ECLI:NL:RBMNE:2022:694
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft eiseres, die als verkoopster in een kledingzaak werkte, zich op 14 februari 2019 ziekgemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Op 11 februari 2021, na het verstrijken van de wachttijd, heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd. De verzekeringsarts heeft beperkingen vastgesteld en een arbeidsdeskundige concludeerde dat eiseres in drie voorbeeldfuncties kon werken, wat leidde tot de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het primaire besluit van 18 januari 2021 om de WIA-aanvraag af te wijzen werd door verweerder gehandhaafd in het bestreden besluit van 10 juni 2021, ondanks het bezwaar van eiseres.
Eiseres heeft beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij zij aanvoerde dat haar medische klachten niet correct waren beoordeeld en dat zij meer beperkingen had dan door verweerder werd aangenomen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de rapporten geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiseres moest bewijzen dat de medische beoordeling onjuist was, wat zij niet kon onderbouwen met nieuwe medische gegevens.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht was, omdat eiseres niet voldeed aan de vereiste arbeidsongeschiktheid van ten minste 35%. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.W.A. Schimmel op 11 februari 2022.