ECLI:NL:RBMNE:2022:694

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3042
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, die als verkoopster in een kledingzaak werkte, zich op 14 februari 2019 ziekgemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Op 11 februari 2021, na het verstrijken van de wachttijd, heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd. De verzekeringsarts heeft beperkingen vastgesteld en een arbeidsdeskundige concludeerde dat eiseres in drie voorbeeldfuncties kon werken, wat leidde tot de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het primaire besluit van 18 januari 2021 om de WIA-aanvraag af te wijzen werd door verweerder gehandhaafd in het bestreden besluit van 10 juni 2021, ondanks het bezwaar van eiseres.

Eiseres heeft beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij zij aanvoerde dat haar medische klachten niet correct waren beoordeeld en dat zij meer beperkingen had dan door verweerder werd aangenomen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de rapporten geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiseres moest bewijzen dat de medische beoordeling onjuist was, wat zij niet kon onderbouwen met nieuwe medische gegevens.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht was, omdat eiseres niet voldeed aan de vereiste arbeidsongeschiktheid van ten minste 35%. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.W.A. Schimmel op 11 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 3042

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] eiseres

(gemachtigde: mw. mr. L.E. Roberts-Hafkamp)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mw. Y. Huisman).

Inleiding

1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als verkoopster in een kledingzaak. Op 14 februari 2019 heeft zij zich ziekgemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Eiseres heeft per einde wachttijd (11 februari 2021) een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (wet WIA) aangevraagd.
2. In het kader van de WIA-aanvraag van eiseres heeft de verzekeringsarts beperkingen ten aanzien van arbeid vastgesteld die zijn opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Aan de hand van deze FML heeft een arbeidsdeskundige geconcludeerd dat eiseres in een drietal voorbeeldfuncties kan werken, waardoor zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 18 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder vervolgens de WIA-aanvraag van eiseres afgewezen.
3. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in dat verband geoordeeld dat er medische redenen zijn om meer beperkingen voor eiseres aan te nemen, en heeft een nieuwe FML opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens geconcludeerd dat eiseres ook op basis van deze nieuwe FML nog steeds in drie voorbeeldfuncties kan werken, waardoor zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. In het besluit van 10 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de afwijzing van de WIA-aanvraag gehandhaafd.
4. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op de zitting van 13 januari 2022. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar echtgenoot, de heer [A] . De gemachtigde van verweerder heeft deelgenomen via een Skype-verbinding.

Het geschil

5. Eiseres vindt dat zij vanwege haar medische klachten geen hele dagen kan werken. Zij vindt dat zij per 11 februari 2021 méér beperkt is dan waar verweerder van uitgaat. Verweerder blijft bij het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

