseres] deze facturen niet zou betalen. [gedaagde] is dan ook in verzuim geraakt, zodat [eiseres] haar vordering tot nakoming mocht omzetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding in de zin van artikel 6:87 BW.
2.21.
De vervangende schadevergoeding zorgt ervoor dat [eiseres] de werkzaamheden die [gedaagde] niet of niet goed heeft uitgevoerd kan (laten) uitvoeren (door een derde).
2.22.
Omdat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de herstelkosten genoemd in de factuur 2021-0006 van [onderneming 2] van € 122,69 exclusief btw, factuur 2021-003 van [onderneming 2] van € 1.440,00 exclusief btw, factuur 2021-0005 van [onderneming 2] van € 3.253,76 exclusief btw en factuur 00342121 van [eiseres] van € 359,98 inclusief btw zal de vordering tot betaling van deze herstelkosten worden toegewezen. Het verweer van [gedaagde] dat deze herstelkosten niet kunnen worden toegewezen, omdat de betaalbewijzen van deze herstelkosten ontbreken, maken dit oordeel niet anders. Deze herstelkosten zijn namelijk door [eiseres] voldoende onderbouwd door middel van het in het geding brengen van de facturen. Het is voor de toewijzing van deze kosten niet vereist dat [eiseres] ook de betaalbewijzen hiervan in het geding brengt.
2.23.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] ook de door [eiseres] gevorderde herstelkosten in het project [achternaam 2] ter hoogte van € 3.750,00 aan [eiseres] moet betalen. De hoogte van deze herstelkosten zijn door [eiseres] voldoende onderbouwd door het in het geding brengen van het rapport van [onderneming 1] . Hierin worden de kosten voor het vernieuwen van de gehele dakbedekking en het verhogen van de gehele dakrand namelijk begroot op € 3.750,00. De hoogte van deze kosten wordt door [gedaagde] niet betwist.
Waarom moet [gedaagde] de expertisekosten betalen?
2.24.
[eiseres] vordert een bedrag van € 520,00 aan expertisekosten. Om dit bedrag te kunnen toewijzen, moet het redelijk zijn om in verband met het onderzoek naar de mogelijke gevolgen van een gebeurtenis – in dit geval de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden – deskundige bijstand in te roepen. Ook moeten de expertisekosten redelijk zijn (volgens HR 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7423, NJ 2005/50).
2.25.
Zoals hiervoor is overwogen, had [gedaagde] de dakbedekking in het project [achternaam 2] niet goed aangelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter is het daarom redelijk geweest dat [eiseres] [onderneming 1] heeft ingeschakeld om de deugdelijkheid van het werk van [gedaagde] te beoordelen. [gedaagde] heeft daartegen geen verweer gevoerd. Daarom zijn de door [eiseres] gemaakte kosten van het inschakelen van [onderneming 1] niet onnodig gemaakt. Ook heeft [gedaagde] de redelijkheid van de hoogte van deze kosten niet betwist. De kantonrechter ziet geen reden om te oordelen dat de hoogte van deze kosten niet redelijk is. De vordering van [eiseres] om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 520,00 zal dan ook worden toegewezen. Het verweer van [gedaagde] dat het betaalbewijs van deze kosten ontbreekt, maakt dit niet anders. [eiseres] heeft namelijk de hoogte van deze expertisekosten voldoende onderbouwd door het in het geding brengen van de factuur en het aan haar opgeleverde rapport. Het enkele feit dat [gedaagde] niet de mogelijkheid heeft gekregen om bij dit onderzoek aanwezig te zijn, maakt niet dat deze kosten niet toewijsbaar zijn.
Waarom moet [gedaagde] de facturen van [eiseres] betalen?
2.26.
Op 23 januari 2021 heeft [gedaagde] aan [eiseres] een e-mail gestuurd. In deze e-mail staat het volgende:
“(…) De facturen die jullie nog hebben open staan naar mij toe is vele male minder dan dat mijn facturen zijn deze mogen verrekend worden met mij totaal bedrag. Dat komt er op neer dat er € 4623,69 van het totaal bedrag mag worden verrekend. Dan blijft er nog een bedrag open staan van 16.878,01 euro. Als deze betaling volledig is gedaan dan zal ik mijn werkzaamheden die er nog zijn afmaken. (…)”Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] met deze e-mail de facturen van [eiseres] met een totaalbedrag van € 4.623,69 erkend. [gedaagde] schrijft in deze e-mail namelijk aan dat dit bedrag van € 4.623,69 mag worden verrekend met dat wat [eiseres] nog aan [gedaagde] moet betalen. Het verweer van [gedaagde] dat deze e-mail moet worden gelezen als een voorstel van [gedaagde] aan [eiseres] om te komen tot een oplossing, slaagt niet. Uit deze e-mail kan namelijk niet worden afgeleid dat de mededeling van [gedaagde] over de verrekening van de facturen alleen is bedoeld als een voorstel om te komen tot een oplossing. Door [gedaagde] wordt bij conclusie van antwoord gesteld dat zij het met deze facturen oneens is en dat het voor haar niet duidelijk is waar deze facturen betrekking op hebben. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om dit in deze e-mail te noemen en hierover duidelijkheid te vragen aan [eiseres] . Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [gedaagde] de facturen van [eiseres] moet betalen.
Wettelijke (handels)rente
2.27.
De door [eiseres] gevorderde wettelijke handelsrente over € 4.623,69 zal, omdat dit op de wet is gegrond en niet door [gedaagde] is betwist, worden toegewezen vanaf de vervaldatum van de facturen tot aan de dag van algehele betaling. De door [eiseres] gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen over € 9.446,43 vanaf 3 september 2021 tot de dag van algehele betaling.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.28.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 910,50. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is lager dan het in het Besluit bepaalde tarief. Door deze afwijking is [gedaagde] echter niet in haar belangen geschaad. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden daarom slechts toegewezen tot het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten.
Wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten
2.29.
[eiseres] vordert tevens wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld of gebleken is echter dat [eiseres] deze kosten al daadwerkelijk aan haar gemachtigde heeft betaald. Ook is niet gesteld of gebleken dat [eiseres] met de betaling van deze kosten in verzuim verkeert en daarom vermogensschade heeft geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal daarom niet worden toegewezen.
Proceskosten
2.30.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 103,38
- griffierecht € 1.013,00
- salaris gemachtigde €
1.119,00(3 punten x tarief € 373,00)
Totaal € 2.235,38

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie en in reconventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 14.980,62, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.623,69 vanaf de vervaldatum van de facturen tot de dag van algehele betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.446,43 vanaf 3 september 2021 tot de dag van algehele betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.235,38;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2022.