6. Op grond van de wet WIA bestaat slechts recht op een WIA-uitkering bij een arbeidsongeschiktheid van tenminste 35%. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht beoordelen of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht op minder dan 35% heeft vastgesteld. Het gaat daarbij om de medische toestand van eiseres op 11 februari 2021.
7. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits die rapporten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan die zorgvuldigheidseisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
8. Eiseres heeft beroepsgronden aangevoerd die zowel zien op de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek als op de juistheid van de medische beoordeling. Ook keert eiseres zich tegen de arbeidskundige beoordeling. Deze beroepsgronden zal de rechtbank hierna achtereenvolgens behandelen.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest?
9. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat haar WIA-aanvraag is afgewezen voordat haar medische behandeling volledig afgerond was. De rechtbank begrijpt dit zo, dat het medisch onderzoek volgens eiseres onzorgvuldig is geweest omdat daarin niet is meegenomen dat eiseres in verband met haar gezondheidsklachten nog een operatie zal ondergaan, dan wel dat daar niet op is gewacht.
10. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het gaat in deze zaak om de belastbaarheid van eiseres op 11 februari 2021. Het valt niet in te zien dat een latere, nog te plannen operatie daarop van invloed kan zijn, en dat is door eiseres ook niet toegelicht. De gezondheidsklachten waar de operatie op ziet zijn door de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook expliciet meegenomen in haar beoordeling. Op basis daarvan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook een aantal aanvullende beperkingen aangenomen.
11. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Eiseres stelt nog dat haar WIA-aanvraag is afgewezen zonder dat zij door de verzekeringsartsen zou zijn gezien of gesproken. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. De primaire verzekeringsarts heeft immers kennis genomen van het medisch dossier van eiseres en heeft eiseres gezien op spreekuur. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het kader van haar onderzoek het dossier bestudeerd, kennis genomen van het (aanvullend) bezwaarschrift en eiseres en haar echtgenoot gesproken tijdens de hoorzitting.
Is de medische beoordeling juist geweest?
12. Eiseres voert verder aan dat haar beperkingen zijn onderschat. Zij stelt dat zij voor haar psychische klachten inmiddels is doorverwezen naar een psycholoog. Volgens eiseres kleurt die ontwikkeling ook de psychische klachten op de datum in geding, 11 februari 2021. Ook is volgens eiseres in de FML onvoldoende meegenomen dat als gevolg van haar aandrangklachten het benodigde toiletbezoek frequenter kan zijn en ook meer tijd kost dan bij een werknemer zonder gezondheidsklachten. Volgens eiseres maakt de combinatie van deze klachten dat zij veel minder energie heeft en (mede vanwege het frequentere toiletbezoek) verminderd beschikbaar is. Eiseres vindt dat daarom ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen.
13. De rechtbank volgt eiseres niet in dat standpunt. Voor wat betreft de psychische klachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconstateerd dat er geen aanwijzingen zijn voor wezenlijke verschillen met het beeld, beschreven ten tijde van het psychiatrisch onderzoek door Psyon in mei 2018. Daarbij zijn, naast de slaapproblematiek, geen stoornissen in de cognitieve functies en geen duidelijke depressieve kenmerken of equivalenten van angst vastgesteld. Verder is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep al rekening gehouden met de aanhoudende slaapproblematiek door de aangenomen beperking ten aanzien van werktijden. Dat eiseres inmiddels is doorverwezen naar een psycholoog, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat haar psychische klachten op de datum in geding zouden zijn onderschat.
14. Voor wat betreft de aandrangklachten heeft eiseres ter zitting nader toegelicht dat zij ongeveer elk half uur gebruik moet kunnen maken van het toilet. Bovendien brengen de klachten van eiseres mee dat er ook de mogelijkheid moet zijn om te verschonen, hetgeen tijd kost.
15. De rechtbank onderkent dat het noodzakelijke toiletbezoek gelet op de gezondheidsklachten van eiseres frequenter is en mogelijk ook meer tijd kost dan bij een werknemer zonder gezondheidsklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gelet op de aandrangklachten van eiseres als aanvullende beperking in de FML aangenomen dat er een toilet in de nabijheid van het werk dient te zijn. Uit hetgeen eiseres heeft aangevoerd blijkt niet dat dit onvoldoende tegemoet komt aan haar aandrangklachten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep met die aanvullende beperking dan ook voldoende rekening gehouden met de door eiseres beschreven aandrangklachten.
16. Voor wat betreft de gevraagde urenbeperking volgt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat daarvoor pas plaats is als met het stellen van andere beperkingen niet voldoende aan de verminderde mogelijkheden tegemoet kan worden gekomen. [1] De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft blijkens het voorgaande geconcludeerd dat met de gestelde beperkingen voldoende rekening is gehouden met de psychische klachten en de aandrangklachten van eiseres. Dat dit ten onrechte zou zijn, heeft eiseres niet met nieuwe medische gegevens onderbouwd. Anders dan eiseres stelt is die conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gelet op het voorgaande ook voldoende gemotiveerd.
Is de arbeidskundige beoordeling juist geweest?
17. Eiseres voert aan dat bij de duiding van de functie van productiemedewerker door de arbeidsdeskundige onvoldoende rekening is gehouden met de beperking dat eiseres bij aandrang onmiddellijk naar het toilet moet kunnen gaan. Productiewerk wordt in een hal gedaan, en niet iedere werkplek zal pal naast een toilet zijn, zo stelt eiseres.
18. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals door de gemachtigde van verweerder ter zitting is aangegeven betreft het hier geen lopende band functie, en is het geen probleem om het werk in verband met toiletbezoek stil te leggen. Bovendien ontbreekt het eiseres ook aan belang bij deze beroepsgrond, nu er geen soortgelijke gronden zijn gericht tegen de overige geduide functies. Als alleen de functie van productiemedewerker zou afvallen, dan zou het arbeidsongeschiktheidspercentage op basis van de overige (aanvullend) geduide functies nog steeds minder dan 35% zijn.
Conclusie en gevolgen
19. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en verweerder terecht de WIA-aanvraag heeft afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Fagel, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 11 februari 2022. De beslissing zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld CRvB 22 juni 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BA9147.